ECLI:NL:RBLIM:2024:359

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
10696250 \ CV EXPL 23-3874
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een geldlening met boeterente en buitengerechtelijke kosten

In deze zaak heeft de kantonrechter op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap CS FACTORING B.V. en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De eisende partij vorderde hoofdelijke veroordeling van de gedaagde tot betaling van een bedrag van € 10.937,50, vermeerderd met boeterente van 13,9% vanaf 7 april 2022, buitengerechtelijke kosten van € 884,38, en de proceskosten. De procedure is gestart met een dagvaarding, gevolgd door een conclusie van antwoord en een conclusie van repliek. De gedaagde heeft geen conclusie van dupliek ingediend en heeft in zijn verweer aangegeven bereid te zijn de kwestie op te lossen, maar enkel naar verhouding van zijn inkomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij haar vordering voldoende heeft onderbouwd en dat de gedaagde partij geen verweer heeft gevoerd tegen de hoofdsom. De kantonrechter heeft de gevorderde hoofdsom van € 10.937,50 toegewezen, evenals de buitengerechtelijke kosten en de boeterente. De gedaagde partij is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.416,03. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10696250 \ CV EXPL 23-3874
Vonnis van de kantonrechter van 24 januari 2024
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CS FACTORING B.V.,
gevestigd te Bunschoten-Spakenburg,
eisende partij,
gemachtigde mr. M.G. Orie,
tegen:
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek.
1.2.
Hoewel daartoe bij brief van de griffier van 15 november 2023 in de gelegenheid gesteld, heeft gedaagde partij geen conclusie van dupliek genomen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Eisende partij vordert – samengevat – gedaagde partij hoofdelijk te veroordelen tot betaling van:
- een bedrag van € 10.937,50,
- vermeerderd met de boeterente van 13,9% vanaf 7 april 2022 tot de dag van algehele voldoening,
- een bedrag van € 884,38 aan buitengerechtelijke kosten,
- de proceskosten,
- de nakosten.
2.2.
Eisende partij legt daaraan, kort gezegd, het volgende ten grondslag.
Op 9 oktober 2021 heeft eisende partij aan Taxi Centrale Maastricht B.V. (hierna: TCM) een geldlening verstrekt. Op 17 februari 2023 is TCM uitgeschreven uit de Kamer van Koophandel. In de periode van 15 december 2022 tot en met 16 januari 2023 heeft eisende partij gedaagde partij in zijn hoedanigheid van borg meerdere malen aangeschreven.
Gedaagde partij blijft in gebreke met terugbetaling van een bedrag van € 10.937,50. Naast terugbetaling van de lening maakt eisende partij op grond van artikel 3.3. van de toepasselijke algemene voorwaarden aanspraak op betaling van de verschenen boeterente van 13,9 % en de buitengerechtelijke kosten groot € 884,38.
2.3.
Gedaagde partij stelt dat hij bereid is om de kwestie op te lossen, maar wel naar verhouding van inkomen. Hij heeft hiertoe meerdere pogingen gedaan. Momenteel is hij in afwachting van een reactie van eisende partij.
2.4.
Eisende partij heeft bij repliek het verweer van gedaagde partij als volgt besproken.
Gedaagde partij heeft bij eisende partij noch bij haar gemachtigde ooit enig voorstel gedaan. Dat is ook de reden waarom eisende partij heeft besloten om gedaagde partij in rechte te betrekken.
2.5.
Gedaagde partij heeft hierop, hoewel zij daartoe in de gelegenheid is gesteld, niet meer gereageerd.

3.De beoordeling

3.1.
De gevorderde hoofdelijke veroordeling zal worden afgewezen nu slechts één gedaagde partij wordt gedagvaard en derhalve hoofdelijke veroordeling achterwege kan blijven.
3.2.
Eisende partij heeft haar vordering betreffende de hoofdsom voldoende onderbouwd en gedaagde partij heeft daar geen verweer tegen gevoerd. De gevorderde hoofdsom van € 10.937,50 zal dus worden toegewezen.
3.3.
De vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 884,38 wordt toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen en het geëiste bedrag gelijk is aan het bedrag dat op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is toegelaten. De boeterente van 13,9 % over het openstaande bedrag wordt ook toegewezen, omdat eisende partij genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald.
3.4.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 110,03
  • griffierecht € 514,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.416,03
3.5.
De gevorderde nakosten worden, met inachtneming van de richtlijnen van het LOVCK, toegewezen op de hierna in het dictum te vermelden wijze.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van:
  • € 10.937,50 aan hoofdsom, te vermeerderen met de boeterente van 13,9% daarover vanaf 7 april 2022 tot de dag van volledige betaling,
  • € 884,38 aan buitengerechtelijke kosten,
4.2.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 1.416,03,
4.3.
veroordeelt gedaagde partij als deze niet binnen twee weken na aanschrijving door eisende partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC