3.3Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1] deed aangifte van zware mishandeling en verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Vanavond, dinsdag 24 januari 2023, bevond ik mij tussen 17:00-18:00 uur thuis. Ik was thuis samen met mijn zoon [slachtoffer 2] . Ik ben woonachtig op de [adres 1] Brunssum. Op enig moment ging de intercom. Ik nam op en hoorde een stem zeggen dat er post was. Ik drukte op de knop van de intercom waardoor de centrale toegangsdeur geopend werd. Ik bleef in de woonkamer en [slachtoffer 2] liep naar de voordeur. Opeens hoorde ik [slachtoffer 2] zeggen 'Sla me niet'. Toen ik dit hoorde wilde ik naar mijn zoon. Ik liep door de woonkamer de gang op. Aan het begin van de gang kwam er opeens een man op mij afgerend welke een mes vasthad in zijn rechterhand.
Deze man begon direct op mij in te slaan met zijn vuisten en het mes. Ik zag dat hij met het mes slaande bewegingen maakte in mijn richting. Ik probeerde het met mijn handen af te weren. Ik voelde pijnsteken op mijn hoofd en aan mijn handen. Ik werd naar achteren gedreven en viel op de grond in één hoek van de woonkamer. Terwijl ik op de grond lag bleef de man op mij inslaan en trappen. Ik voelde met name door de trappen op mijn lichaam pijnsteken in de zijkant, bij mijn ribben. De man zei tegen mij dat hij de nieuwe vriend van [naam] is. [naam] is mijn ex-vriendin.
De man die mij flink aan het doorlaten was zei dat hij [verdachte] heette. Terwijl hij mij aan het mishandelen was riep hij de hele tijd dat ik moest zeggen dat ik [naam] met rust zou laten. Hij zette het mes op mijn keel en begon dit aan te duwen. Ik probeerde met mijn handen het mes weg te krijgen van mijn keel. Op enig moment liep deze [verdachte] weg terwijl ik in de hoek lag. Ik zag hem terug komen met een fles Captain Morgan in zijn hand. Deze [verdachte] liep op mij af en schonk de inhoud van de fles over mijn hoofd. Dit begon direct op mijn hoofd te branden.
Ik weet niet meer wanneer precies tijdens de hele mishandeling maar ik kreeg mee dat er nog een tweede dader was die met mijn zoon in de keuken stond. Ik kon hun niet zien vanwege een aanwezige muur tussen de woonkamer en de keuken. Ik kon mijn zoon en deze persoon wel horen. Ik riep nog naar hem stop ermee hij is een kind van 15 jaar. Deze tweede dader kwam ook op een gegeven moment de woonkamer in. Hij trapte en sloeg ook op mij in terwijl ik op de grond lag. Er was een moment dat de beide daders eigenlijk een beetje op en neer tussen de woonkamer en de keuken liepen.
Het mes wat dader 1 ( [verdachte] ) vasthad kan ik als volgt omschrijven:
- Rambo mes
- Voorzien van kartels.
- Onbekend van welk materieel het handvat gemaakt was.
- lengte handvat en lemmet in totaal ongeveer 40 cm.
Als ik moet schatten hebben ze wel 30 keer op mij ingeslagen en geschopt. Ook dus met het mes hebben ze ingeslagen. Ook heeft dader 1 ( [verdachte] ) mij tijdens de mishandeling met een telefoon gefilmd. Ik moest van hem in de camera zeggen dat hij [verdachte] heet, dat ik [naam] met rust zou laten en dat ik uit de buurt van [naam] zou blijven. Hij waarschuwde mij als er iets zou gebeuren zou hij mij afsteken. Hij zei ook dat zijn ouders op 500 meter van [naam] af wonen.
[slachtoffer 2] deed aangifte van mishandeling en verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Op 24 januari 2023, omstreeks 17.30 uur, bevond ik mij op de [adres 1] bij mijn vader thuis. Omstreeks 17.30 uur werd er aangebeld. Mijn vader pakte de hoorn op van de intercom. Nadat hij opgenomen had zei mijn vader dat er post was. Ik liep naar de voordeur en opende de deur om de post in ontvangst te nemen. Ik zag dat er twee mannen de hal in kwamen lopen. Ik zag meteen dat dit geen postbezorgers waren.
Ik riep naar de mannen en vroeg wat er aan de hand was. Ik zag dat, nadat ik dit vroeg, de mannen op mij af renden. Ik probeerde de deur dicht te doen. Dit lukte mij niet, want een van de verdachten trapte tegen de deur aan. Hierdoor vloog de deur open. Verdachte 1 rende direct langs mij af richting de woonkamer waar mijn vader was.
Verdachte 2 pakte mij met zijn linkerhand bij mijn keel beet en kneep in mijn keel. Hierdoor kreeg ik geen lucht meer. Ik zag dat verdachte 2 met zijn rechterhand in de binnenzak van zijn jas greep. Ik zag dat hij vervolgens een krom mes tevoorschijn haalde. Ik kan het mes als volgt omschrijven:
- krom mes
- krom handvat
Ik zag dat hij dat mes tegen mijn keel aanzette. Tussendoor schelde verdachte 2 erg veel. Ik hoorde dat hij zei: "Laat [naam] met rust."
Hierna trok verdachte 2 mij aan mijn kleding mee naar de keuken. Hij had mijn keel nog altijd vast en ik snakte nog steeds naar adem. Terwijl verdachte 2 mij naar de keuken trok, kon ik heel even mijn vader in de woonkamer zien. Ik zag dat verdachte 1 mijn vader sloeg. Ik zag dat verdachte 1 een groot, breed mes in zijn hand had.
Verdachte 2 duwde mij tegen een kast aan waar het servies in staat. Hierna pakte hij mij weer bij mijn keel beet. Ongeveer gelijktijdig drukte hij weer het mes tegen mijn keel. Ik kon weer geen adem halen omdat hij mijn keel dichtkneep.
Hierna liet verdachte 2 mij los en ik zag dat hij het mes terug in zijn zak stopte. Hierna sloeg verdachte 2 op mij in met zijn vuisten. Ik kon de slagen succesvol afwenden met mijn armen. Het opvangen van de slagen met mijn armen deed zeer. Door een specifieke klap met zijn linker vuist richting mijn gezicht, die ik afweerde met mijn rechterarm, kwam ik door de kracht van de slag met de linkerzijde van mijn hoofd tegen de afzuigkap van de keuken aan. Door deze klap kwam er bloed uit mijn linker oor.
Op enig moment was verdachte 2 klaar met mij. Ik zag dat verdachte 2 richting de woonkamer liep waar mijn vader en verdachte 1 was. Ik hoorde dat verdachte 2 zei dat ik moest blijven zitten in de keuken en dat ik mijn bek moest houden. Ik ben toen gaan zitten in de keuken en ik heb mijn mond gehouden.
Ik hoorde mijn vader roepen dat ze moesten stoppen. Ik hoorde de 2 verdachten schelden en ik hoorde dat de 2 verdachten het weer over [naam] hadden. Ik denk dat de twee verdachten ongeveer 5 à 6 minuten met mijn vader bezig zijn geweest.
In de woonkamer zag ik mijn vader liggen in de hoek van de kamer tussen de balkondeur en het raam. Ik zag dat mijn vader volledig onder het bloed zat. Ik hoorde dat hij zei dat hij last had van zijn ribben.
Verbalisanten die op 24 januari 2023 in Brunssum doende waren met de incidentenafhandeling zijn bij de woning van [slachtoffer 1] langsgegaan. Zij hebben daarover – zakelijk weergegeven en voor zover relevant – het volgende gerelateerd:
Wij hoorden [slachtoffer 1] zeggen dat hij zag dat deze man op hem af kwam lopen met een groot rambomes. Wij hoorden hem zeggen dat hij in een hoek van de woonkamer werd gedrukt en met het rambomes in zijn hoofd bij zijn schedel gesneden werd. Wij hoorden hem zeggen dat hij het rambomes met zijn handen probeerde af te weren, waardoor hij ook sneeën in zijn handen had. Wij hoorden hem zeggen dat hij vervolgens geslagen werd met een broekriem. Dit bleek achteraf zijn eigen broekriem te zijn. Vervolgens werd hij gestampt met kistjes (hoge schoenen) in zijn ribben.
De woning van de verdachte is op 25 januari 2023 doorzocht. Verbalisanten hebben daarover – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op woensdag 25 januari 2023 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in een woning gelegen aan de, [adres 2] Heerlen.
Het volgende werd inbeslaggenomen:
- Een vuurwapengelijkend voorwerp (trapkast benedenverdieping).
Een verbalisant heeft onderzoek gedaan naar het aangetroffen op een vuurwapengelijkend voorwerp en heeft daarover – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Het in beslag genomen voorwerp betreft een nabootsing van een pistool dat voor wat vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoond met een bestaan vuurwapen namelijk een pistool van het merk Walther, type PPK/S.
De in beslag genomen nabootsing van een vuurwapen is niet voorzien van een CE keurmerk en valt derhalve niet onder de Speelgoedrichtlijn van het Europese Parlement (2009/48/EG). Er werd aan mij verbalisant ook geen verpakking of label door de verdachte ter beschikking gesteld waaruit zou blijken dat de in beslaggenomen nabootsing van een vuurwapen onder de Speelgoedrichtlijn van het Europese Parlement valt.
Het in beslag genomen voorwerp is een qua vorm en afmeting sprekende gelijkenis met een echt vuurwapen als bedoeld in artikel 3 onder a van de Regeling wapens en munitie. Derhalve is dit inbeslaggenomen voorwerp een wapen in de zin van artikel 2, lid 1 Categorie I sub 7 van de Wet Wapens en Munitie, gelet op artikel 3 onder a van de regeling Wapens en Munitie.
Op 30 maart 2023 heeft de verdachte bij de politie – zakelijk weergegeven en voor zover relevant – het volgende verklaard:
V Vraag
A Antwoord verdachte
O Opmerking(en) verbalisant(en)
O: In je woning werd een vuurwapen aangetroffen en inbeslaggenomen, na onderzoek bleek dat dit een gasdrukwapen te zijn dat niet van echt te onderscheiden was.
V: Waarom ben je in bezit van dit wapen en weet je dat dit strafbaar is?
A: Dit is een CO2, luchtdrukpistool. Dit heb ik al zeker 10 jaar in de kast.
Ter terechtzitting d.d. 12 januari 2024 heeft de verdachte op vragen van de rechters – zakelijk weergegeven en voor zover relevant – het volgende verklaard:
“De vriend met wie ik die dag was heeft mij in de auto, op weg naar de woning van [slachtoffer 1] , laten zien dat hij een mes bij zich had. Ik heb dat mes toen van hem gepakt zodat ik mezelf zou kunnen verdediging tegen [slachtoffer 1] . Ik heb deze vriend opgejut om met mij mee te komen zodat ik niet alleen was. Hij moest mij helpen. Hij was ook mee naar binnen gekomen bij [naam] , heeft haar verhaal toen gehoord en heeft ook gezien hoezeer zij en haar kinderen in paniek waren. Ik vond dat ik [slachtoffer 1] een lesje moest leren. Die vriend en ik hebben onderweg in de auto besproken hoe we het zouden doen. We hadden afgesproken dat hij voorop zou gaan. De rest is bekend.”
Overwegingen met betrekking tot feit 1 (vrijspraak zware mishandeling)
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] . Om die vraag te beantwoorden zal de rechtbank eerst het letsel dat [slachtoffer 1] heeft opgelopen moeten beoordelen. Meer specifiek gaat het dan om de vraag of dat letsel als zwaar lichamelijk letsel dient te worden aangemerkt. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat als algemene uitgangspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, in elk geval kunnen worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. In voorkomende gevallen kan in de beoordeling voorts worden betrokken of er nog al dan niet blijvende restschade/letsel aanwezig is, in het bijzonder in de vorm van één of meerdere littekens. Daarbij kunnen van belang zijn het uiterlijk en de ernst van het litteken en daarmee samenhangend de mate waarin dat litteken het lichaam ontsiert, en eventueel of in verband met dat litteken – langdurige en/of blijvende – pijnklachten (hebben) bestaan.
De rechtbank stelt op grond van de zich in het dossier bevindende medische informatie betreffende de aangever het volgende vast.
Uit de forensisch medische letselrapportage van 10 maart 2023 volgt dat bij [slachtoffer 1] op 2 februari 2023 meerdere snijverwondingen op de schedel en aan de linkerhand, kras- en schaafwonden op zijn borst, schouder en rug en bloeduitstortingen van de linkerschouder en het linker bovenbeen werd waargenomen. De letsels op zijn schedel werden geplakt. De verwachte genezingsduur bedraagt 6-8 weken. Er zijn geen blijvende beperkingen te verwachten. Na genezing van de snijwonden kunnen wel littekens achterblijven.
Op door de (voormalig) gemachtigde van [slachtoffer 1] per e-mail d.d. 11 januari 2024 toegezonden foto’s heeft de rechtbank meerdere littekens op een hand en het hoofd van [slachtoffer 1] waargenomen.
De rechtbank is van oordeel dat de littekens op de foto’s thans weliswaar nog zichtbaar zijn, maar – gelet op het uiterlijk en de ernst van de littekens, de geringe mate waarin de littekens naar het oordeel van de rechtbank de schedel ontsieren, de beperkte aard van de noodzakelijke medische behandeling (het plakken van de letsels op de schedel) en de relatief beperkte genezingsduur, alsook het ontbreken van informatie over in verband met de littekens bestaande (langdurige en/of blijvende) pijnklachten - niet kunnen worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 302 juncto artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht.
Omdat de rechtbank van oordeel is dat het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd, dient de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken. De rechtbank acht wel het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Overwegingen met betrekking tot feit 2
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Overwegingen met betrekking tot feit 3 (vrijspraak poging zware mishandeling)
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 2] . Niet bewezen kan worden dat de verdachten de bedoeling hebben gehad, in de zin van boos opzet, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] .
Voor een bewezenverklaring van voorwaardelijk opzet is vervolgens vereist dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 2] ten gevolge van de geweldshandelingen zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Het enkele tegen de keel aanzetten van een mes levert naar het oordeel van de rechtbank nog geen aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op. Uit het dossier blijkt niet dat met het mes richting het hoofd of andere vitale delen van het lichaam van [slachtoffer 2] is gezwaaid en/of gestoken.
Wat betreft het dichtknijpen van de keel, waardoor [slachtoffer 2] geen lucht meer kreeg, is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om vast te kunnen stellen dat de duur en de kracht van het dichtknijpen van de keel zodanig was dat er sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Omdat ook overigens niet kan worden vastgesteld dat de kans op zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk was, zal de rechtbank de verdachte van het onder 3 primair tenlastegelegde vrijspreken. De rechtbank acht wel de subsidiair tenlastegelegde mishandeling van [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen.
Overweging met betrekking tot het tenlastegelegde medeplegen (feiten 1 t/m 3)
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte en zijn onbekend gebleven medeverdachte nauw en bewust hebben samengewerkt, in de zin van medeplegen, aan het geweld en de dwang tegen [slachtoffer 1] en het geweld tegen [slachtoffer 2] .
Theoretisch kader
De Hoge Raad heeft in zijn overzichtsarrest van 2 december 2014 overwogen dat bij medeplegen sprake moet zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de medepleger moet van voldoende gewicht zijn wil er van medeplegen sprake zijn. Bij de vorming van zijn oordeel over de vereiste nauwe en bewuste samenwerking en die bijdrage kan de rechter rekening houden met onder meer:
- de intensiteit van de samenwerking,
- de onderlinge taakverdeling,
- de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict,
- het belang van de rol van de verdachte,
- diens aanwezigheid op belangrijke momenten en
- het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit.
Toegepast
De verdachte is samen met een onbekend gebleven medeverdachte naar de woning van [slachtoffer 1] gereden. Naast aangever [slachtoffer 1] bleek ook zijn minderjarige zoon [slachtoffer 2] in die woning aanwezig te zijn.
Eenmaal in de woning hebben de verdachte en de medeverdachte nauw en bewust samengewerkt en een substantieel (individueel) aandeel gehad in de poging om [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, alsook in de dwang tegen die [slachtoffer 1] . De verdachte heeft [slachtoffer 1] met vuisten en een mes geslagen, een mes op zijn keel gezet en hem getrapt (terwijl deze op de grond lag) en de medeverdachte heeft [slachtoffer 1] geslagen en getrapt terwijl hij op de grond lag. Bovendien is [slachtoffer 1] met een broekriem geslagen. Beide verdachten hebben in de woning gezegd dat [naam] met rust gelaten moest worden.
Hoewel de medeverdachte degene is die in de woning het geweld tegen [slachtoffer 2] heeft gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat ook bij het geweld tegen [slachtoffer 2] sprake is van medeplegen. De rechtbank overweegt dienaangaande het navolgende.
De verdachte heeft de medeverdachte allereerst opgejut om met hem mee te gaan, omdat hij hulp nodig had. Zijn doel was om [slachtoffer 1] een lesje te leren. Onderweg in de auto is een plan gemaakt hoe ze dit zouden gaan aanpakken. Zo hebben ze zich voorgedaan als postbezorger om op die manier de woning van [slachtoffer 1] binnen te dringen. Nadat [slachtoffer 2] de deur van de woning had geopend en de verdachte dus wist dat [slachtoffer 1] niet de enige aanwezige in de woning was, heeft dit de verdachte er niet van weerhouden fors geweld in die woning te plegen.
De verdachte wist bovendien dat de medeverdachte een mes bij zich droeg (verdachte heeft namelijk ter terechtzitting verklaard dat hij dat al in de auto zag) en heeft dit mes vervolgens onderweg van de medeverdachte overgenomen. Daarmee heeft de verdachte ook willens en wetens de kans aanvaard dat ook de medeverdachte geweld zou gebruiken, waarbij het geweld ook zou kunnen bestaan uit het gebruiken van een mes.
De verdachte heeft weliswaar zelf geen geweld gebruikt tegen [slachtoffer 2] , maar de rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de bijdrage van de verdachte in de voorbereiding van dit geweld en de rol van de verdachte in de woning van voldoende gewicht is, om ook ten aanzien van dit geweld tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen.
Overwegingen met betrekking tot feit 4
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat het aan de verdachte onder 4 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.