Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.[eiser sub 1] ,
2.
[eiseres sub 2],
1.De procedure
- de door CMIS op 4 juni 2024 overgelegde producties 1 tot en met 7 en de pleitnota (die nogmaals is overgelegd en is voorgedagen tijdens de hierna te noemen mondelinge behandeling),
- de mondelinge behandeling van 6 juni 2024,
- de spreekaantekeningen van [eisers]
2.De feiten
3.Het geschil
primair: CMIS te veroordelen om het op 16 april 2024 [1] door CMIS ten laste van [eisers] gelegde executoriaal derdenbeslag binnen twee dagen na de betekening van het in dezen te wijzen vonnis in kort geding op te heffen, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat CMIS nalaat hieraan te voldoen;
- subsidiair: de executie te schorsen voor een bepaalde tijd of totdat op het geschil zal zijn beslist en dat met doorverwijzing van dit geschil naar een bodemprocedure;
- zowel primair als subsidiair: CMIS te veroordelen in de kosten van dit geding.
4.De beoordeling
“om afspraken te maken zodat er een overeenkomst kan worden opgesteld. U kunt ons bereiken op telefoonnummer (…)”(zie hiervoor onder 2.3). Hieruit blijkt dat CMIS weliswaar akkoord was met het genoemde bedrag tegen finale kwijting, maar ook dat zij nog andere elementen in een definitieve overeenkomst neergelegd wilde zien.