ECLI:NL:RBLIM:2024:360

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
03.025343.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot zware mishandeling en mishandeling met wapenbezit

Op 26 januari 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een poging tot zware mishandeling, mishandeling en het voorhanden hebben van een gasdrukwapen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 24 januari 2023, waarbij de verdachte samen met een onbekende medeverdachte de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], in hun woning heeft aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte zich als postbezorgers hebben voorgedaan om toegang te krijgen tot de woning van de slachtoffers. Tijdens de aanval heeft de verdachte [slachtoffer 1] met een mes en vuisten geslagen, terwijl [slachtoffer 2] ook werd mishandeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Bij de veroordeling zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een verbod op drugs en alcohol. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit van zware mishandeling, omdat het letsel van [slachtoffer 1] niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft wel de subsidiaire tenlastelegging van mishandeling en het voorhanden hebben van een wapen bewezen verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.025343.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.H.A. Horsch, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 januari 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij zijn op de zitting gehoord mr. Franssen en mr. Cinar. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:samen met een ander op 24 januari 2023 [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht dan wel samen met een ander dat heeft geprobeerd dan wel samen met een ander [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
Feit 2:samen met een ander op 24 januari 2023 [slachtoffer 1] met geweld heeft gedwongen [naam] met rust te laten;
Feit 3:samen met een ander op 24 januari 2023 heeft geprobeerd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel samen met een ander [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
Feit 4:op 25 januari 2023 een gasdrukwapen in zijn bezit heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 en 3 acht de officier van justitie de primair ten laste gelegde varianten wettig en overtuigend bewezen. Daartoe heeft hij onder meer verwezen naar de aangiftes van vader en zoon [slachtoffers] , de foto’s van het letsel van de vader zoals in het dossier opgenomen en de aangetroffen DNA-sporen. De bewezenverklaring van feit 2 en 4 volgt onder andere uit de bekennende verklaring van de verdachte hieromtrent.
De officier van justitie acht het (primair ten laste gelegde) toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan vader [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen, omdat de littekens die vader [slachtoffer 1] heeft overgehouden aan de sneden op zijn hoofd tot op de dag van vandaag zichtbaar zijn. Hij is behandeld in het ziekenhuis voor het opgelopen letsel. Onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad brengt de officier van justitie naar voren dat het hier om littekens gaat die dermate ontsierend zijn, dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Er is bovendien sprake van medeplegen, nu de verdachte een (onbekend gebleven) persoon heeft gevraagd om mee te gaan naar de woning van [slachtoffer 1] om hem aan te spreken op zijn (vermeende) gedrag. Zij hebben onderweg in de auto besproken hoe ze het zouden gaan aanpakken en hebben samen besloten zich als postbezorgers voor te doen, om zich zo toegang tot de woning te verschaffen. De verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij voorafgaand aan de feiten, in de auto, gezien had dat die onbekende persoon een mes bij zich droeg. Dit alles duidt op een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de onbekend gebleven persoon bij feit 1. Dat geldt ook voor feit 3.
Uiteindelijk heeft de zoon geen daadwerkelijk zwaar lichamelijk letsel opgelopen dus dit levert volgens de officier van justitie daarom een poging op tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten 1 en 3. Daartoe voert de raadsman aan dat om te kunnen spreken van zwaar lichamelijk letsel moet worden gekeken naar de aard van het letsel, de aard van het benodigde ingrijpen en het uitzicht op herstel. Bij littekens is van belang wat de uiterlijke kenmerken hiervan zijn, de ernst van het litteken en in hoeverre het litteken het lichaam ontsiert. Ook is van belang of er nog pijnklachten zijn. In het onderhavige geval is het slachtoffer naar het ziekenhuis moeten gaan, waar de wonden op zijn hoofd zijn geplakt. De verwondingen zijn inmiddels grotendeels hersteld. De littekens op het hoofd van vader [slachtoffer 1] zijn niet bijzonder opvallend. Gelet op de geringe mate waarop zij het hoofd ontsieren is er geen sprake van zwaar lichamelijk letsel en moet de verdachte worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde onder feit 1.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling van vader [slachtoffer 1] refereert de raadsman zich grotendeels aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman verzoekt de rechtbank wel de verdachte partieel vrij te spreken. De verdachte verklaart immers snijdende bewegingen te hebben gemaakt, echter geen stekende bewegingen. Van dit onderdeel van de tenlastelegging dient de verdachte dan ook te worden vrijgesproken.
Betreffende feit 3 kan op de eerste plaats niet worden vastgesteld dat de verdachte vol opzet had op de mishandeling van de zoon. Er zou dan dus sprake moeten zijn van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Kijkend naar de handelingen die zijn beschreven in de tenlastelegging kan er geen sprake zijn geweest van het bewust aanvaarden van de kans op zwaar lichamelijk letsel. Er is een mes tegen de keel gezet en de zoon heeft een klap gekregen. Dit levert geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op en dus moet de verdachte worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde onder feit 3. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Wat betreft de feiten 2 en 4 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De bewijsmiddelen
[slachtoffer 1] deed aangifte van zware mishandeling en verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende: [2]
Vanavond, dinsdag 24 januari 2023, bevond ik mij tussen 17:00-18:00 uur thuis. Ik was thuis samen met mijn zoon [slachtoffer 2] . Ik ben woonachtig op de [adres 1] Brunssum. Op enig moment ging de intercom. Ik nam op en hoorde een stem zeggen dat er post was. Ik drukte op de knop van de intercom waardoor de centrale toegangsdeur geopend werd. Ik bleef in de woonkamer en [slachtoffer 2] liep naar de voordeur. Opeens hoorde ik [slachtoffer 2] zeggen 'Sla me niet'. Toen ik dit hoorde wilde ik naar mijn zoon. Ik liep door de woonkamer de gang op. Aan het begin van de gang kwam er opeens een man op mij afgerend welke een mes vasthad in zijn rechterhand.
Deze man begon direct op mij in te slaan met zijn vuisten en het mes. Ik zag dat hij met het mes slaande bewegingen maakte in mijn richting. Ik probeerde het met mijn handen af te weren. Ik voelde pijnsteken op mijn hoofd en aan mijn handen. Ik werd naar achteren gedreven en viel op de grond in één hoek van de woonkamer. Terwijl ik op de grond lag bleef de man op mij inslaan en trappen. Ik voelde met name door de trappen op mijn lichaam pijnsteken in de zijkant, bij mijn ribben. De man zei tegen mij dat hij de nieuwe vriend van [naam] is. [naam] is mijn ex-vriendin.
De man die mij flink aan het doorlaten was zei dat hij [verdachte] heette. Terwijl hij mij aan het mishandelen was riep hij de hele tijd dat ik moest zeggen dat ik [naam] met rust zou laten. Hij zette het mes op mijn keel en begon dit aan te duwen. Ik probeerde met mijn handen het mes weg te krijgen van mijn keel. Op enig moment liep deze [verdachte] weg terwijl ik in de hoek lag. Ik zag hem terug komen met een fles Captain Morgan in zijn hand. Deze [verdachte] liep op mij af en schonk de inhoud van de fles over mijn hoofd. Dit begon direct op mijn hoofd te branden.
Ik weet niet meer wanneer precies tijdens de hele mishandeling maar ik kreeg mee dat er nog een tweede dader was die met mijn zoon in de keuken stond. Ik kon hun niet zien vanwege een aanwezige muur tussen de woonkamer en de keuken. Ik kon mijn zoon en deze persoon wel horen. Ik riep nog naar hem stop ermee hij is een kind van 15 jaar. Deze tweede dader kwam ook op een gegeven moment de woonkamer in. Hij trapte en sloeg ook op mij in terwijl ik op de grond lag. Er was een moment dat de beide daders eigenlijk een beetje op en neer tussen de woonkamer en de keuken liepen.
Het mes wat dader 1 ( [verdachte] ) vasthad kan ik als volgt omschrijven:
- Rambo mes
- Voorzien van kartels.
- Onbekend van welk materieel het handvat gemaakt was.
- lengte handvat en lemmet in totaal ongeveer 40 cm.
Als ik moet schatten hebben ze wel 30 keer op mij ingeslagen en geschopt. Ook dus met het mes hebben ze ingeslagen. Ook heeft dader 1 ( [verdachte] ) mij tijdens de mishandeling met een telefoon gefilmd. Ik moest van hem in de camera zeggen dat hij [verdachte] heet, dat ik [naam] met rust zou laten en dat ik uit de buurt van [naam] zou blijven. Hij waarschuwde mij als er iets zou gebeuren zou hij mij afsteken. Hij zei ook dat zijn ouders op 500 meter van [naam] af wonen.
[slachtoffer 2] deed aangifte van mishandeling en verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende: [3]
Op 24 januari 2023, omstreeks 17.30 uur, bevond ik mij op de [adres 1] bij mijn vader thuis. Omstreeks 17.30 uur werd er aangebeld. Mijn vader pakte de hoorn op van de intercom. Nadat hij opgenomen had zei mijn vader dat er post was. Ik liep naar de voordeur en opende de deur om de post in ontvangst te nemen. Ik zag dat er twee mannen de hal in kwamen lopen. Ik zag meteen dat dit geen postbezorgers waren.
Ik riep naar de mannen en vroeg wat er aan de hand was. Ik zag dat, nadat ik dit vroeg, de mannen op mij af renden. Ik probeerde de deur dicht te doen. Dit lukte mij niet, want een van de verdachten trapte tegen de deur aan. Hierdoor vloog de deur open. Verdachte 1 rende direct langs mij af richting de woonkamer waar mijn vader was.
Verdachte 2 pakte mij met zijn linkerhand bij mijn keel beet en kneep in mijn keel. Hierdoor kreeg ik geen lucht meer. Ik zag dat verdachte 2 met zijn rechterhand in de binnenzak van zijn jas greep. Ik zag dat hij vervolgens een krom mes tevoorschijn haalde. Ik kan het mes als volgt omschrijven:
- krom mes
- krom handvat
Ik zag dat hij dat mes tegen mijn keel aanzette. Tussendoor schelde verdachte 2 erg veel. Ik hoorde dat hij zei: "Laat [naam] met rust."
Hierna trok verdachte 2 mij aan mijn kleding mee naar de keuken. Hij had mijn keel nog altijd vast en ik snakte nog steeds naar adem. Terwijl verdachte 2 mij naar de keuken trok, kon ik heel even mijn vader in de woonkamer zien. Ik zag dat verdachte 1 mijn vader sloeg. Ik zag dat verdachte 1 een groot, breed mes in zijn hand had.
Verdachte 2 duwde mij tegen een kast aan waar het servies in staat. Hierna pakte hij mij weer bij mijn keel beet. Ongeveer gelijktijdig drukte hij weer het mes tegen mijn keel. Ik kon weer geen adem halen omdat hij mijn keel dichtkneep.
Hierna liet verdachte 2 mij los en ik zag dat hij het mes terug in zijn zak stopte. Hierna sloeg verdachte 2 op mij in met zijn vuisten. Ik kon de slagen succesvol afwenden met mijn armen. Het opvangen van de slagen met mijn armen deed zeer. Door een specifieke klap met zijn linker vuist richting mijn gezicht, die ik afweerde met mijn rechterarm, kwam ik door de kracht van de slag met de linkerzijde van mijn hoofd tegen de afzuigkap van de keuken aan. Door deze klap kwam er bloed uit mijn linker oor.
Op enig moment was verdachte 2 klaar met mij. Ik zag dat verdachte 2 richting de woonkamer liep waar mijn vader en verdachte 1 was. Ik hoorde dat verdachte 2 zei dat ik moest blijven zitten in de keuken en dat ik mijn bek moest houden. Ik ben toen gaan zitten in de keuken en ik heb mijn mond gehouden.
Ik hoorde mijn vader roepen dat ze moesten stoppen. Ik hoorde de 2 verdachten schelden en ik hoorde dat de 2 verdachten het weer over [naam] hadden. Ik denk dat de twee verdachten ongeveer 5 à 6 minuten met mijn vader bezig zijn geweest.
In de woonkamer zag ik mijn vader liggen in de hoek van de kamer tussen de balkondeur en het raam. Ik zag dat mijn vader volledig onder het bloed zat. Ik hoorde dat hij zei dat hij last had van zijn ribben.
Verbalisanten die op 24 januari 2023 in Brunssum doende waren met de incidentenafhandeling zijn bij de woning van [slachtoffer 1] langsgegaan. Zij hebben daarover – zakelijk weergegeven en voor zover relevant – het volgende gerelateerd: [4]
Wij hoorden [slachtoffer 1] zeggen dat hij zag dat deze man op hem af kwam lopen met een groot rambomes. Wij hoorden hem zeggen dat hij in een hoek van de woonkamer werd gedrukt en met het rambomes in zijn hoofd bij zijn schedel gesneden werd. Wij hoorden hem zeggen dat hij het rambomes met zijn handen probeerde af te weren, waardoor hij ook sneeën in zijn handen had. Wij hoorden hem zeggen dat hij vervolgens geslagen werd met een broekriem. Dit bleek achteraf zijn eigen broekriem te zijn. Vervolgens werd hij gestampt met kistjes (hoge schoenen) in zijn ribben.
De woning van de verdachte is op 25 januari 2023 doorzocht. Verbalisanten hebben daarover – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd: [5]
Op woensdag 25 januari 2023 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in een woning gelegen aan de, [adres 2] Heerlen.
Het volgende werd inbeslaggenomen:
- Een vuurwapengelijkend voorwerp (trapkast benedenverdieping).
Een verbalisant heeft onderzoek gedaan naar het aangetroffen op een vuurwapengelijkend voorwerp en heeft daarover – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd: [6]
Het in beslag genomen voorwerp betreft een nabootsing van een pistool dat voor wat vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoond met een bestaan vuurwapen namelijk een pistool van het merk Walther, type PPK/S.
De in beslag genomen nabootsing van een vuurwapen is niet voorzien van een CE keurmerk en valt derhalve niet onder de Speelgoedrichtlijn van het Europese Parlement (2009/48/EG). Er werd aan mij verbalisant ook geen verpakking of label door de verdachte ter beschikking gesteld waaruit zou blijken dat de in beslaggenomen nabootsing van een vuurwapen onder de Speelgoedrichtlijn van het Europese Parlement valt.
Het in beslag genomen voorwerp is een qua vorm en afmeting sprekende gelijkenis met een echt vuurwapen als bedoeld in artikel 3 onder a van de Regeling wapens en munitie. Derhalve is dit inbeslaggenomen voorwerp een wapen in de zin van artikel 2, lid 1 Categorie I sub 7 van de Wet Wapens en Munitie, gelet op artikel 3 onder a van de regeling Wapens en Munitie.
Op 30 maart 2023 heeft de verdachte bij de politie – zakelijk weergegeven en voor zover relevant – het volgende verklaard: [7]
V Vraag
A Antwoord verdachte
O Opmerking(en) verbalisant(en)
O: In je woning werd een vuurwapen aangetroffen en inbeslaggenomen, na onderzoek bleek dat dit een gasdrukwapen te zijn dat niet van echt te onderscheiden was.
V: Waarom ben je in bezit van dit wapen en weet je dat dit strafbaar is?
A: Dit is een CO2, luchtdrukpistool. Dit heb ik al zeker 10 jaar in de kast.
Ter terechtzitting d.d. 12 januari 2024 heeft de verdachte op vragen van de rechters – zakelijk weergegeven en voor zover relevant – het volgende verklaard:
“De vriend met wie ik die dag was heeft mij in de auto, op weg naar de woning van [slachtoffer 1] , laten zien dat hij een mes bij zich had. Ik heb dat mes toen van hem gepakt zodat ik mezelf zou kunnen verdediging tegen [slachtoffer 1] . Ik heb deze vriend opgejut om met mij mee te komen zodat ik niet alleen was. Hij moest mij helpen. Hij was ook mee naar binnen gekomen bij [naam] , heeft haar verhaal toen gehoord en heeft ook gezien hoezeer zij en haar kinderen in paniek waren. Ik vond dat ik [slachtoffer 1] een lesje moest leren. Die vriend en ik hebben onderweg in de auto besproken hoe we het zouden doen. We hadden afgesproken dat hij voorop zou gaan. De rest is bekend.”
De bewijsoverwegingen
Overwegingen met betrekking tot feit 1 (vrijspraak zware mishandeling)
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] . Om die vraag te beantwoorden zal de rechtbank eerst het letsel dat [slachtoffer 1] heeft opgelopen moeten beoordelen. Meer specifiek gaat het dan om de vraag of dat letsel als zwaar lichamelijk letsel dient te worden aangemerkt. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat als algemene uitgangspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, in elk geval kunnen worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. In voorkomende gevallen kan in de beoordeling voorts worden betrokken of er nog al dan niet blijvende restschade/letsel aanwezig is, in het bijzonder in de vorm van één of meerdere littekens. Daarbij kunnen van belang zijn het uiterlijk en de ernst van het litteken en daarmee samenhangend de mate waarin dat litteken het lichaam ontsiert, en eventueel of in verband met dat litteken – langdurige en/of blijvende – pijnklachten (hebben) bestaan.
De rechtbank stelt op grond van de zich in het dossier bevindende medische informatie betreffende de aangever het volgende vast.
Uit de forensisch medische letselrapportage van 10 maart 2023 volgt dat bij [slachtoffer 1] op 2 februari 2023 meerdere snijverwondingen op de schedel en aan de linkerhand, kras- en schaafwonden op zijn borst, schouder en rug en bloeduitstortingen van de linkerschouder en het linker bovenbeen werd waargenomen. De letsels op zijn schedel werden geplakt. De verwachte genezingsduur bedraagt 6-8 weken. Er zijn geen blijvende beperkingen te verwachten. Na genezing van de snijwonden kunnen wel littekens achterblijven.
Op door de (voormalig) gemachtigde van [slachtoffer 1] per e-mail d.d. 11 januari 2024 toegezonden foto’s heeft de rechtbank meerdere littekens op een hand en het hoofd van [slachtoffer 1] waargenomen.
De rechtbank is van oordeel dat de littekens op de foto’s thans weliswaar nog zichtbaar zijn, maar – gelet op het uiterlijk en de ernst van de littekens, de geringe mate waarin de littekens naar het oordeel van de rechtbank de schedel ontsieren, de beperkte aard van de noodzakelijke medische behandeling (het plakken van de letsels op de schedel) en de relatief beperkte genezingsduur, alsook het ontbreken van informatie over in verband met de littekens bestaande (langdurige en/of blijvende) pijnklachten - niet kunnen worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 302 juncto artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht.
Omdat de rechtbank van oordeel is dat het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd, dient de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken. De rechtbank acht wel het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Overwegingen met betrekking tot feit 2
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Overwegingen met betrekking tot feit 3 (vrijspraak poging zware mishandeling)
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 2] . Niet bewezen kan worden dat de verdachten de bedoeling hebben gehad, in de zin van boos opzet, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] .
Voor een bewezenverklaring van voorwaardelijk opzet is vervolgens vereist dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 2] ten gevolge van de geweldshandelingen zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Het enkele tegen de keel aanzetten van een mes levert naar het oordeel van de rechtbank nog geen aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op. Uit het dossier blijkt niet dat met het mes richting het hoofd of andere vitale delen van het lichaam van [slachtoffer 2] is gezwaaid en/of gestoken.
Wat betreft het dichtknijpen van de keel, waardoor [slachtoffer 2] geen lucht meer kreeg, is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om vast te kunnen stellen dat de duur en de kracht van het dichtknijpen van de keel zodanig was dat er sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Omdat ook overigens niet kan worden vastgesteld dat de kans op zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk was, zal de rechtbank de verdachte van het onder 3 primair tenlastegelegde vrijspreken. De rechtbank acht wel de subsidiair tenlastegelegde mishandeling van [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen.
Overweging met betrekking tot het tenlastegelegde medeplegen (feiten 1 t/m 3)
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte en zijn onbekend gebleven medeverdachte nauw en bewust hebben samengewerkt, in de zin van medeplegen, aan het geweld en de dwang tegen [slachtoffer 1] en het geweld tegen [slachtoffer 2] .
Theoretisch kader
De Hoge Raad heeft in zijn overzichtsarrest van 2 december 2014 overwogen dat bij medeplegen sprake moet zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de medepleger moet van voldoende gewicht zijn wil er van medeplegen sprake zijn. Bij de vorming van zijn oordeel over de vereiste nauwe en bewuste samenwerking en die bijdrage kan de rechter rekening houden met onder meer:
  • de intensiteit van de samenwerking,
  • de onderlinge taakverdeling,
  • de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict,
  • het belang van de rol van de verdachte,
  • diens aanwezigheid op belangrijke momenten en
  • het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit.
Toegepast
De verdachte is samen met een onbekend gebleven medeverdachte naar de woning van [slachtoffer 1] gereden. Naast aangever [slachtoffer 1] bleek ook zijn minderjarige zoon [slachtoffer 2] in die woning aanwezig te zijn.
Eenmaal in de woning hebben de verdachte en de medeverdachte nauw en bewust samengewerkt en een substantieel (individueel) aandeel gehad in de poging om [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, alsook in de dwang tegen die [slachtoffer 1] . De verdachte heeft [slachtoffer 1] met vuisten en een mes geslagen, een mes op zijn keel gezet en hem getrapt (terwijl deze op de grond lag) en de medeverdachte heeft [slachtoffer 1] geslagen en getrapt terwijl hij op de grond lag. Bovendien is [slachtoffer 1] met een broekriem geslagen. Beide verdachten hebben in de woning gezegd dat [naam] met rust gelaten moest worden.
Hoewel de medeverdachte degene is die in de woning het geweld tegen [slachtoffer 2] heeft gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat ook bij het geweld tegen [slachtoffer 2] sprake is van medeplegen. De rechtbank overweegt dienaangaande het navolgende.
De verdachte heeft de medeverdachte allereerst opgejut om met hem mee te gaan, omdat hij hulp nodig had. Zijn doel was om [slachtoffer 1] een lesje te leren. Onderweg in de auto is een plan gemaakt hoe ze dit zouden gaan aanpakken. Zo hebben ze zich voorgedaan als postbezorger om op die manier de woning van [slachtoffer 1] binnen te dringen. Nadat [slachtoffer 2] de deur van de woning had geopend en de verdachte dus wist dat [slachtoffer 1] niet de enige aanwezige in de woning was, heeft dit de verdachte er niet van weerhouden fors geweld in die woning te plegen.
De verdachte wist bovendien dat de medeverdachte een mes bij zich droeg (verdachte heeft namelijk ter terechtzitting verklaard dat hij dat al in de auto zag) en heeft dit mes vervolgens onderweg van de medeverdachte overgenomen. Daarmee heeft de verdachte ook willens en wetens de kans aanvaard dat ook de medeverdachte geweld zou gebruiken, waarbij het geweld ook zou kunnen bestaan uit het gebruiken van een mes.
De verdachte heeft weliswaar zelf geen geweld gebruikt tegen [slachtoffer 2] , maar de rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de bijdrage van de verdachte in de voorbereiding van dit geweld en de rol van de verdachte in de woning van voldoende gewicht is, om ook ten aanzien van dit geweld tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen.
Overwegingen met betrekking tot feit 4
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat het aan de verdachte onder 4 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
T.a.v. feit 1 subsidiair:
op 24 januari 2023 in de gemeente Brunssum tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen
- met een mes, op/in/tegen het hoofd en de handen van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestoken, en
- op/tegen het hoofd, de handen en de buikstreek van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en getrapt (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag), en
- een mes op/tegen de keel van die [slachtoffer 1] heeft gezet en/of geduwd, en
- met een broekriem tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. feit 2:
op 24 januari 2023 in de gemeente Brunssum tezamen en in vereniging met een ander, een ander, te weten [slachtoffer 1] , door geweld en door bedreiging met geweld gericht tegen die ander wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten het met rust laten van [naam] en geen contact met die [naam] op te nemen, door meermalen
- met een mes, op/in/tegen het hoofd, de handen en de buikstreek van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te steken, en
- op/tegen het hoofd, de handen en de buikstreek van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te trappen (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag), en
- een mes op/tegen de keel van die [slachtoffer 1] te zetten en/of te duwen, en
- met een broekriem, tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan, en
- ( vervolgens) een hoeveelheid alcoholhoudende drank (uit een fles Captain Morgan) over het hoofd van die [slachtoffer 1] te schenken, en
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen - zakelijk weergegeven - dat hij die Alberts met rust moest laten, en dat als er iets zou gebeuren hij, verdachte, die [slachtoffer 1] zou afsteken en dat zijn, verdachtes, ouders op 500 meter van die Alberts af wonen en
- die [slachtoffer 1] met zijn, verdachtes, mobiele telefoon te filmen terwijl die [slachtoffer 1] moest zeggen - zakelijk weergegeven - dat hij die Alberts met rust zou laten en dat hij uit de buurt van die Alberts zou blijven;
T.a.v. feit 3 subsidiair:
op 24 januari 2023 in de gemeente Brunssum tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 2] heeft mishandeld door meermalen
- de keel van die [slachtoffer 2] vast te pakken en dicht te knijpen, en
- een (krom) mes tegen de keel van die [slachtoffer 2] te zetten en/of te houden, en
- in/tegen het gezicht van die [slachtoffer 2] te slaan;
T.a.v. feit 4:
op 25 januari 2023 in Heerlen een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een gasdrukwapen, zijnde een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een voorwerp dat wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een pistool van het merk Walther, type PPK/S, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1 primair:
medeplegen van een poging tot zware mishandeling;
T.a.v. feit 2:
medeplegen van een ander door geweld en door bedreiging met geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen;
T.a.v. feit 3 subsidiair:
medeplegen van mishandeling;
T.a.v. feit 4:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog J. Tissink heeft over de geestvermogens van de verdachte op 3 mei 2023 een rapport uitgebracht. Door deze gedragsdeskundige wordt in dit rapport onder meer geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een stoornis in middelengebruik, namelijk alcohol, cocaïne, cannabis en rustgevende medicatie. Daarnaast zijn er bij de verdachte trekken van narcisme, borderline en een antisociale persoonlijkheid geconstateerd, hetgeen ten tijde van het ten laste gelegde ook aanwezig was. Een persoonlijkheidsstoornis kan echter niet worden vastgesteld dan wel uitgesloten. Geadviseerd wordt om de verdachte de feiten in een verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank verenigt zich voor wat betreft de problematiek van verdachte met voormelde bevindingen en neemt die over. De rechtbank is daarom van oordeel dat de hiervoor bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De rechtbank houdt hiermee rekening bij het opleggen van de straf.
De verdachte is strafbaar, omdat overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren. De tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht dient bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering te worden gebracht. De officier van justitie vordert tevens de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals deze door de reclassering in haar advies zijn verwoord.
De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn strafeis rekening gehouden met het rapport over de geestvermogens van de verdachte d.d. 3 mei 2023, het reclasseringsrapport van 19 december 2023 en de richtlijnen van het Openbaar Ministerie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de straf die de officier van justitie heeft geëist te matigen. De verdachte heeft weliswaar een strafblad, maar dit betreft strafbare feiten die lang geleden hebben plaatsgevonden. Daar komt bij dat de verdachte zich ten tijde van het ten laste gelegde in een moeilijke periode in zijn leven bevond, aangezien zijn vaste relatie vervelend ten einde was gekomen. Het ging daardoor psychisch gezien niet goed met hem en hij gebruikte drugs en alcohol. Het was een trigger voor de verdachte om te horen dat [naam] in een vergelijkbare situatie zat, althans zei te zitten. Hij wilde voor haar opkomen. De verdachte ziet nu achteraf zelf ook in dat dit niet de juiste manier van handelen is geweest. De reclassering geeft in haar rapport aan dat het momenteel beter met de verdachte gaat, dat hij geen middelen meer gebruikt en dat hij zich meewerkend opstelt. De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de door de deskundige vastgestelde verminderde toerekenbaarheid en het feit dat hij zijn leven inmiddels weer op de rails heeft. Als hij opnieuw de gevangenis in zou moeten, zou hij alles kwijt raken.
De raadsman verzoekt de rechtbank alles afwegende een straf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. De rechtbank zou daarnaast nog (een deel van) de straf voorwaardelijk kunnen opleggen als stok achter de deur. Dit met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn verwoord. De verdachte is bereid hieraan mee te werken en zou zelfs graag ambulante behandeling krijgen. Mocht de rechtbank toch besluiten een onvoorwaardelijke straf op te leggen dan verzoekt de raadsman voor een andere strafmodaliteit te kiezen, namelijk een taakstraf. Ten slotte vraagt de raadsman in het vonnis de voorlopige hechtenis per die datum op te heffen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft op basis van eenzijdig verkregen informatie van de ex van [slachtoffer 1] het idee gekregen dat hij [slachtoffer 1] moest gaan aanspreken op zijn gedrag naar zijn ex toe. De verdachte is niet nagegaan of deze informatie wel klopte, maar heeft nog diezelfde dag besloten voor eigen rechter te gaan spelen. Hij heeft een vriend/kennis gevraag mee te gaan en samen met deze medeverdachte heeft hij [slachtoffer 1] in zijn eigen woning opgezocht met als doel hem een lesje te leren. In die woning hebben de verdachte en zijn medeverdachte fors geweld toegepast tegen [slachtoffer 1] in het bijzijn van diens (toen) vijftienjarige zoon. Ook tegen die zoon hebben ze – in het bijzijn van zijn vader - geweld toegepast, terwijl vader hem niet kon helpen, omdat hij op dat moment zelf werd aangevallen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van vader en zoon blijkt dat (naast het fysieke leed) het feit dat ze elkaar niet konden helpen voor beide een grote impact heeft gehad en dat ze dit maar moeilijk kunnen verwerken. Daarnaast zijn bij het geweld messen en een riem gebruikt en vond dit plaats in de eigen woning van de slachtoffers; de plaats waar iemand zich bij uitstel veilig zou moeten kunnen voelen. De rechtbank zal dit alles in het nadeel van verdachte betrekken in de strafmaat.
De rechtbank zal voor wat betreft de persoon van de verdachte wel in zijn voordeel rekening houden met de verminderde toerekenbaarheid zoals die in de door de deskundige J. Tissink opgemaakte rapportage wordt beschreven en die de rechtbank overneemt. Ook ligt er een reclasseringsrapport d.d. 19 december 2023 waarin de reclassering aangeeft dat het momenteel beter met de verdachte gaat, hij zich behandelbaar opstelt en waarin zij adviseren bijzondere voorwaarden op te leggen.
Gelet op het reclasseringsrapport zal de rechtbank een deels voorwaardelijke straf opleggen. Dit met het idee dat het voorwaardelijke deel als stok achter de deur kan fungeren. Omdat de rechtbank het van belang acht dat de verdachte meewerkt aan een ambulante behandeling en omdat de rechtbank van oordeel is dat aan de verdachte een middelenverbod moet worden opgelegd, verbindt zij aan dit voorwaardelijke deel bijzondere voorwaarden.
Gelet op dit alles acht de rechtbank de strafeis van de officier van justitie redelijk, althans voor datgene wat hij bewezen acht. Omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt, zal zij hiervan toch afwijken in het voordeel van de verdachte.
Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal hierbij in mindering worden gebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van in totaal € 22.500,- bestaande uit € 5.000,- immateriële schade, ter terechtzitting mondeling aangevuld met een bedrag van € 17.500 aan affectieschade. Daarnaast verzoekt de benadeelde partij dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van in totaal € 5.544,60, bestaande uit € 5.000,- immateriële schade en € 544,60 aan materiële schade. Daarnaast verzoekt de benadeelde partij dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van beide vorderingen, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , in de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, nu de ondertekening van de bewindvoerder ontbreekt. Subsidiair verzoekt hij de rechtbank de hoogte van de immateriële schade van deze vordering te matigen. Wat betreft de materiële schade dient het geldbedrag van € 150,- (ter vergoeding van geld dat zou zijn ontvreemd) te worden afgewezen nu dit niet als rechtstreekse schade van de ten laste gelegde feiten kan worden bestempeld.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] verzoekt de raadsman de rechtbank de hoogte van het bedrag € 5.000,- aan immateriële schade te matigen. De raadsman ziet geen vergelijking tussen de onderhavige zaak en de aangehaalde jurisprudentie in de vordering. Wat betreft de affectieschade stelt de raadsman dat dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Dit gelet op het feit dat er geen ernstig en blijvend letsel is terwijl dat vereist is om affectieschade te kunnen vorderen. Het is bovendien onvoldoende onderbouwd en het zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren om dat nu alsnog te onderbouwen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal beide benadeelde partijen in zijn geheel niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen. Wat betreft de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] geldt dat uit het schadeonderbouwingsformulier blijkt dat H3 Inkomensbeheer en Bewindvoerigen de bewindvoerder en de wettelijke vertegenwoordiger is van [slachtoffer 1] is. Dientengevolge had de bewindvoerder het schadeonderbouwingsformulier moeten ondertekenen. Omdat enkel [slachtoffer 1] het schadeonderbouwingsformulier heeft ondertekend en het aanhouden van de zaak om de ontbrekende handtekening van de bewindvoerder alsnog te krijgen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, zal [slachtoffer 1] in zijn verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de rechtbank geconstateerd dat de vordering niet is ondertekend door de wettelijke vertegenwoordiger van [slachtoffer 2] , zijnde [slachtoffer 1] . Uit de door de benadeelde partijen overgelegde stukken blijkt dat vader en wettelijke vertegenwoordiger, [slachtoffer 1] , een andere handtekening heeft dan de handtekening die op het formulier staat. Omdat enkel (kennelijk) [slachtoffer 2] het schadeonderbouwingsformulier heeft ondertekend en het aanhouden van de zaak om de ontbrekende handtekening van zijn wettelijk vertegenwoordiger alsnog te krijgen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, zal [slachtoffer 2] in zijn verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank heeft echter wel besloten ten behoeve van beide benadeelde partijen een schadevergoedingsmaatregel op te leggen aan de verdachte. Uit de door de rechtbank bewezen verklaarde feiten volgt naar het oordeel van de rechtbank namelijk dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] wel schade hebben geleden.
De rechtbank zal de verplichting opleggen aan de verdachte ten behoeve van [slachtoffer 2] tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 januari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door de verdachte niet (volledig) wordt betaald, kan 25 dagen gijzeling worden toegepast, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De rechtbank zal de verplichting opleggen aan de verdachte ten behoeve van [slachtoffer 1] tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.635,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 januari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door de verdachte niet (volledig) wordt betaald, kan 36 dagen gijzeling worden toegepast, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 57, 284, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 13 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder feit 1 primair en onder feit 3 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
a. meldplicht bij de reclassering.
Veroordeelde meldt zich binnen 3 werkdagen volgend op het vonnis bij SVG reclassering Limburg op het telefoonnummer 088- 5068888. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
ambulante behandeling.
Veroordeelde laat zich behandelen door Mondriaan Forensische GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
drugsverbod.
Veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
alcoholverbod.
Veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • bepaalt dat de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
  • veroordeelt de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 1500,-;
  • vermeerdert dit bedrag met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 24 januari 2023 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
  • veroordeelt de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 2.635,-;
  • vermeerdert dit bedrag met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 24 januari 2023 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 36 dagen, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. H.E.G. Peters en mr. I.T.H.L. van de Bergh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.M.A. Curfs, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 26 januari 2024.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1 primair:
hij, op of omstreeks 24 januari 2023 in de gemeente Brunssum tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten ontsierende littekens in zijn gelaat en/of op zijn hoofd en/of achterhoofd, heeft toegebracht, doordat hij meermalen, althans eenmaal,
- met een mes, in ieder geval een scherp en/of puntig voorwerp, op/in/tegen het gelaat, hoofd, de handen en/of de buikstreek, in ieder geval het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestoken, en/of
- op/tegen het hoofd, de handen en/of de buikstreek, in ieder geval het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of getrapt (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag), en/of
- een mes, in ieder geval een scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen de keel van die [slachtoffer 1] heeft gezet en/of geduwd, en/of - met een (broek)riem tegen het been, in ieder geval tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft geslagen;
T.a.v. feit 1 subsidiair:
hij, op of omstreeks 24 januari 2023 in de gemeente Brunssum tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal,
- met een mes, in ieder geval een scherp en/of puntig voorwerp, op/in/tegen het hoofd, de handen en/of de buikstreek, in ieder geval het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestoken, en/of
- op/tegen het hoofd, de handen en/of de buikstreek, in ieder geval het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of getrapt (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag), en/of
- een mes, in ieder geval een scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen de keel van die [slachtoffer 1] heeft gezet en/of geduwd, en/of
- met een (broek)riem tegen het been, in ieder geval tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. feit 1 meer subsidiair:
hij, op of omstreeks 24 januari 2023 in de gemeente Brunssum tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal,
- met een mes, in ieder geval een scherp en/of puntig voorwerp, op/in/tegen het hoofd, de handen en/of de buikstreek, in ieder geval het lichaam, van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te steken, en/of
- op/tegen het hoofd, de handen en/of de buikstreek, in ieder geval het lichaam, van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te trappen (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag), en/of
- een mes, in ieder geval een scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen de keel van die [slachtoffer 1] te zetten en/of te duwen, en/of
- met een (broek)riem tegen het been, in ieder geval tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, en/of
- ( vervolgens) een hoeveelheid alcoholhoudende drank (uit een fles Captain Morgan) over het (kale) hoofd van die [slachtoffer 1] te schenken;
T.a.v. feit 2:
hij, op of omstreeks 24 januari 2023 in de gemeente Brunssum tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer 1] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het met rust laten van [naam] en/of geen contact met die [naam] op te nemen, door meermalen, althans eenmaal,
- met een mes, in ieder geval een scherp en/of puntig voorwerp, op/in/tegen het hoofd, de handen en/of de buikstreek, in ieder geval het lichaam, van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te steken, en/of
- op/tegen het hoofd, de handen en/of de buikstreek, in ieder geval het lichaam, van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te trappen (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag), en/of
- een mes, in ieder geval een scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen de keel van die [slachtoffer 1] te zetten en/of te duwen, en/of
- met een (broek)riem,tegen het been, in ieder geval tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1] te slaan, en/of
- ( vervolgens) een hoeveelheid alcoholhoudende drank (uit een fles Captain Morgan) over het (kale) hoofd van die [slachtoffer 1] te schenken, en/of
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen - zakelijk weergegeven - dat hij die Alberts met rust moest laten, en/of dat als er iets zou gebeuren hij, verdachte, die [slachtoffer 1] zou afsteken en/of dat zijn, verdachtes, ouders op 500 meter van die Alberts af wonen, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer 1] met zijn, verdachtes, mobiele telefoon te filmen terwijl die [slachtoffer 1] moest zeggen - zakelijk weergegeven - dat hij die Alberts met rust zou laten en/of dat hij uit de buurt van die Alberts zou blijven;
T.a.v. feit 3 primair:
hij, op of omstreeks 24 januari 2023 in de gemeente Brunssum tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal,
- de keel van die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of dichtgeknepen, en/of
- een (krom) mes, in ieder geval een scherp en/of puntig voorwerp, tegen de keel van die [slachtoffer 2] heeft gezet en/of gehouden, en/of
- in/tegen het gezicht, in ieder geval het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. feit 3 subsidiair:
hij, op of omstreeks 24 januari 2023 in de gemeente Brunssum tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal,
- de keel van die [slachtoffer 2] vast te pakken en/of dicht te knijpen, en/of
- een (krom) mes, in ieder geval een scherp en/of puntig voorwerp, tegen de keel van die [slachtoffer 2] te zetten en/of te houden, en/of
- in/tegen het gezicht, in ieder geval het lichaam, van die [slachtoffer 2] te slaan;
T.a.v. feit 4:
hij, op of omstreeks 25 januari 2023 in de gemeente Heerlen een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een gasdrukwapen, zijnde een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een voorwerp dat wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een pistool van het merk Walther, type PPK/S, voorhanden heeft gehad;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Districtsrecherche Parkstad-Limburg, proces-verbaalnummer PL2437-2023012903, gesloten d.d. 20 april 2023, doorgenummerd van pg. 1-321.
2.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 25 januari 2023, pg. 27-29.
3.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 24 januari 2023, pg. 41-43.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 januari 2023, pg. 12.
5.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2023, pg. 67.
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 februari 2023, pg. 212-213.
7.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 30 maart 2023, pg. 287.