ECLI:NL:RBLIM:2024:356

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
10609648 \ CV EXPL 23-2986
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van premies en bijdragen door werkgever in de schoonmaak- en glazenwassersbranche

In deze zaak vorderden de stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf (BTF-SGB) en de stichting Raad voor Arbeidsverhoudingen Schoonmaak- en Glazenwassersbranche (RAS) betaling van verschuldigde premies en bijdragen door de gedaagde partij, een werkgever in de schoonmaak- en glazenwassersbranche. De gedaagde was op grond van de Wet verplichte deelneming in een Bedrijfstakpensioenfonds verplicht om premies te betalen voor haar werknemers. De vordering betrof een totaalbedrag van € 7.043,33, vermeerderd met rente en kosten, als gevolg van onbetaalde facturen die door BTF-SGB en RAS waren verzonden.

De procedure begon met een dagvaarding, gevolgd door conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De gedaagde voerde verweer en stelde dat er onduidelijkheid bestond over de facturen en de aanlevering van gegevens. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet tijdig had betaald en dat de facturen, die onder andere betrekking hadden op geschatte premies, terecht waren verzonden. De kantonrechter wees de vordering van BTF-SGB en RAS in zijn geheel toe, inclusief de buitengerechtelijke kosten en rente.

De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij moest worden veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.306,42 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moest betalen, ook al zou zij in hoger beroep gaan.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats [vestigingsplaats]
Zaaknummer: 10609648 \ CV EXPL 23-2986
Vonnis van de kantonrechter van 24 januari 2024
in de zaak van:
1.
de stichting STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET SCHOONMAAK EN GLAZENWASSERSBEDRIJF,
gevestigd te Amsterdam,
2.
de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting STICHTING RAAD VOOR ARBEIDSVERHOUDINGEN SCHOONMAAK- EN GLAZENWASSERSBRANCHE (RAS),
gevestigd te 's Hertogenbosch,
eisende partij,
gemachtigde Flanderijn,
tegen:
[gedaagde] .,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
procederende bij monde van de heer [naam] .
Partijen zullen hierna BTF-SGB, RAS en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is volgens de Verplichtstellingsbeschikking van 6 november 2017 (Stcrt. 2017 nu. 64839) van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een werkgever in een Schoonmaak- en/of Glazenwassersbedrijf. [gedaagde] valt dus als werkgever onder de werkingssfeer van BTF-SGB), zoals deze is omschreven in artikel 2 en 3 van de Wet verplichte deelneming in een Bedrijfstakpensioenfonds 2000 (hierna te noemen: de “Wet”).
2.2.
[gedaagde] moet op grond van artikel 8 van de Wet premies betalen voor haar
werknemers uit hoofde van hun verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds.
Dit met inachtneming van het bepaalde in het uitvoeringsreglement van BTF-SGB. Volgens dit uitvoeringsreglement is [gedaagde] per loontijdvak premie verschuldigd. Verder moet [gedaagde] voor de werknemer uiterlijk binnen veertien dagen nadat BTF-SGB de premienota heeft verzonden de verschuldigde premie inclusief het werknemersdeel betalen. Ook is [gedaagde] verplicht om volledige en juiste gegevens tijdig aan Stichting Bedrijfstakpensioenfonds te verstrekken. Doet [gedaagde] dit niet, dan is BTF-SGB bevoegd de premie te schatten.
2.3.
De Collectieve arbeidsovereenkomst in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf (hierna te noemen: CAO SGB) is van toepassing. RAS is opgericht door de CAO-partijen. [gedaagde] is werkgever in een schoonmaak- en/of glazenwassersbedrijf als bedoeld in CAO SGB.
2.4.
[gedaagde] is aan RAS op grond van CAO SGB een bijdrage verschuldigd
van een bepaald percentage van de loonsom, zijnde 0,75% (exclusief BTW) van de
loonsom in het lopende jaar. [gedaagde] moet de verschuldigde bijdrage binnen 14
dagen nadat de premienota is verzonden betalen.
2.5.
De aan BTF-SGB en RAS verschuldigde bedragen worden maandelijks middels één factuur in rekening gebracht.
2.6.
De onderstaande door BTF-SGB en RAS aan [gedaagde] gestuurde facturen heeft [gedaagde] niet of te laat betaald:
datum nummer bedrag
12-12-2022 300490915 € 29,99
10-01-2023 300502967 € 514,21
06-02-2023 300523655 € 3.920,56
09-02-2023 300524997 € 4.882,26
09-02-2023 300524998 € 46,35
13-03-2023 300541906 € 1.154,00
14-03-2023 300543436 € 1.271,38
27-03-2023 300549455
€ 2.616,08
Totaal € 14.434,83
2.7.
Na aanmaning door BTF-SGB en Ras heeft [gedaagde] de volgende betalingen aan BTF-SGB en RAS gedaan:
24-04-2023 € 3.692,83
24-04-2023 € 227,73
10-05-2023 € 4.611,92
10-05-2023
€ 270,34
Totaal: € 8.802,82

3.Het geschil

3.1.
BTF-SGB en RAS vorderen - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 7.043,33, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
Omschrijving Bedrag
- Hoofdsom (r.o.2.6) € 14.434,83
- Buitengerechtelijke incassokosten € 1.112,41
- Rente tot 4 juli 2023
€ 298,91
Subtotaal € 15.846,15
- Ontvangsten (r.o. 2.7)
€ 8.802,82 -/-
Totaal € 7.043,33
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft in de conclusie van antwoord aangevoerd dat zij gebruik maakt van het salarisadministratiebureau Devoted B.V. (hierna: Devoted) dat al jaren de loonstroken, af te dragen loonheffing, premie SPAWW en pensioenpremie berekent. [gedaagde] stelt dat zij die facturen ook altijd netjes betaalt. De facturen waar het in deze zaak om gaat zijn echter geschatte facturen. Het is [gedaagde] onduidelijk wat zij nu precies moet betalen. Zonder duidelijke specificatie wil zij niet betalen. [gedaagde] stelt dat BTF-SGB en RAS zeer moeilijk bereikbaar zijn en dat zij, als zij of Devoted telefonisch contact zoekt met vragen over de facturen, “van het kastje naar de muur gestuurd worden, omdat niemand precies weet hoe het zit”. Volgens [gedaagde] levert Devoted steeds gewoon de juiste gegevens aan. Als BTF-SGB en RAS kunnen uitleggen waar de facturen over gaan en deze specificeren, is [gedaagde] bereid die te betalen.
4.2.
Bij repliek hebben BTF-SGB en RAS de betreffende facturen, met specificaties en de verstuurde aanmaningen in het geding gebracht. Ook hebben BTF-SGB en RAS de toepasselijke reglementen in het geding gebracht op basis waarvan zij stellen gerechtigd zijn om bij het niet, te laat of onjuist aanleveren van de gegevens, de verschuldigde bedragen te schatten. BTF-SGB en RAS hebben voorts aangevoerd dat de meeste problemen in de relatie met [gedaagde] ontstaan doordat werknemers die uit dienst gaan, niet of niet tijdig worden afgemeld. Deze werknemers ontbreken dan op de aangeleverde loongegevens, maar omdat ze niet zijn afgemeld, worden de premies vervolgens via een geschatte factuur in rekening gebracht. Als later de afmelding wel wordt gedaan, wordt dit gecorrigeerd.
4.3.
[gedaagde] heeft bij dupliek aangevoerd dat deze miscommunicatie niet alleen aan haar te wijten is, maar ook aan de wijze waarop BTF-SGB en RAS factureren, crediteren en verrekenen zonder mededelingen, het lastig bereikbaar zijn en het niet verstrekken van specificaties bij de facturen. Dat medewerkers afgemeld moesten worden was bij haar en bij Devoted niet bekend. [gedaagde] heeft een verklaring van een medewerker van Devoted overgelegd waarin dit wordt bevestigd. In deze verklaring wordt ook melding gemaakt van de veelvuldige contacten met BTF-SGB over systeemfouten en onduidelijkheden over de aan te leveren gegevens. [gedaagde] heeft bij dupliek ook gereageerd op de bij repliek in het geding gebrachte facturen. In het onderstaande zal per factuur worden ingegaan op wat daarover is aangevoerd en beoordeeld worden of [gedaagde] die moet betalen.
4.4.
De factuur van 12-12-2022 met nummer 300490915 ten bedrage van € 29,99, productie 8.
4.4.1.
Blijkens de specificatie betreft dit aanleverrente. In artikel 5.2. lid 7 van het Uitvoeringsreglement staat dat BTF-SGB bij onjuiste aanlevering rente in rekening mag brengen. [gedaagde] stelt dat de factuur onterecht is omdat de gegevens wel zijn aangeleverd. Zij stelt alleen niet hoe en wanneer dat is gebeurd. De verschuldigdheid van deze factuur is dan ook onvoldoende gemotiveerd betwist. Dit onderdeel van de vordering wordt toegewezen.
4.5.
De factuur van 10-01-2023 met nummer 300502967 ten bedrage van € 514,21 productie 9.
4.5.1.
Over deze factuur hebben BTF-SGB en RAS aangevoerd dat dit een geschatte factuur betrof die zag op twee werknemers waarvan de loongegevens niet waren aangeleverd. Blijkens de overgelegde reglementen zijn zij gerechtigd op deze wijze te factureren.
4.5.2.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat beide werknemers waar deze factuur op ziet, uit dienst waren.
4.5.3.
De kantonrechter merkt op dat er kennelijk verwarring is geweest over of, en zo ja, op welke wijze, werknemers van [gedaagde] die uit dienst gaan, afgemeld moeten worden bij BTF-SGB en RAS. Wat de oorzaak van die verwarring ook is, BTF-SGB mag als gegevens onduidelijk of onvolledig zijn, op grond van het bepaalde in artikel 5.2. lid 6 van het Uitvoeringsreglement de premie voorlopig vaststellen. RAS mag dit doen op grond van het bepaalde in artikel 3, lid 4 van haar reglement. Na ontvangst van de juiste gegevens stellen zowel BTF-SGB en RAS de premie definitief vast en volgt er een verrekening. Nu door [gedaagde] niet is betwist dat de betreffende werknemers niet (tijdig) waren afgemeld, is zij de geschatte factuur verschuldigd. Dit onderdeel van de vordering wordt toegewezen. De kantonrechter gaat ervan uit dat [gedaagde] over de definitieve vaststelling en de wijze van verrekening door BTF-SGB en RAS zal worden (of al is) geïnformeerd en dat, als blijkt dat [gedaagde] teveel heeft betaald, dit wordt gecorrigeerd conform het reglement.
4.6.
De factuur van 06-02-2023 met nummer 300523655 ten bedrage van € 3.920,56, productie 10.
4.6.1.
Volgens [gedaagde] heeft zij deze factuur betaald. Zij heeft niet gesteld dat zij binnen de betalingstermijn van veertien dagen heeft betaald en zij heeft geen betalingsbewijs in het geding gebracht, zodat de kantonrechter dit niet kan verifiëren. Uit de stellingen van BTF-SGB en RAS volgt ook dat [gedaagde] inmiddels een bedrag van in totaal € 8.802,82 heeft betaald. Het kan dus zijn dat [gedaagde] deze factuur heeft betaald, maar dan wordt dat bedrag in mindering gebracht op het totaal verschuldigde bedrag.
4.6.2.
[gedaagde] erkent in ieder geval de verschuldigdheid van deze factuur, zodat die geen verdere beoordeling behoeft.
4.7.
De facturen van 09-02-2023 met nummer 300524997 en 300524998 en van 14-03-2023 met nummer 30054436 ten bedrage van € 4.882,26, € 46,35 en € 1.271,00, productie, 11, 12 en 14
4.7.1.
Volgens BTF-SGB en RAS betreffen de facturen van 9 februari 2022 een geschatte factuur en een factuur met de aanleverrente (prod 11 en 12) en is de factuur van 14 maart 2023 een correctiefactuur nadat de juiste gegevens zijn aangeleverd.
Volgens [gedaagde] heeft Devoted de gegevens wel goed aangeleverd. Zij heeft van deze stelling echter geen bewijsstukken overgelegd, zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat. Ook stelt [gedaagde] niet wanneer die gegevens zijn aangeleverd. Deze facturen zijn dan ook onvoldoende gemotiveerd betwist en dus toewijsbaar.
4.8.
De factuur van 13-03-2023 met nummer 300541906 ten bedrage van € 1.154,00, productie 13.
4.8.1.
Ook dit betreft een geschatte factuur, volgens BTF-SGB omdat de gegevens van vier werknemers niet goed waren aangeleverd. [gedaagde] voert aan dat deze werknemers allen uit dienst waren.
4.8.2.
Ook hier geldt weer dat het niet zozeer relevant is of de werknemers uit dienst waren, maar of zij zijn afgemeld bij BTF-SGB en RAS. Zolang dat niet is gebeurd, sturen BTF-SGB en RAS geschatte facturen, die later, na aanlevering van de juiste gegevens gecorrigeerd worden. De kantonrechter begrijpt dat deze werkwijze verwarring kan opleveren en gaat ervan uit dat BTF-SGB en RAS uitleg zullen geven over de wijze van verrekening achteraf. Echter, dit kan niet leiden tot het oordeel dat de factuur onjuist is. BTF-SGB en RAS mogen nu eenmaal schatten als zij de juiste gegevens niet hebben ontvangen en [gedaagde] heeft niet betwist dat zij of Devoted een tijdlang de werknemers die uit dienst gingen niet op de juiste manier hebben afgemeld.
4.8.3.
Ook deze factuur is derhalve verschuldigd.
4.9.
De factuur van 27-03-2023 met nummer 300549455 ten bedrage van € 2.616,08, productie 15
4.9.1.
Over de juistheid van deze factuur zijn partijen het eens. [gedaagde] stelt dat zij deze factuur heeft betaald, maar legt geen betalingsbewijs over en stelt ook niet wanneer zij die heeft betaald. Verwezen wordt naar wat hierover onder 4.6.1. is overwogen.
4.10.
Betalingen?
4.11.
Uit het voorgaande volgt dat de door BTF-SGB en RAS gevorderde hoofdsom onvoldoende gemotiveerd is betwist en toewijsbaar is.
4.12.
BTF-SGB en RAS hebben gesteld dat [gedaagde] na het intreden van het verzuim
€ 8.802,82 heeft voldaan. [gedaagde] stelt zelf bij dupliek dat dit € 13.788,14 is, maar onderbouwt dit niet. De kantonrechter gaat daarom uit van het door BTF-SGB en RAS genoemde bedrag dat in mindering wordt gebracht op het totaal verschuldigde.
Buitengerechtelijke kosten
4.13.
Door [gedaagde] is niet betwist dat BTF-SGB en RAS voor elke factuur betalingsherinneringen hebben gestuurd en dat de betalingen die zij hebben ontvangen, zijn gedaan nadat de betalingstermijn was verstreken en hiervoor is gesommeerd. Daarmee staat voldoende vast dat er buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt en dat die ook in redelijkheid zijn gemaakt. Het gevorderde bedrag is berekend conform het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten en daarmee toewijsbaar.
4.14.
Rente
4.15.
De berekening van de rente is niet weersproken. Ook dit bedrag is derhalve toewijsbaar.
Conclusie en proceskostenveroordeling
4.16.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering van BTF-SGB en RAS geheel zal worden toegewezen.
4.17.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van BTF-SGB en RAS worden begroot op:
  • dagvaarding € 132,42
  • griffierecht 514,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.306,42
4.18.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan BTF-SGB en RAS te betalen een bedrag van € 7.043,33, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 4 juli 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van BTF-SGB en RAS gevallen en tot op heden begroot op € 1.306,42,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken.