ECLI:NL:RBLIM:2024:344

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
03.181256.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gekwalificeerde doodslag en brandstichting in Weert met psychische overmacht en affectieschade

Op 25 januari 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Polen, die samen met een medeverdachte betrokken was bij de dood van een 59-jarige man in Weert op 7 en 8 juli 2022. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 19 jaar gevangenisstraf voor gekwalificeerde doodslag en brandstichting. De zaak kwam aan het licht na een uitgebreid opsporingsonderzoek, waarbij de verdachte en de medeverdachte werden verdacht van het doden van het slachtoffer met het doel hem te beroven. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachten tegenstrijdig waren, maar dat er voldoende bewijs was voor hun betrokkenheid bij de dood van het slachtoffer. De rechtbank verwierp het verweer van psychische overmacht van de verdachte, omdat deze niet aannemelijk was. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, de minderjarige dochter van het slachtoffer, tot schadevergoeding voor affectieschade toegewezen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en de medeverdachte als medeplegers verantwoordelijk waren voor de gewelddadige dood van het slachtoffer en de daaropvolgende brandstichting in zijn woning.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.181256.22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] (Polen) op [geboortedag 1] 1982,
gedetineerd in de [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.T.H.M. Mühren, advocaat kantoorhoudende te Purmerend.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 14 december 2023. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is vervolgens op 11 januari 2024 gesloten.
De (minderjarige) nabestaande van het slachtoffer heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij waren ter terechtzitting aanwezig haar moeder en mr. B. Leemhuis, advocaat kantoorhoudende te Weert. De benadeelde partij is niet op de terechtzitting verschenen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] met het parketnummer 03.227284.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte, al dan niet samen met (een) ander(en):
[slachtoffer] heeft gedood met het doel hem te kunnen bestelen, subsidiair die [slachtoffer] heeft gedood en meer subsidiair die [slachtoffer] heeft bestolen met gebruikmaking van geweld;
brand heeft gesticht in de woning van die [slachtoffer] .

3.De beoordeling van het bewijs

Inleiding
In de nacht van 7 op 8 juli 2022 kwam [slachtoffer] als gevolg van geweld om het leven in zijn woning aan de [adres 1] in Weert. Een uitgebreid opsporingsonderzoek leidde tot de verdenking en aanhouding van de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] .
[verdachte] was een werkneemster van [slachtoffer] en [medeverdachte] was een kennis van haar. [verdachte] en [medeverdachte] hebben uiteindelijk erkend de betreffende avond/nacht in de woning van [slachtoffer] te zijn geweest en ook (enige) geweldshandelingen te hebben verricht. Zij verklaren echter verschillend over de reden van hun aanwezigheid aldaar en over het uitoefenen van het dodelijke geweld.
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het medeplegen van zowel gekwalificeerde doodslag (feit 1 primair) als brandstichting (feit 2).
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van (gekwalificeerde) doodslag (feiten 1 primair en subsidiair) en brandstichting (feit 2). Zij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring van diefstal met geweld (feit 1 meer subsidiair). De verdediging heeft een betrouwbaarheidsverweer gevoerd strekkende tot bewijsuitsluiting van de verklaringen van [medeverdachte] . Daarbij heeft zij bepleit de lezing van [verdachte] betrouwbaar te oordelen en als uitgangspunt te nemen bij de vaststelling van het scenario.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Ter bevordering van de leesbaarheid van dit vonnis, mede gelet op de omvang van de bewijsmiddelen, heeft de rechtbank de bewijsmiddelen opgenomen in bijlage II.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat sprake is van een omvangrijk dossier. Dat beslaat allereerst een
uitgebreid opsporingsonderzoek, omdat niet onmiddellijk duidelijk was wie de vermeende daders waren. Daarnaast leidde de aangetroffen situatie in de woning, die bestond uit een grote ravage met overhoopgehaalde goederen en veel (mogelijk) sporenmateriaal, tot een langdurig en uitgebreid forensisch onderzoek. Tot slot zijn de verdachten na hun aanhouding beiden veelvuldig gehoord door de politie.
Met de erkenning van de verdachten dat zij de twee personen zijn geweest die in de woning van [slachtoffer] waren de betreffende nacht, is een groot deel van het opsporingsonderzoek nu niet meer direct relevant voor de te nemen (bewijs)beslissingen. Wel maken de, wisselende en onderling tegenstrijdige, verklaringen van de verdachten dat voorzichtigheid is geboden bij de selectie en waardering van deze verklaringen voor het bewijs.
De rechtbank ziet zich in deze zaak voor diverse vragen gesteld, waaronder:
met welke bedoelingen kwamen de verdachten naar Weert?
hoe is het slachtoffer om het leven gekomen?
welke rol had elk van de verdachten? Hebben zij schuld, en zo ja waaraan?
De verdediging heeft bepleit om de verklaring(en) van de medeverdachte als onbetrouwbaar terzijde te schuiven. Op haar beurt heeft de verdediging van de medeverdachte in die zaak bepleit om de verklaring(en) van de verdachte als onbetrouwbaar terzijde te schuiven.
Gelet op de samenhang van deze zaken en het belang van de (betrouwbaarheid van de) verklaringen van de verdachten over en weer, zal de rechtbank beide verklaringen beoordelen. De rechtbank heeft daarbij geconstateerd dat onderscheid valt te maken in de verklaringen over (1.) de bedoelingen waarmee de verdachten naar Weert kwamen, (2.) wie welke geweldshandelingen in de woning heeft verricht en (3.) de brandstichting. De rechtbank heeft daarbij onderzocht of en zo ja, in hoeverre, de verklaringen verankering vinden in het dossier. Verankering kan gelegen zijn in de aard van de verklaring zelf: hoe betrouwbaar is die op zichzelf? Daarnaast kan verankering gevonden worden in verklaringen van anderen of andere onderzoeksbevindingen zoals resultaten van forensisch en/of tactisch onderzoek.
Ad A: Met welke bedoelingen kwamen de verdachten naar Weert?
[verdachte] heeft zich aanvankelijk op haar zwijgrecht beroepen en heeft, nadat eerst [medeverdachte] een verklaring had afgelegd, verklaard dat zij gezamenlijk naar [slachtoffer] gingen om te werken, maar dat [medeverdachte] op enig moment en onverwacht het initiatief nam om [slachtoffer] te beroven. [medeverdachte] zou [verdachte] , onder meer onder dreiging van een vuurwapen, hebben gedwongen om deel te nemen aan die beroving.
[medeverdachte] verklaarde aanvankelijk dat ze onderweg waren naar Frankijk om te werken, maar desalniettemin in Weert terecht kwamen omdat [verdachte] [slachtoffer] kende. Aldaar ontstond een ruzie met [slachtoffer] , maar [slachtoffer] zou nog wel in leven zijn geweest op het moment dat zij de woning verlieten. Later verklaarde [medeverdachte] dat dit een verzonnen verhaal was en dat zij samen rechtstreeks vanuit Polen naar [slachtoffer] zijn gegaan met de bedoeling om hem te beroven.
De rechtbank constateert dat de verklaring van [verdachte] allerlei vragen oproept die redenen geven te twijfelen aan de betrouwbaarheid van haar verklaring. Dat zij naar [slachtoffer] gingen om te werken zou op zich nog kunnen, aangezien [verdachte] al jarenlang voor [slachtoffer] werkte. Echter, daar houdt het ook bij op. Haar verklaring vindt verder op geen enkele wijze steun in het dossier. Zo blijkt, anders dan bij de voorgaande keren dat zij bij [slachtoffer] ging werken, niet van (voorafgaande) communicatie tussen [verdachte] en [slachtoffer] over het komen werken (pg. 865 e.v.). Dit had temeer voor de hand gelegen nu zij tezamen met de voor [slachtoffer] onbekende [medeverdachte] zou arriveren. Ook de omstandigheden dat [verdachte] en [medeverdachte] reeds rond 20.00 uur Nederland binnen reden via de grensovergang bij Venlo (pg. 534), lange tijd pauzeerden bij een tankstation (pg. 953) op slechts ongeveer 40 minuten rijden van de woning van [slachtoffer] , om vervolgens pas rond 23.30 uur, laat op de avond in het donker, naar [slachtoffer] te gaan, terwijl ze ook nog eens hun auto op aanzienlijke afstand van de woning van [slachtoffer] parkeerden, passen niet bij de goede bedoelingen zoals [verdachte] heeft geuit. Daar komt nog bij dat ook haar verklaring over het vuurwapen dat [medeverdachte] bij zich zou hebben, op zichzelf staat. Niet alleen heeft zij wisselend verklaard over het moment dat zij daarvan kennisnam, noch uit de beschikbare camerabeelden, noch uit het overige bewijsmateriaal is de aanwezigheid van een vuurwapen aannemelijk geworden.
Anderzijds vindt de (uiteindelijke) verklaring van [medeverdachte] , naar het oordeel van de rechtbank wel steun in het dossier. Daarbij wijst de rechtbank op dezelfde omstandigheden zoals hiervoor genoemd, die naar het oordeel van de rechtbank juist wel passen bij een scenario gericht op een beroving.
Daarom acht de rechtbank de verklaring van [medeverdachte] (van 6 februari 2023 en ter terechtzitting van 14 december 2023) over hun intenties bruikbaar voor het bewijs, neemt zij die ook als uitgangspunt, en schuift zij de verklaringen van [verdachte] terzijde. De rechtbank gaat er dus van uit dat de verdachten naar [slachtoffer] kwamen met de intentie hem te beroven.
ad B: Hoe is het slachtoffer om het leven gekomen?
De rechtbank stelt vast dat op basis van de verklaringen die zich in het dossier bevinden en ter terechtzitting zijn afgelegd géén eenduidig beeld ontstaat over wat er in de woning is gebeurd en hoe, meer specifiek door wie, het slachtoffer om het leven is gebracht.
Zo heeft [medeverdachte] erkend dat hij gevochten heeft met [slachtoffer] en hem daarbij ook met een fles en een baksteen op zijn hoofd heeft geslagen, maar ontkent hij hem gewurgd te hebben. [medeverdachte] verklaarde dat hij ook niet heeft gezien of [verdachte] dat heeft gedaan. [verdachte] verklaarde juist dat [medeverdachte] [slachtoffer] heeft gewurgd, waarbij zij nog de daarbij gebruikte kabels aan [medeverdachte] zou hebben aangegeven, onder druk van [medeverdachte] .
Daarom heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij het bewijs dat onafhankelijk van de verklaringen van de verdachten bestaat, zoals forensisch en tactisch onderzoek in en om de woning en het forensisch-medisch onderzoek aan het lichaam van het slachtoffer. De conclusies daaruit bieden immers objectieve handvatten bij de beoordeling van de vraag wat er in de woning is gebeurd en hoe het slachtoffer om het leven is gekomen.
Doodsoorzaak
Op grond van de bevindingen van de patholoog en toxicoloog stelt de rechtbank allereerst vast dat het slachtoffer is overleden als gevolg van – kort gezegd – verwurging. Uit het onderzoek blijkt ook van veel verwondingen op en aan het hoofd. Hoewel die verwondingen niet de dood verklaren, kunnen die (mede) door het bloedverlies mogelijk wel hebben geleid tot bewustzijnsstoornissen. Datzelfde geldt voor het aangetroffen verdovingsmiddel chloroform in onder meer de hersenen van het slachtoffer: ook dit leidde niet tot de dood, maar kan wel het bewustzijn beïnvloed hebben. Omdat er geen aanwijzingen zijn dat het slachtoffer om het leven is gekomen als gevolg van brand of rookinhalering, concludeert de rechtbank dat hij reeds overleden was op het moment dat de brand(en) ontstond(en).
Omstandigheden rondom het overlijden van het slachtoffer
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld hoe, en zo mogelijk door wie, het geweld is uitgeoefend. De verdachten verklaren ook hierover incompleet, wisselend en tegenstrijdig. Om die reden zoekt de rechtbank ook voor de beantwoording van deze vragen allereerst aansluiting bij objectieve bevindingen, zoals die van camerabeelden en van het team forensische opsporing (FO).
Overigens, wellicht ten overvloede, nog het volgende. Nu vastgesteld kan worden dat – buiten [slachtoffer] zelf – louter beide verdachten aanwezig waren op de plaats delict rond het tijdstip van overlijden van [slachtoffer] , stelt de rechtbank vast dat de personen – man en vrouw – die op de camerabeelden zichtbaar waren ook daadwerkelijk de verdachten betreffen, alsmede dat waar het NFI en het TMFI hebben gerapporteerd dat divers DNA-celmateriaal “mogelijk” van [verdachte] en [medeverdachte] waren, de rechtbank ook concludeert dat het daadwerkelijk DNA van deze verdachten betreft. Mede uitgaande daarvan komt zij tot de volgende overwegingen.
Geweldshandelingen
Uit camerabeelden blijkt dat nog geen twee minuten nadat de verdachten [slachtoffer] woning betraden, een vechtpartij ontstond die zich van binnen naar buiten verplaatste. Daarbij hield [slachtoffer] [medeverdachte] in bedwang, terwijl hij door [verdachte] eerst met een onbekend voorwerp en in tweede instantie met een baksteen meermalen op zijn hoofd werd geslagen. De bevindingen van het team FO tonen aan dat ook ín de woning veel geweld heeft plaatsgevonden. Dat blijkt onder meer uit de vele bloedsporen op zowel muren en vloer, als op voorwerpen zoals een kettingzaag, mes, schaar, snoeischaar, glazen beeldje, alsmede diverse kapotte voorwerpen zoals datzelfde glazen beeldje dat werd aangetroffen nabij de achterdeur en een bierflesje nabij het slachtoffer. Op grond van de hiervoor weergegeven bevindingen en interpretaties van de FO, mede gezien in het licht van rapportages van de patholoog en toxicoloog, stelt de rechtbank vast dat sprake is geweest van diverse soorten geweld. Het slachtoffer is blijkens de bevindingen van de patholoog meermalen op het hoofd geslagen en alleen al uit de camerabeelden blijkt dat dit ook met voorwerpen, zoals onder meer een baksteen, is gebeurd. Gezien de vele bloedsporen op de andere hiervoor genoemde voorwerpen, gaat de rechtbank er van uit dat ook in de woning voorwerpen gebruikt zijn bij de geweldshandelingen. Daarnaast is het slachtoffer bedwelmd met chloroform. De aangetroffen chloroform bleek overigens besteld met een telefoonnummer waar [verdachte] de beschikking over had en afgeleverd op haar woonadres in Polen. Haar DNA is aangetroffen op het gripzakje en de handdoek die nabij de chloroform in de keuken van [slachtoffer] zijn aangetroffen. Het geweld eindigde in de slaapkamer van het slachtoffer, waar hij met een telefoonkabel om zijn hals gewikkeld dood werd gevonden. Kortom, de rechtbank constateert dat het slachtoffer meermalen met diverse voorwerpen op het hoofd is geslagen, is bedwelmd en gewurgd.
Daarbij kan in elk geval worden vastgesteld dat hevig geweld heeft plaatsgevonden terwijl beide verdachten in de woning aanwezig waren en dat DNA van beide verdachten op diverse delictgerelateerde voorwerpen is aangetroffen.
ad C: Welke rol had ieder van de verdachten? Hebben zij schuld en, en zo ja waaraan?
Voor zover het de feitelijke gebeurtenissen in deze zaak betreft, ziet de rechtbank zich tot slot voor de vraag gesteld welke rol elk van de verdachten in dit feitencomplex heeft gehad. Zoals hiervoor al genoemd, constateert de rechtbank dat de verklaringen hierover uiteenlopen, tegenstrijdig en incompleet zijn.
De rechtbank realiseert zich dat de vaststellingen zoals hiervoor weergegeven geen volledig beeld geven van wat er in de woning is gebeurd. Ook realiseert de rechtbank zich dat de verdachten wel degelijk meer hebben verklaard dan wat hiervoor is opgenomen. Wat de beide verdachten méér hebben verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank echter niet overtuigend.
Zo constateert de rechtbank dat [verdachte] haar rol aanzienlijk bagatelliseert. Het is immers volstrekt onaannemelijk dat zij, in de ongeveer twee uren dat ze in de woning aanwezig was, nauwelijks iets heeft gedaan. Dat is bovendien in strijd met enkele van de bevindingen hiervoor. Haar verklaringen dat [medeverdachte] diegene is geweest die [slachtoffer] heeft gewurgd en dat zowel zij als [medeverdachte] op verschillende plekken brand hebben gesticht, zijn weliswaar niet strijdig met de bevindingen in het dossier, maar vinden daarin verder ook geen steun en staan op zichzelf. De rechtbank kan hieruit niet zonder meer de conclusie trekken dat die verklaringen de (volledige) waarheid betreffen.
Anderzijds kent ook de (uiteindelijke) verklaring van [medeverdachte] diverse bijzonderheden. Zo zou hij juist op het moment van de verwurging van [slachtoffer] en op het moment van de brandstichting niet in de woning zijn geweest. Dat zou onder meer impliceren dat [verdachte] [slachtoffer] alleen zou hebben verwurgd. Ook deze verklaringen zijn weliswaar niet strijdig met de bevindingen in het dossier, maar vinden daarin verder ook geen steun en staan ook op zichzelf. Ook hieruit trekt de rechtbank niet zonder meer de conclusie dat die verklaringen de (volledige) waarheid betreffen.
Het is echter onmogelijk dat beide verklaringen juist zijn. Daarom valt de rechtbank terug op haar eerdere bevindingen over
water in de woning is voorgevallen en kan zij niet vaststellen
wiewelke handelingen precies heeft verricht.
De rechtbank volstaat met de constatering dat [verdachte] en [medeverdachte] aanwezig waren in de woning gedurende de momenten dat het slachtoffer op zijn hoofd is geslagen, is bedwelmd en verwurgd en waar nadien brand is gesticht. Voor een scenario dat iemand anders dan deze verdachten daarvoor verantwoordelijk is, biedt het dossier geen aanknopingspunten.
Medeplegen?
Ondanks dat de rechtbank niet precies kan vaststellen wie welke handelingen in de woning heeft verricht, staat wel vast dat [verdachte] en [medeverdachte] als enigen – naast [slachtoffer] – in de woning aanwezig waren toen het geweld op [slachtoffer] werd toegepast en hij uiteindelijk overleed. De rechtbank ziet zich nu voor de vraag gesteld of de verdachten als medeplegers zijn aan te merken.
De betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank over de betrokkenheid van [verdachte] en [medeverdachte] het volgende af. Zij zijn samen vanuit Polen naar de bij [verdachte] bekende woning van [slachtoffer] gereden en zijn die woning binnengegaan met het doel [slachtoffer] te beroven. Dit was van tevoren afgesproken, net als dat [slachtoffer] vastgebonden zou worden. Daarbij hebben de verdachten chloroform uit Polen meegenomen, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank enkel en alleen tot doel had om het verzet van [slachtoffer] zoveel mogelijk te beperken. Beiden hebben [slachtoffer] met meerdere voorwerpen op het hoofd geslagen. De voeten van [slachtoffer] zijn vastgebonden met een hondenriem. Op enig moment is [slachtoffer] bedwelmd met de chloroform én is hij gewurgd. Uiteindelijk is [slachtoffer] overleden en is er brand gesticht. [verdachte] en [medeverdachte] kwamen tot twee keer toe samen naar de woning en hebben ook samen de woning verlaten om nadien -met gestolen goederen- terug te keren naar Polen.
Hoewel dus niet zonder meer is vast te stellen wie de afzonderlijke geweldshandelingen precies heeft verricht, oordeelt de rechtbank op grond van het voorgaande dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Het doel was duidelijk: de beroving van [slachtoffer] . De rollen van [verdachte] en [medeverdachte] waren daarbij nagenoeg van hetzelfde gewicht.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen ten aanzien van [verdachte] en [medeverdachte] bewezen.
Overigens, ten overvloede, merkt de rechtbank op dat geen volledig sporenonderzoek van de kabels waarmee het slachtoffer is gewurgd, heeft plaatsgevonden. Immers, reeds op de plaats delict werden de uiteinden om de hals van het slachtoffer bemonsterd, waarna de gehele kabel werd veiliggesteld (pg. 1605). Die kabel werd vervolgens in zijn geheel ingezonden naar het TMFI, alwaar de kabel opnieuw werd bemonsterd. Uiteindelijk zijn alleen die laatste bemonsteringen aan een DNA-onderzoek onderworpen (pg. 2234). De op de plaats delict genomen bemonstering is aldus (nog) niet onderzocht. Hoewel dat dus wellicht nog mogelijk was geweest, acht de rechtbank zo’n nader onderzoek, mede gelet op hetgeen zij hiervoor ten aanzien van het medeplegen nog overweegt, ook niet meer noodzakelijk.
Gekwalificeerde doodslag?
Bewezenverklaring van de (onder 1.) primair ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag vergt een bepaalde relatie tussen die doodslag en het zogenaamde oorsprongsfeit, in dit geval diefstal. Die relatie moet daarin zijn gelegen dat de doodslag is gepleegd – kort gezegd – ter bevordering van die diefstal; dat kan bijvoorbeeld zijn om de diefstal te vergemakkelijken of om, achteraf, straffeloosheid te verzekeren.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het aanvankelijke plan was om [slachtoffer] te beroven; niet is gebleken dat de verdachten op voorhand reeds het plan hadden om hem te doden. Wel kan uit de omstandigheid dat de verdachten kennelijk bewust hebben gewacht totdat [slachtoffer] thuis was, worden afgeleid dat er mogelijk meer speelde dan alleen het stelen van goederen of geld uit de woning. Het meebrengen van chloroform is hiervoor eveneens een belangrijke aanwijzing. Dat kan immers niet anders worden gezien dan als een middel om eventuele weerstand te breken.
Kennelijk stuitten de verdachten op meer verzet dan zij hadden voorzien. Zoals ook uit de camerabeelden is gebleken, weerde [slachtoffer] zich aanvankelijk uitermate kranig. Hij was [medeverdachte] simpelweg de baas. Echter, [verdachte] schoot [medeverdachte] te hulp door [slachtoffer] met voorwerpen op het hoofd te slaan en het gevecht verplaatste zich weer de woning in. Omdat de camera’s bij de woning enige tijd later werden uitgeschakeld kan de mate van het daarna gebruikte geweld niet blijken uit beelden doch wel uit het forensisch onderzoek.
Alle omstandigheden, meer in het bijzonder de vele reeds genoemde geweldshandelingen, brengen de rechtbank tot de conclusie dat gaandeweg de beroving, het doden van [slachtoffer] kennelijk nodig werd geacht om de beroving te kunnen voltooien. Op basis van de uiterlijke verschijningsvorm van deze beroving, waaronder de hoeveelheid toegepast geweld, het gebruik van voorwerpen daarbij, het gebruik van chloroform en het wurgen, stelt de rechtbank vast dat het opzet - uiteindelijk - ook was gericht op het doden van [slachtoffer] ter voltooiing van de beroving.
Diefstal
De beroving is uiteindelijk ook voltooid. De woning is nagenoeg volledig doorzocht en [medeverdachte] heeft verklaard over de door hen weggenomen voorwerpen. Deze verklaring vindt steun in de omstandigheid dat [medeverdachte] enkele dagen later bij een Pools pandjeshuis een Makita accuzaag en een laptop afkomstig uit de woning van [slachtoffer] heeft aangeboden.
Brandstichting
Hoewel afzonderlijk ten laste gelegd, is de brandstichting naar het oordeel van de rechtbank niet anders te zien dan een middel om straffeloosheid te verzekeren. De FO heeft in de woning vijf brandhaarden aangetroffen. Die branden zijn aangestoken bij het verlaten van de woning. Gezien het tijdsverloop heeft die brandstichting dus plaatsgevonden op 8 juli 2022. Ook voor dit feit geldt dat, hoewel niet kan worden vastgesteld wie precies (welke van) de branden heeft gesticht, de rechtbank concludeert dat de verdachten samen als medeplegers schuldig zijn aan de brandstichting gelet op de hiervoor al meermalen aangehaalde omstandigheden, bestaande uit het gezamenlijke plan, de gezamenlijke uitvoering en het kennelijke doel om ermee weg te komen.
Conclusie
Het voorgaande maakt dat de rechtbank de onder 1. primair ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag en de onder 2. ten laste gelegde brandstichting, beide door de verdachten in vereniging begaan, bewezen acht.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht ten laste van de verdachte bewezen dat:
ten aanzien van feit 1 primair:
zij in de periode van 7 juli 2022 tot en met 8 juli 2022 in de gemeente Weert tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door deze [slachtoffer] (meermalen) op diens hoofd te slaan en toesnoerende en/of samendrukkende kracht uit te oefenen op de hals van genoemde [slachtoffer] , welke doodslag werd gevolgd en/of vergezeld van enig strafbaar feit, te weten diefstal van een zaag (Makita), ander gereedschap, een laptop (Acer), sleutels, USB-sticks en een diskstation, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken;
ten aanzien van feit 2:
zij op 8 juli 2022 in de gemeente Weert tezamen en in vereniging met een ander, op meer plaatsen in een woning gelegen aan de [adres 1] opzettelijk brand heeft gesticht door (telkens) open vuur in aanraking te brengen met papier, ten gevolge waarvan (telkens) brand is ontstaan en daarvan (telkens) gemeen gevaar voor zich in deze woning bevindende goederen te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1 primair:
medeplegen van doodslag, gevolgd en/of vergezeld van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdediging heeft verzocht de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging op grond van psychische overmacht krachtens artikel 40 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft de verklaring van de verdachte dat zij de door haar gepleegde handelingen onder dreiging van [medeverdachte] heeft verricht, als niet aannemelijk terzijde geschoven. Dat maakt dat het beroep op psychische overmacht eveneens niet kan slagen, nu dat op diezelfde verklaring is gegrond. De rechtbank verwerpt aldus dit verweer.
Psycholoog drs. J.P.M. van der Leeuw heeft over de geestvermogens van de verdachte op 8 maart 2023 een rapport uitgebracht. Daarin werd geadviseerd tot opname in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) ter observatie van de verdachte. Het PBC heeft op 4 december 2023 gerapporteerd. Daarin is gemotiveerd waarom zij – anders dan de psycholoog vooralsnog – geen persoonlijkheidsstoornis met borderline en afhankelijke trekken diagnosticeerden en geconcludeerd dat geen persoonlijkheidsproblematiek kan worden vastgesteld.
De rechtbank komt op basis van de in die rapporten opgenomen bevindingen en adviezen niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die haar strafbaarheid geheel uitsluit.
De verdachte is strafbaar, omdat – ook voor het overige – geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 22 jaren met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan de verdachte een gevangenisstraf van niet meer dan 12 jaren op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank overweegt in het bijzonder als volgt.
De verdachte heeft samen met de medeverdachte de destijds 59-jarige [slachtoffer] gedood, bestolen en vervolgens brand gesticht in zijn woning.
Het doel van het “bezoek” aan [slachtoffer] die betreffende avond was duidelijk: hem laat in de avond, in zijn eigen huis, te beroven van geld en andere waardevolle goederen. Daarvan is, op enkele niet zo waardevolle goederen na, niet veel terecht gekomen. Het liep volledig uit de hand. Vrij snel na aankomst ontstond er een vechtpartij, waarbij [slachtoffer] fors werd mishandeld. Het verblijf van beide verdachten in de woning ontaardde in de dood door verwurging van [slachtoffer] . Zijn laatste momenten moeten vol pijn en angst zijn geweest. Dat hij thuis werd aangevallen door twee mensen, van wie hij er één al jarenlang goed kende, zal de schok alleen maar hebben vergroot. Daarmee heeft de verdachte niet alleen [slachtoffer] van het leven beroofd, maar ook zijn jonge dochter haar vader ontnomen. De ter terechtzitting voorgelezen verklaring getuigt van het verdriet hierover.
Gekwalificeerde doodslag, dus met het doel om een ander misdrijf te bevorderen, is een van de ernstigste misdrijven die ons Wetboek van Strafrecht kent en waarbij in de regel zeer lange gevangenisstraffen worden opgelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak anders te oordelen. De verdachten hebben dit sámen gedaan. Waar dit feit niet zonder [verdachte] gepleegd kon worden omdat zij [slachtoffer] en de situatie ter plaatse goed kende en deze beroving initieerde, kon dit feit ook niet gepleegd worden zonder [medeverdachte] numerieke en fysieke versterking. Uiteindelijk hebben de verdachten zo’n twee uren in de woning van [slachtoffer] verbleven. Deels in gevecht, maar ook deels om die woning volledig overhoop te halen op zoek naar waardevolle goederen en geld. Ergens in die tijd is ook nog eens de hond van [slachtoffer] om het leven gebracht, mogelijk ook door verwurging. In de hoop met dit alles weg te komen, hebben de verdachten op meerdere plekken in de woning brand gesticht.
Waar uiteindelijk geen eenduidig antwoord op is gekomen, is het achterliggende motief om [slachtoffer] te bestelen in zijn aanwezigheid. Indien het daadwerkelijk alleen om de buit ging, had het meer voor de hand gelegen om dat te doen op een moment dat [slachtoffer] niet thuis was. Echter, de verdachten hebben gewacht totdat ze zeker wisten dat [slachtoffer] er was. Mogelijk speelde er meer. Het dossier bevat aanwijzingen voor eerdere pogingen van [verdachte] om [slachtoffer] op te lichten of te bestelen, hetgeen [slachtoffer] inmiddels in de gaten had.
Dat maakt de rol van de verdachte nog kwalijker. Zij heeft niet alleen het initiatief genomen tot deze beroving, maar heeft daarmee misbruik gemaakt van haar jarenlange (werk)relatie met [slachtoffer] en de hulp en het vertrouwen dat zij van hem kreeg. Tevens maakte zij misbruik van het vertrouwen van [slachtoffer] naaste familie. Toen zij nog niet als verdachte in beeld was, schrok zij er niet voor terug om op hun kosten naar Nederland te reizen om [slachtoffer] uitvaart bij te wonen.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat louter een langdurige gevangenisstraf een gepaste reactie is op wat de verdachte heeft gedaan. Gelet op de hiervoor geschetste rol van de verdachte, als initiator, en in aanmerking genomen de hoogte van de straffen die doorgaans voor dergelijke feiten worden opgelegd zal de rechtbank de verdachte wegens gekwalificeerde doodslag én brandstichting veroordelen tot een gevangenisstraf van 19 jaren.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] , de minderjarige dochter van het slachtoffer, vordert (d.t.v. haar moeder [naam 1] als wettelijke vertegenwoordiger en met bijstand van mr. Leemhuis als advocaat) een schadevergoeding tot een bedrag van 94.091,19 euro. De vordering bestaat uit de navolgende posten (nummering door rechtbank):
20.000,00 euro affectieschade;
65.800,00 euro gederfd levensonderhoud;
1.028,50 euro kosten van berekening levensonderhoud;
5.992,15 euro kosten uitvaarverzorging;
643,72 euro reis-/verblijfkosten t.b.v. crematie;
626,82 euro reis-/verblijfkosten t.b.v. terechtzitting (proceskosten).
Tevens heeft de benadeelde partij verzocht het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast is verzocht verdachten hoofdelijk te veroordelen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in de vordering bepleit gelet op de bepleite vrijspraak van (gekwalificeerde) doodslag. Subsidiair heeft zij eveneens de niet-ontvankelijkheid bepleit, nu die vordering niet eenvoudig van aard is, rijkelijk laat is ingediend en gebrekkig onderbouwd is. Meer subsidiair heeft zij de niet-ontvankelijkheid bepleit van de posten d., e. en f. nu dat deel van de vordering te laat is ingediend waardoor de verdediging onvoldoende voorbereidingstijd had.
Mocht de rechtbank de ontvankelijkheidsverweren verwerpen, dan heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de affectieschade (a.) en de expertisekosten (c.). Zij heeft de afwijzing dan wel niet-ontvankelijkheid bepleit van het gederfd levensonderhoud (b) omdat die post onvoldoende onderbouwd is. Voorts heeft zij de niet-ontvankelijkheid bepleit van de uitvaartkosten (d.), de reis- en verblijfkosten ten behoeve van de crematie (e.) en de reis- en verblijfkosten ten behoeve van de zitting (f.) omdat die kosten niet door/namens de benadeelde zijn voldaan.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte zal worden veroordeeld voor (gekwalificeerde) doodslag van het slachtoffer [slachtoffer] , zijnde de vader van de benadeelde partij. Aldus kan zij (ex art. 51a WvSv) in beginsel als nabestaande en als slachtoffer dat zelf rechtstreeks als gevolg van die doodslag vermogensschade of ander nadeel heeft ondervonden, ontvangen worden in haar vordering.
Het is juist dat de vordering redelijk omvangrijk is en in dat licht laat, twee weken voor de terechtzitting, is ingediend. Dat geldt temeer voor de aanvulling op de vordering, die pas op de ochtend van de zitting is ontvangen. Anderzijds is de vordering, in zijn geheel bezien, niet dermate complex dat zulks aan de ontvankelijkheid van de benadeelde in de weg staat.
Affectieschade (post a.)
Als kind van het overleden slachtoffer heeft de benadeelde op grond van art. 6:108, derde en vierde lid van het Burgerlijk Wetboek recht op een vergoeding van affectieschade. Uit het Besluit vergoeding affectieschade volgt dat zij recht heeft op compensatie van
20.000,00 euro, zoals zij ook gevorderd heeft. De vordering is dus in zoverre toewijsbaar.
Gederfd levensonderhoud (posten b. en c.)
Op grond van art. 6:108, eerst lid van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde recht op vergoeding van gederfd levensonderhoud. De hoogte van het gederfd levensonderhoud is begroot door een expertisebureau. De rechtbank is echter van oordeel dat de vordering op dit punt gebrekkig is onderbouwd. Zo is een aantal bijlagen onvolledig, kunnen die lastig in hun context bepaald worden en is ook ter terechtzitting onvoldoende duidelijk geworden of de begroting juist en terecht is.
Mede in het licht bezien van de late indiening van de vordering, alsmede de betwisting daarvan door de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat een nadere onderbouwing en mogelijke standpuntuitwisseling nodig is voor een juiste beoordeling. Een aanhouding van de zaak daartoe acht de rechtbank echter een onevenredige belasting van het strafgeding. De rechtbank zal de benadeelde daarom voor dit deel van de vordering, net als de kosten die in dit kader zijn gemaakt, op grond van artikel 361, derde lid van het Wetboek van strafvordering niet ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Overige kosten (posten d., e. en f.)
Ter terechtzitting is toegelicht dat de kosten van de uitvaartverzorging, en de reis- en verblijfskosten ten behoeve van de crematie en de zitting zijn voldaan uit de nalatenschap van het slachtoffer. Tevens is gesteld dat de benadeelde enig erfgenaam is van het slachtoffer. Ter terechtzitting is evenwel ook gebleken dat een broer van het slachtoffer, tevens oom van de benadeelde, naar de rechtbank begrijpt is aangewezen als executeur ter beheer van de nalatenschap gelet op de omstandigheid dat de benadeelde nog minderjarig is. Op grond daarvan zou in beginsel deze executeur op grond van artikel 4:145 van het Burgerlijk Wetboek de benadeelde in rechte moeten vertegenwoordigen. Bij gebrek aan inzage in nadere stukken hieromtrent, waaronder een verklaring van erfrecht en/of een machtiging van de executeur, kunnen de onderlinge verhoudingen thans onvoldoende worden vastgesteld.
Mede in het licht bezien van de late indiening van deze aanvulling op de vordering, de omstandigheden dat pas ter terechtzitting nadere informatie bekend is geworden, alsmede de betwisting daarvan door de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat een nadere onderbouwing en mogelijke standpuntuitwisseling nodig is voor een juiste beoordeling. Een aanhouding van de zaak daartoe acht de rechtbank echter een onevenredige belasting van het strafgeding. De rechtbank zal de benadeelde voor dit deel van de vordering, net als de kosten die in dit kader zijn gemaakt, op grond van artikel 361, derde lid van het Wetboek van strafvordering niet ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aanvullende stukken naar aanleiding van de terechtzitting
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken die de raadsman van de benadeelde partij naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting nog heeft ingediend, gedateerd 21 december 2023. De rechtbank zal deze stukken niet meer betrekken in haar oordeel. Uitgangspunt is dat de benadeelde haar vordering – nadat de officier van justitie overeenkomstig artikel 311 Wetboek van strafvordering het woord heeft gevoerd – kan (doen) toelichten. Zij kan andermaal het woord voeren telkens wanneer de officier van justitie het woord heeft gevoerd. Dit volgt uit artikel 334, derde lid van het Wetboek van strafvordering. De benadeelde heeft van deze mogelijkheid ter terechtzitting gebruikt gemaakt. Laatstgenoemd artikel biedt geen ruimte om nadien nog schriftelijke stukken in te zenden naar aanleiding van het verweer van de verdediging. Door de beperkingen van het strafproces acht de rechtbank zich niet verzekerd dat beide partijen in voldoende mate in de gelegenheid zijn geweest hun stellingen en onderbouwingen met betrekking tot de toewijsbaarheid genoegzaam naar voren te brengen. Een heropening van het onderzoek ter terechtzitting op dit punt zou echter tot een onevenredige belasting van het strafgeding leiden.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering (post a.) (hoofdelijk) toewijzen tot een bedrag van 20.000,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Voor het overige zal de benadeelde niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, met dien verstande dat zij dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

8.Het beslag

De rechtbank zal de onder de verdachte in beslag genomen auto verbeurd verklaren nu de hiervoor bewezen verklaarde feiten met behulp van die auto zijn begaan of in elk geval voorbereid. Hoewel de verdachte formeel wellicht niet de eigenaar van deze auto is, blijkt uit het dossier afdoende dat de auto haar wel degelijke (minst genomen mede) toebehoorde, op grond waarvan de auto aldus toch vatbaar is voor verbeurdverklaring.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 57, 157 en 288 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart feit 1 primair en feit 2 bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1 primair en feit 2 tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte (hoofdelijk) tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
20.000,00 euro, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
8 juli 2022tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige
niet ontvankelijkis en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen;
- legt aan de verdachte op de (hoofdelijke) verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde] van een bedrag van
20.000,00 euro, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
8 juli 2022tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
135 dagen, met dien verstaande dat de toepassing van deze gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of de mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt;
Beslag
-
verklaart verbeurdhet volgende in beslag genomen voorwerp:
- een personenauto, merk Audi, kenteken [kenteken] , goednummer G1535571.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. L. Feuth en mr. G.H. Hermanides, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 januari 2024.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1 primair:
zij in of omstreeks de periode van 7 juli 2022 tot en met 8 juli 2022 in de gemeente Weert tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft/hebben beroofd, door deze [slachtoffer] (meermalen) op diens hoofd te slaan en/of toesnoerende en/of samendrukkende kracht en/of stomp botsende krachtinwerking uit te oefenen op de hals van genoemde [slachtoffer] en/of voornoemde [slachtoffer] te smoren en/of samendrukkende krachtinwerking op diens romp uit te oefenen, welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten (gekwalificeerde) diefstal van een zaag (Makita) en/of ander gereedschap en/of een laptop (Acer) en/of sleutels en/of USB-sticks en/of een diskstation, in elk geval van enig goed, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Feit 1 subsidiair:
zij in of omstreeks de periode van 7 juli 2022 tot en met 8 juli 2022 in de gemeente Weert tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk, van het leven heeft/hebben beroofd, door deze [slachtoffer] (meermalen) op diens hoofd te slaan en/of toesnoerende en/of samendrukkende kracht en/of stomp botsende krachtinwerking uit te oefenen op de hals van genoemde [slachtoffer] en/of voornoemde [slachtoffer] te smoren en/of samendrukkende krachtinwerking op diens romp uit te oefenen;
Feit 1 meer subsidiair:
zij in of omstreeks de periode van 7 juli 2022 tot en met 8 juli 2022 in de gemeente Weert, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een zaag (Makita) en/of ander gereedschap en/of een laptop (Acer) en/of sleutels en/of USB-sticks en/of een diskstation, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat (bij) voornoemde [slachtoffer]
  • (meermalen) is geslagen onder andere met een (bak)steen, een oplader en/of (een) fles(sen) en/of
  • is bedwelmd/gedrogeerd met chloroform en/of
  • (een) kabel(s) om de nek/hals is gewikkeld en deze kabel(s) (vervolgens) is/zijn aangetrokken en/of
  • is geduwd/getrokken en/of
  • (meermalen) is getrapt/geschopt
Feit 2:
zij in of omstreeks de periode van 7 juli 2022 tot en met 8 juli 2022 in de gemeente Weert tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op één of meer plaatsen in een woning gelegen aan de [adres 1] opzettelijk brand heeft/hebben gesticht door (telkens) open vuur in aanraking te brengen met papier en/of kleding en/of ander stoffen materiaal, althans (telkens) met een brandbare stof ten gevolge waarvan (telkens) zich in genoemde woning bevindende goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval (telkens) brand is ontstaan, en daarvan (telkens) gemeen gevaar voor voornoemde woning en/of zich in deze woning bevindende goederen, in elk geval (telkens) gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
Bijlage II: De bewijsmiddelen
Verklaringen [medeverdachte]
[medeverdachte]verklaarde op 6 februari 2023 tegenover de politie – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende: [2]
(pg. 486)Op een dag (…) kwam [verdachte] met het idee dat wij naar die meneer gaan bij wie zij werkte. Zij heeft gezegd dat hij geld thuis had. (…)
(pg. 487)Zij heeft het voorstel gedaan om naar die meneer te gaan waar zij werkt, hem bestelen en dan zouden wij het geld delen. (…) Zij stelde voor om naar de meneer te gaan, hem bang maken en bestelen. Ik ging akkoord. (…)
(pg. 488)Wij kwamen naar Nederland, naar die meneer. (…) Toen wij met de auto aankwamen, dat was overdag. (…) Een kilometer of 2 zijn wij verder gereden. Daar was een kerk. Het begon snel donker te worden. Wij hebben de auto daar geparkeerd. (…) Zij heeft gezegd hoe laat hij naar bed ging en zij heeft gezegd dat het een juist tijdstip was. (…) Wij gingen toen lopen. Ik stond op een afstand van het huis en [verdachte] ging de deur open maken zodat ik naar binnen kon. (…) Ik zou naar binnen gaan en de meneer aan het bed vastbinden.
(pg. 489)Hij werd wakker en we begonnen te vechten. Ik kon hem niet aan, hij was sterker. (…) Uit die ruimte waar hij lag te slapen gingen wij naar een andere ruimte, via die andere ruimte zijn wij naar buiten gegaan.
Later in datzelfde verhoor verklaarde
[medeverdachte]– zakelijk weergegeven – onder meer ook:
(pg. 490)Op een gegeven moment viel die meneer mij aan. Die meneer werd furieus. Ik begon met hem te vechten en [verdachte] was bezig met het afsluiten van de camera's. Ik vocht met die meneer en ik had in mijn hand een baksteen. Ik heb die meneer met de baksteen op zijn hoofd geslagen.
(…)
Wij zijn naar buiten gegaan en wij zijn naar de kerk gegaan. We zijn met de auto terug naar de woning gegaan. Wij zijn terug naar binnen gegaan en [verdachte] was bezig met de telefoons en de computers. In de andere ruimte heb ik de laptops en ander gereedschap naar de auto gebracht. (…) Ik heb een paar usb sticks gevonden en deze in mijn zak gedaan. Met die usb sticks in mijn zak ben ik in de auto gaan zitten. (…) [verdachte] kwam aan met een laptop en met sleutels/gereedschap. (…)
(pg. 491)Wij zijn toen weggereden.
(pg. 496)Wij waren op zoek naar geld.
(pg. 497)U vraag mij wat is gebeurd met de spullen die wij uit de woning hebben gehaald. Een gedeelte is verkocht.
Verder verklaarde
[medeverdachte]ter terechtzitting van 14 december 2023 – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende: [3]
Ik ben hiernaartoe gekomen, omdat [verdachte] mij verteld had dat die meneer veel kostbaarheden en geld in zijn woning had. [verdachte] en ik kwamen hiernaartoe om deze man te beroven. Ik droeg daarbij handschoenen omdat ik niet wilde dat mijn vingerafdrukken achter zouden blijven. Wat er is gebeurd, is dat ik die man beroofd heb, gevochten heb en de woning heb doorzocht. [verdachte] ook. Verder was er niemand aanwezig.
Het zou best kunnen dat wij zo’n twee uren in de woning aanwezig zijn geweest. Het is juist dat we, toen we de woning de eerste keer verlieten, naar de auto bij het kerkje zijn gelopen en dat dat een heel stuk lopen was. Het is ook juist dat wij toen met de auto terug zijn gegaan naar de woning. In die tien minuten hebben we spullen gepakt, zoals een laptop, een elektrische zaag, een diskstation en andere spullen.
Eerste bevindingen politie
De
verbalisanten [naam 2] en [naam 3]kwamen als eerste ter plaatse en zij relateerden – zakelijk weergegeven – als volgt: [4]
Op 10 juli 2022 omstreeks 16.28 uur kregen wij de opdracht om te gaan naar de [adres 1] te Weert. Wij zagen dat er in de woning een hevige brand had gewoed. Het rook er sterk naar brand en we zagen dat veel in de woning verbrand en gesmolten was. Drie brandweerlieden zijn kort na 17.10 uur met behulp van zuurstof de woning binnen gegaan. Zij vertelden ons dat zij een stoffelijk overschot hadden gevonden van een hond in de woonkamer. Omstreeks 17.25 uur kwamen de brandweerlieden weer de woning uit. Ik (verbalisant [naam 3] ) zag dat de melder, de broer van de bewoner, direct naar de brandweermannen liep. Ik liep naar de melder toe en hoorde hem zeggen dat de brandweermannen een lichaam in de woning hadden gevonden. Deze was aangetroffen op een slaapkamer.
Op het adres [adres 1] te Weert stond
ingeschreven: [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1963 te [geboorteplaats 2] . [5] Het stoffelijk overschot werd met aan zekerheid grenzende waarschijnlijk
geïdentificeerdals zijnde [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1963. [6]
Forensisch-medisch onderzoek
De
toxicoloograpporteerde – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt: [7]
In het lever-, hersen- en het longweefsel van [slachtoffer] is chloroform aangetoond. De gemeten chloroformconcentraties in lever- en hersenweefsel van respectievelijk minder dan 2,8 mg/kg en ongeveer 3,1 mg/kg zijn niet hoog maar beïnvloeding van het bewustzijn is mogelijk.
De
forensisch patholoograpporteerde – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende: [8]
Bij het forensisch pathologisch onderzoek op het lichaam van [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1963, is het navolgende gebleken:
Er was bloedbevuiling ter hoogte van het hoofd en de handen. Ter hoogte van het voorhoofd (A) en de behaarde hoofdhuid (B) waren respectievelijk zes en vijftien huiddefecten; deels boogvormig of gevorkt. Meerdere defecten reikten tot op de schedel en bij enkele defecten was er ondermijning van wondranden. Bij de defecten was omgevende bloeduitstorting.
In de halsspieren waren bloeduitstortingen en/of rode verkleuringen. Er was een breuk van het tongbeen (linker grote hoorn) en het schildkraakbeen (linker bovenste hoorn).
Interpretatie van resultaten
Het forensisch pathologisch onderzoek betrof een volwassen man. Er waren forse postmortale veranderingen met belemmering van het onderzoek. De mate van postmortale veranderingen kunnen passen bij een postmortaal interval van meerdere dagen (bij een hoge omgevingstemperatuur).
Aan het lichaam waren tekenen van verblijf in een brand. Er is toxicologisch onderzoek uitgevoerd naar koolmonoxide in spierweefsel. De gemeten koolmonoxide gehaltes zijn alleszins te laag om het overlijden te kunnen verklaren. Gezien bovenstaande alsook de afwezigheid van roetbelading in de luchtwegen zijn er geen forensisch-pathologische aanwijzingen dat betrokkene in leven was tijdens (het begin van) de brand.
Aan het hoofd waren een twintigtal huiddefecten; gedeeltelijk bestaand uit meerdere overlappende defecten. Hierbij was er hooguit oppervlakkige beschadiging van het schedeldak. In de omgevende wekedelen was bloeduitstorting wat duidt op toebrenging bij leven. De huiddefecten zijn het gevolg van meervoudige en hevige stomp botsende krachtinwerking op het hoofd, minstens deels door slagen met of op één of meerdere harde voorwerpen en/ of structuren.
Er waren geen schedelbreuken of zichtbare traumatische afwijkingen in de schedel- holte (bij ernstige verweking van de hersenvliezen en de hersenen). Daarom zijn er geen concrete aanwijzingen dat de krachtinwerking op het hoofd het overlijden heeft veroorzaakt; wat evenmin volledig kan worden uitgesloten. Begeleidend bloedverlies bij het hoofdletsel kan mogelijk enigermate hebben bijgedragen aan de snelheid van het overlijden (hoewel de mate van het bloedverlies niet betrouwbaar kan worden beoordeeld vanwege postmortale veranderingen). Verder kan de krachtinwerking op het hoofd aanleiding hebben gegeven tot bewustzijnsstoornissen.
Samendrukkende en/of toesnoerende krachtinwerking op de hals kan door belemmering van de bloedsomloop (met zuurstofgebrek van de hersenen) hebben geleid tot of bijgedragen aan het overlijden.
Aan het lichaam waren nog enkele geringe letsels als gevolg van scherpe, stomp botsende en/of schavende krachtinwerking. Deze letsels hebben geen directe rol van betekenis gespeeld bij het overlijden. De letsels aan de arm kunnen (gezien de locatie) eventueel passen bij zogeheten af- en/of verweerletsel.
Conclusie
Het overlijden van [slachtoffer] , 59 jaar oud, kan zonder meer worden verklaard door toesnoerende en/of samendrukkende krachtinwerking op de hals.
Er was uitgebreid hoofdletsel door (hoofdzakelijk) stomp botsende krachtinwerking; zonder schedelbreuken of zichtbare traumatische afwijkingen in de schedelholte (bij forse postmortale veranderingen). Dit hoofdletsel alsook de beïnvloeding met chloroform kunnen aanleiding hebben gegeven tot stoornissen van het bewustzijn.
Aan het lichaam was roetbelading en brandschade zonder concrete aanwijzingen dat betrokkene in leven was tijdens (het begin van) de brand.
Camerabeelden
De
camerabeeldenvan de woning aan de [adres 1] te Weert zijn bekeken. Daarover is het volgende gerelateerd: [9]
Camera ID_3940 Gevel is gevestigd aan de gevel aan de achterzijde van de woning. Deze camera geeft zicht op het perceel voor de achterdeur.
De verbalisant beschreef de camerabeelden van de camera ID_3940 van donderdag 7 juli 2022 als volgt:
23:29:20: Ik zie dat er twee personen rechtsboven in het beeld van de camera komen lopen. Beiden zijn donker gekleed.
23:29:21: Verdachte 1 loopt door in de richting van de woning. (…) Verdachte 1 draagt een donkerkleuríge hoodie over het hoofd. Verdachte 1 houdt hoofd gebogen (…). Verdachte 2 blijft staan rechts bovenin. Verdachte 2 is ook in het donker gekleed.
23:29:22: Gezien het postuur en manier van lopen betreft verdachte 1 vermoedelijk een vrouw. (…)
23:29:25: Ik zie dat verdachte 1 naar de achterdeur loopt van de woning en met de rechterhand richting deur/klink reikt. (…) Te zien is dat verdachte 1 meerdere malen in de richting van verdachte 2 kijkt. (…) Vervolgens staat verdachte 1 van 23:29:25 uur tot en met 23:29:57 uur bij de achterdeur.
23:30:20: Ik zie dat verdachte 1 op een gegeven moment terugloopt in de richting van verdachte 2. (…)
23:30:35: Ik zie dat verdachte 1 en verdachte 2 gezamenlijk teruglopen naar de woning. Ik zie dat verdachte 2 opvallende blauwe handschoenen draagt. (…)
23:30:37: Verdachte 2 heeft de hoodie over zijn hoofd en draagt een donkerkleurige broek. (…) Verdachte 2 houdt zijn linkerhand met handschoen tegen zijn voorhoofd. Ook verdachte 1 houdt het hoofd gebogen. (…)
23:30:45: Ik zie dat beide verdachten (…) de woning hebben betreden. (…) In de bundel licht die buiten zichtbaar is, en die van binnen naar buiten schijnt, zijn meerdere schaduwen zichtbaar die zich verplaatsen. (…)
23:32:37: Ik zie dat om 23:32:37 uur de achterdeur weer opengaat. (…)
23:32:38: Ik zie verdachte 2 als eerste naar buiten komen. Ik zie dat hij zijn linkerhand tegen zijn achterhoofd houdt. Het slachtoffer houdt verdachte 2 met de linkerhand vast ter hoogte van de capuchon. (…) Ik zie dat verdachte 2 door slachtoffer als het ware richting de aldaar gevestigde bakstenen geduwd wordt. Ik zie dat tevens de herdershond van slachtoffer naar buiten komt.
23:32:40: Ik zie dat slachtoffer verdachte 2 op een gegeven moment met twee handen vasthoudt op de rug. (…)
23:32:45: Ik zie dat slachtoffer kennelijk probeert verdachte 2 mee terug de woning in te trekken. Het lijkt alsof verdachte 2 zich vasthoudt aan de achterdeur. (…) Het lijkt alsof slachtoffer verdachte 2 aan de capuchon trekt, naar achteren.
23:32:50: Ik zie dat, terwijl verdachte 2 nog in gevecht is met slachtoffer, dat verdachte 1 vanuit de woning naar buiten komt en met iets uithaalt richting het hoofd van slachtoffer. (…) Ik zie dat verdachte 1 dat in de rechterhand houdt en met kracht uithaalt. Hierdoor geraakt slachtoffer in onbalans. Slachtoffer weet zich staande te houden door verdachte 2 vast te houden. (…) Verdachte 1 gaat na het slaan weer terug de woning in.
23:32:56: Ik zie dat beide verdachten, het slachtoffer en de hond de woning weer binnen zijn. Ter hoogte van de deuropening gaat het gevecht tussen verdachte 2 en slachtoffer verder. Ook verdachte 1 komt weer naar buiten en bemoeit zich met het gevecht.
23:33:06: Ik zie dat verdachte 1 een voorwerp, vermoedelijk een baksteen, vasthoudt met beide handen, haar armen boven het hoofd heft en met een slaande beweging richting slachtoffer slaat. (…) Er vindt vervolgens een hoop geduw en getrek plaats in de deuropening.
23:33:10: Ik zie dat op een gegeven moment slachtoffer en verdachte 1 in de woning zijn en dat verdachte 2 buiten staat. Het lijkt alsof hij iets los wil trekken. Hij staat voorover en lijkt op adem te moeten komen. (…) Om 23:33:24 uur gaat verdachte 2 weer de woning binnen en neemt een baksteen mee van de stapel bakstenen.
23:33:26: Ik zie dat op een gegeven moment verdachte 2 weer naar buiten komt. (…) Vervolgens is te zien dat verdachte 2 de woning verder binnen gaat en met zijn linkerhand de deur achter zich dicht doet (23:33:44). In de lichtbundel zijn wederom schaduwen te zien, alsof er een en ander binnen gebeurt. Om 23:34:43 gaat de deur heel even open.
23:48:25: Ik zie dat een van de verdachten de deur opent en om de deur heen richting de stapel bakstenen kijkt. Tot dit moment is ervan af 23:34:43 uur niets in beeld gebeurd. (…)
23:52:52: Ik zie dat verdachte 1 naar buiten komt. Zij draagt de hoodie over het hoofd (…). Verdachte 1 loopt in de richting van de aldaar geparkeerd staande donkerblauwe auto. (…)
23:52:53: Ik zie dat verdachte 1 het linker voorportier opent, welke niet was afgesloten, en vervolgens tussen het portier en voertuig blijft staan. Het lijkt alsof zij iets zoekt in het voertuig/portier. (…) Verdachte 1 loopt met het hoofd gebogen terug naar de achterdeur (…). Om 23:53:40 uur gaat verdachte 1 de woning weer binnen. (…) De deur gaat kort daarna weer deels open en wordt om 23:53:53 uur weer dichtgedaan door verdachte 1.
De
tijdstippen op de camerabeeldenbleken enigszins af te wijken van de daadwerkelijke tijd. Om tot de daadwerkelijke lokale tijd te komen dient 00:08:33 minuten bij de hiervoor weergegeven tijd opgeteld te worden. [10]
Forensisch onderzoek
De
forensische opsporing(FO) heeft op verschillende dagen onderzoek verricht in de woning [adres 1] te Weert en relateerde daarover – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt: [11]
(pg. 1568)Op
zondag 10 juli 2022kwamen wij voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 1] te Weert.
(pg. 1570)De woning bestaat uit een beneden- en bovenverdieping. Op de benedenverdieping zijn inpandige ruimtes gesitueerd. Op de benedenverdieping bevinden zich een hal (met voordeur), een woonkamer, een keuken, een bijkeuken, slaapkamer 1 en slaapkamer 2, een badkamer met aparte wc-ruimte. De bovenverdieping is een grote ruimte die in gebruik was als opslagruimte/zolder. (…) Wij zagen dat de achterdeur naar de bijkeuken open stond. Op deze locatie, in en rondom de deuropening en zowel binnen als buiten de woning, lagen diverse goederen waaronder sieraden op de vloer. Wij zagen in deze ruimte direct links van de achterdeur een koelkast staan. Wij zagen op de achterdeur, de dorpel, koelkastdeur, op de muren en op de vloer van de bijkeuken op bloed lijkende sporen. Wij zagen roetvorming op de muren, plafond en (gebruik)voorwerpen. Wij zagen dat het stucwerk van het plafond over de vloer verspreid lag. (…) In de woning troffen wij op de benedenverdieping vijf afzonderlijke brandhaarden aan.
(pg. 1572)Samenvatting. In de woning lag op de vloer van slaapkamer 1 het stoffelijk overschot van een man. Deze man lag op zijn buik. In de directe nabijheid van deze man was een brandhaard. Een gedeelte van de rechterzijde was waarschijnlijk door vuur en/of hitte inwerking aangetast/verbrand. De benen van deze man waren omwikkeld met een (honden)riem. Om de hals/nek van deze man zat een kabel gewikkeld. Dit betrof een telefoonkabel. (…) Op meerdere locaties in de woning waren bloedsporen zichtbaar. Veel van deze bloedsporen/bloedspoorpatronen zaten ter hoogte van de achterdeur, muren en vloeren van de (bij)keuken. In diverse ruimtes in de woning, waaronder de woonkamer, lagen papieren, goederen en gebruiksartikelen op de vloer. Bij de achterdeur, rondom de deuropening, lagen diverse goederen en sieraden. In de woning waren vijf brandhaarden aangetroffen.
Het aangetroffen sporenbeeld bij de start van het oriënterend onderzoek op zondag 10 juli 2022 werd als volgt geïnterpreteerd: In de woning vond een kapitaal delict plaats waarbij een man door middel van geweld om het leven kwam. Voorafgaande aan deze dood heeft er vermoedelijk een worsteling/ mishandeling plaatsgevonden, waarbij het slachtoffer en één of meerdere daders gewond zijn geraakt. De verwondingen hebben tot de aangetroffen bloedsporen geleid. (…) Zeer waarschijnlijk hebben de dader(s), door middel van het inbrengen van vuur bij diverse brandbare voorwerpen, brand gesticht in diverse ruimtes van deze woning (…).
(pg. 1605)Op
maandag 11 juli 2022kwamen wij voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 1] te Weert.
(pg. 1606)Het overleden slachtoffer lag tussen het bed en verbrande resten. Wij zagen dat de rechterarm deels in de verbrande resten van de kast lag. Deze persoon werd later geïdentificeerd als de overledene [slachtoffer] . Wij zagen dat het slachtoffer op de buik lag. (…) Wij zagen dat om de onderbenen van het slachtoffer een riem was gebonden. Het betrof een hondenriem. (…) Wij troffen om de hals van het slachtoffer kabels aan. Wij zagen dat een kabel meerdere keren om de hals was gewikkeld. Wij zagen dat deze kabel grijs van kleur was en strak om de hals was getrokken c.q. ingesnoerd. Tevens zagen wij dat een tweede telefoonkabel aan de voorzijde om de hals zat. Wij zagen dat deze kabel niet om de hals was gewikkeld, maar losjes om de hals zat. (…) Wij zagen dat deze kabel vanaf de hals over de vloer naar een KPN-aansluitdoos leidde in de rechterhoek van de slaapkamer. (…) Wij zagen dat de afdekplaat van deze aansluitdoos bij de hals van het slachtoffer lag. De afdekplaat zat bevestigd op de kabel. Wij zagen dat de schroef, waarmee de afdekplaat op de aansluitdoos wordt bevestigd, in de afdekplaat zat. Op het bed troffen wij een telefoontoestel aan en een telefoonhoorn met
(pg. 1607)telefoonkrulsnoer. Wij zagen dat de stekker van dit krulsnoer niet in het toestel stak. In het telefoontoestel was ook geen telefoonkabel aangesloten vanuit de KPN-aansluitdoos. De telefoonkabel van het toestel was grijs van kleur.
(pg. 1621)Wij zagen dat op de kookplaat in het aanrecht van de keuken een steelpan stond en een blauwe handdoek lag. (…) Wij zagen naast de kookplaat een leeg flesje liggen met op het etiket onder andere de tekst “chloroform.” (…) Vanuit de keuken werd door ons de woonkamer betreden. Wij zagen in de directe nabijheid van de deur (van keuken naar woonkamer) een kleine brandhaard. (…) Wij zagen dat alle kasten in de woonkamer doorzocht waren. Wij zagen op meerdere goederen op de vloer en op het bureaublad, waaronder ordners en papieren vellen, op bloed lijkende sporen. (…)
In de hal stond ook een ladekast met daarop een recorder en monitor. In de recorder waren diverse (netwerk)kabels ingestoken. Vermoedelijk werden camerabeelden opgenomen op deze recorder. Het aansluitsnoer (stroomkabel) van de recorder was niet in de wandcontactdoos ingestoken. (…)
(pg. 1622)Wij troffen op de zoldervloer bij de achtergevel een elektrische installatie met o.a. een monitor, een recorder en netwerkkabels. (…) Wij zagen dat de stekker van het aansluitsnoer van deze stekkerdoos niet in de wandcontactdoos stak.
(pg. 1641)Aan de achterzijde van de woning bevindt zich een deur welke toegang geeft tot de hal van de woning. (…) De vloer van de hal was bedekt met afgevallen stucwerk van het plafond. Verder lagen er veel spullen verspreid over de vloer door de gehele hal. (…) Aan de achterdeur en in de hal, keuken, gang en slaapkamer zagen wij een grote hoeveelheid aan bloedsporen en bloedspoorpatronen. (…) Rechtsachter in de hal had zichtbaar een brand gewoed. Er bevond zich rechts achter een brandhaard waarbij verbrande goederen lagen, waaronder enkele bierkratten en wasgoed. (…) Aan de linkerzijde van de hal, zagen wij op de vloer een blauwkleurige accu kettingzaag van het merk Makita. Wij zagen dat deze kettingzaag nagenoeg geheel bebloed was.
(pg. 1642)Bij de kettingzaag, op de vloer van de hal, zagen wij een mes liggen. Dit betrof een broodmes. Wij zagen dat dit mes aan zowel het heft als het lemmet bebloed was. (…) Op de vloer in hal, voor de klimaatkast, zagen wij een zwart stoffen mondmasker liggen. Dit masker was mogelijk door een van de daders gedragen. Dit mondmasker stelden wij veilig voor eventueel verder onderzoek (SIN AAPY0267NL). (…) Op de vloer van de hal, direct achter de dorpel van de achterdeur, zagen wij meerdere glazen scherven en een deel van een glazen beeldje. Wij zagen dat deze scherven bebloed waren. (…) Op de vloer van de hal en op de 8e traptrede van de trap zagen wij twee losse accu's van het merk Makíta. (…) Wij zagen dat beide accu's bebloed waren. (…) Direct rechts achter de achterdeur bevond zich tegen de muur een radiator. Onder deze radiator zagen wij een baksteen. Wij zagen dat deze baksteen deels bebloed was. (…) Op de vloer van de hal ter hoogte van de wasbak zagen wij een accu snoeischaar van het merk Makita. In de snoeischaar bevond zich geen accu. Op zowel de boven als onderzijde van de snoeischaar zagen wij bloedsporen.
(pg. 1643)Op de vloer rechts naast de trap, voor de wasmachine zagen wij een mes. Dit betrof een gekarteld vleesmes. Op het lemmet van dit mes zagen wij bloedsporen.
(pg. 1666)Op
dinsdag 12 juli 2022kwamen wij voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 1] te Weert.
(pg. 1667)Wij zagen dat alle kasten in de woonkamer doorzocht waren. De inhoud van deze kasten lag verspreid over de vloer en op de eetkamertafel. Wij zagen in het midden van de woonkamer verbrande resten van vermoedelijk een boek of papier op de vloer liggen. Wij zagen op meerdere goederen op de vloer en op het bureaublad, waaronder ordners, papier en een laptop, sporen van bloed. (…) Op de vloer voor de boekenkast zagen wij onder een stapel ordners een peuk van een filtersigaret op de vloer liggen. Deze peuk is door ons veiliggesteld (SIN AANM1798NL). Onder een stapel papieren nabij de deur van de woonkamer naar de keuken zagen wij een tweede peuk van een filtersigaret op de vloer liggen. Deze peuk is door ons veiliggesteld (SIN AANM1799NL). Uit het sporenbeeld blijkt dat de peuken op de vloer lagen voordat de ordners en papieren op de vloer kwamen. (…) Op de vloer, tussen de eetkamertafel en het bureau in, zagen wij een donkerkleurige mobiele telefoon liggen. Deze telefoon werd door ons bemonsterd (SIN AANM1797NL), veiliggesteld en overgedragen aan de digitale recherche.
(pg. 1695)Ik heb een vervolgonderzoek ingesteld in de slaapkamer. (…) Ik trof op de vloer van de slaapkamer (…) bruine glasscherven aan. De bruine glasscherven lagen op de vloer ter hoogte van de plek waar eerder de benen van het slachtoffer hadden gelegen. Op de gang voor de slaapkamerdeur trof ik het bovenste stuk van een kapotte bruine bierfles aan. Ik zag dat de glasscherven mogelijk oorspronkelijk een geheel hadden gevormd met de kapotte bierfles. De (…) glasscherven en kapotte bierfles werden door mij veiliggesteld (SIN AAPY0350NL)
(pg. 1809)Op
donderdag 14 juli 2022waren wij ter plaatse voor een forensisch onderzoek.
(pg. 1811)Wij zagen onder de tafel een lichtblauwe wegwerphandschoen liggen (…). Wij zagen dat deze gescheurd was en deels bebloed en beroet was. De handschoen werd door ons veiliggesteld (SIN AAOH0240NL). (…) In de hoek van de keuken (…) zagen wij een Makita accu-oplaadstation liggen, welke aan de zijkanten en onderzijde bebloed was. (…)
Op het aanrecht en bij de kookplaat zagen wij enkele vermoedelijk relevante sporendragers liggen. Zo zagen wij daar een leeg potje liggen met op het etiket onder andere de tekst “chloroform.” Wij zagen dat de overige tekst op het etiket vermoedelijk in de Poolse taal was. Wij zagen dat aan het potje een plastic zakje zat gekleefd. (…) Het potje werd door ons veiliggesteld (SIN AAOH0243NL). Nabij het potje zagen wij een witte schroefdop en een beroete doek liggen. De situatie maakte op ons de indruk alsof de doek en de inhoud van het flesje in combinatie konden zijn gebruikt, bijvoorbeeld om te bedwelmen. De dop en de handdoek (SIN AAOH0244NL) werden door ons veiliggesteld.
(pg. 1812)Bij een nader onderzoek in de keuken zagen wij bij binnenkomst in de keuken direct links op de keukenvloer een Makita accu liggen die bebloed was.
De FO voerde op 12 juli 2022 tevens een
bloedspoorpatroonanalyseuit en relateerde daarover – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende: [12]
Het onderzoek vond plaats in de hal, keuken, gang en slaapkamer van de woning. (…) In de woning was op meerdere plaatsen brand gesticht. Hierdoor was de woning grotendeels beroet en aangetast door hitte. Hierdoor was het niet mogelijk om alle vloeren op bloed te onderzoeken. (…) Ten tijde van dit onderzoek diende er in de woonkamer nog een forensisch onderzoek plaats te vinden. De woonkamer wordt derhalve niet in dit proces-verbaal beschreven.
De verbalisant beschreven vervolgens 87 afzonderlijk bloedspoorpatronen (pg. 1706-1717) en concludeerde als volgt:
Gelet op het groot aantal bloedspoorpatronen in de hal, de keuken, de gang en de
slaapkamer heeft er in deze ruimten meerdere malen een krachtinwerking op vloeibaar bloed plaats gevonden. Gelet hierop is het waarschijnlijk dat het handgemeen tussen het slachtoffer en de daders zich in deze ruimten heeft afgespeeld.
Chloroform
De
getuige [naam 4]verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende: [13]
De firma [naam 5] houdt zich bezig met de verkoop van chemische producten. (…) Op basis van de in de systemen (…) beschikbare informatie werd op 19 juni 2002 om ca. 23.41 uur een bestelling geplaatst voor een container chloroform met een capaciteit van 250 millíliter. De bestelling werd geplaatst vanaf een apparaat met IP-adres [IP-adres] en via het emailadres: [e-mailadres] . De koper gebruikte de gegevens: [naam + adresgegevens] . Er werd ook een telefoonnummer vermeld: [telefoonnummer 1] . De betrokken bestelling werd op 20 juni 2022 door [naam 5] verzonden en werd op 21 juni 2022 op bovenstaand adres afgeleverd.
[verdachte]was woonachtig op het adres [adres 2] , Polen. [14]
Het aan
telefoonnummer [telefoonnummer 2]gekoppelde IMSI-nummer [nummer] behoort toe aan een simkaart welke [verdachte] in haar bezit had ten tijde van aanhouding op 18 juli 2022. [15]
DNA-resultaten
De
FOheeft – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende gerelateerd over het vooronderzoek/bemonstering van diverse in beslag genomen sporendragers:
Het mondkapje (SIN AAPY0267NL) werd aan de binnenzijde bemonsterd (SIN AAOJ7191NL). De binnenzijde van de vingertop van de handschoen (SIN AAOH0240NL) werd bemonsterd (SIN AAOJ7194NL). Een deel van de glasscherven (SIN AAPY0350NL) werd bemonsterd (SIN AAOJ7192NL). [16]
Onderzoek flesje met SIN AAOH0243NL: Wij zagen dat de sporendrager (…) een transparant kunststof gripzakje én een leeg bruin gekleurd glazen flesje betrof. Wij zagen om het flesje een wit gekleurd etiket én om de hals een wit gekleurde sluitring. Wij zagen op het etiket onder andere de roodgekleurde tekst " [naam 5] ", de zwart gekleurde tekst "chloroform" en "250ml". (…) Ik (…) heb het spoor veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN AAPO7966NL. [17]
Het
TMFIheeft – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende gerapporteerd:
Op de binnenzijde van het masker (SIN AAOJ7191NL), de peuk op de vloer van de woonkamer (SIN AANM1799NL) en de binnenzijde van de vingertop (SIN AAOJ7194NL) is DNA-celmateriaal aangetroffen waarvan de verdachte [verdachte] mogelijk de donor is. [18]
Op het frontscherm van de buitenzijde van de Samsung Flip GSM (SIN AANM1797NL) is DNA-celmateriaal aangetroffen waarvan de verdachte [verdachte] mogelijk de donor is. [19]
Op de handdoek (SIN AAOH0244NL) en de sluitrand van de gripzak (SIN AAPO7966NL) is DNA-celmateriaal aangetroffen waarvan de verdachte [verdachte] mogelijk de donor is. [20]
Op de vlek op het etiket van de hals van een fles (SIN AAOJ7192NL) en op de peuk van de vloer woonkamer (SIN AANM1798NL) is DNA-celmateriaal aangetroffen waarvan een onbekende man B mogelijk de donor is. [21]
Het DNA-profiel van verdachte [medeverdachte] matcht met het DNA-profiel van onbekende man B. Dat betekent dat in de eerder gerapporteerde bemonsteringen waar onbekende man B donor is verdachte [medeverdachte] donor kan zijn. [22]
Het
NFIheeft – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende gerapporteerd:
Bemonstering AAOH0244NL#26 (onderrand) bevat DNA dat afkomstig kan zijn van slachtoffer [slachtoffer] en verdachte [medeverdachte] . [23]
Diefstal
De
getuige [naam 6]verklaarde op 24 januari 2023 tegenover de Poolse politie – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende: [24]
Ik werk in de keten van pandjeshuizen “ [naam 7] ” (…) één van de filialen is in [plaats] , (…) Ik ken [medeverdachte] persoonlijk. Hij verpandde of verkocht vaak verschillende goederen bij ons. Op 11 juli 2022 heeft [medeverdachte] met ons pandjeshuis een voorlopige verkoopovereenkomst gesloten voor een Makita DUC355 accuzaag. [medeverdachte] ontving een voorschot van PLN 400,00. (…) Volgens het systeem sloot [medeverdachte] op 14 juli 2022 een voorlopige verkoopovereenkomst voor een Acer laptop. De verkoper ontving een voorschot van PLN 500,00.
De
getuige [naam 8]vertelde (telefonisch) aan de politie dat [slachtoffer] twee identieke Makita kettingzagen had, werkend op accu's. [25]
Brandstichting
De
forensisch brandonderzoekerrelateerde – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende: [26]
Op vrijdag 15 juli 2022 om 10:00 uur kwam ik, als gecertificeerd forensisch brandonderzoeker, in verband met een mogelijke brandstichting aan op de locatie [adres 1] , [postcode] Weert. In betreffende woning had een moord/doodslag plaats gevonden en waren er vermoedelijk 5 brandhaarden aangetroffen. (…) De branden zijn dusdanig geweest dat nagenoeg de volledig woning beroet was vanaf ongeveer gemiddeld een meter vanaf de grond tot aan het plafond. De rook heeft zich in alle ruimtes kunnen accumuleren. Het vuur heeft zich beperkt tot enkele, hieronder beschreven ruimtes/locaties. Aan de hand van de beroeting en geen ontwikkeling van het vuur tot een uitslaande brand hebben er geen volledige verbrandingen van de goederen plaatsgevonden, waarschijnlijk merendeel langzaam brandende vuren met een beperkt vlammenopbrengst van producten smeulend tot een zelfdovend karakter, mede veroorzaakt door een gebrek van aanvoer van zuurstof. Deze smeulende/langzaam brandende goederen produceren relatief veel zwarte rook/roet en verhitten de kamer en aanliggende ruimtes.
De brandhaarden werden aangetroffen:
- in de slaapkamer;
- en de gang naast de slaapkamer;
- in de hal bij de voordeur;
- in de hal bij de achterdeur;
- in de woonkamer bij de gashaard.
Aan de hand van het door mij vastgestelde brandsporenbeeld ben ik van mening dat alle branden afzonderlijk van elkaar zijn aangestoken, meest waarschijnlijk door het bijhouden van een vlam bij restanten papier.
De brandhaarden zijn zoals beschreven gesmoord, deels doordat er geen brandbare stoffen in de nabijheid lagen maar heeft zich met name niet kunnen ontwikkelen of intensiveren door onvoldoende toevoer van zuurstof.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de politie eenheid Limburg, districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, onderzoeksnummer LB1R022072, dossiernummer PL2400-2022105356 (onderzoek Pontos), gesloten d.d. 8 mei 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 2749.
2.het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 februari 2023, pg. 485-498.
3.ter terechtzitting van 14 december 2023 zijn de processen-verbaal van de terechtzittingen in de zaken tegen [verdachte] en [medeverdachte] over en weer in elkaars zaken gevoegd.
4.het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juli 2022, pg. 567-570.
5.het proces-verbaal van verdenking d.d. 19 juli 2022, pg. 24.
6.het deskundigenverslag van D.M. Wilmes, tandarts/forensisch odontoloog, d.d. 18 juli 2022, pg. 1954.
7.het (aanvullend) deskundigenverslag van drs. R. Oosting, NFI-deskundige forensische toxicologie, d.d. 2 juni 2023.
8.het (aanvullend) deskundigenverslag van D.J. Rijken, NFI-deskundige forensische pathologie, d.d. 5 juni 2023.
9.het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juli 2022, pg. 738-754.
10.het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juli 2022, pg. 759-760.
11.de processen-verbaal “forensisch onderzoek” gedateerd 14 november 2022 (pg. 1568-1574), 14 november 2022 (pg. 1605-1610), 29 oktober 2022 (pg. 1620-1623), 3 oktober 2022 (pg. 1640-1645), 4 augustus 2022 (pg. 1666-1672), 25 oktober 2022 (pg. 1694-1696), 17 juli 2022 (pg. 1809-1815).
12.het proces-verbaal forensisch onderzoek woning d.d. 6 oktober 2022, pg. 1705-1718.
13.het geschrift inhoudende een (vertaald) proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 25 augustus 2022, pg. 1157-1159.
14.het persoonsdossier van verdachte [verdachte] d.d. 8 mei 2023, pg. 13.
15.het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 februari 2023, pg. 1462-1463.
16.het proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 22 juli 2022, pg. 2179-2188.
17.het proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 9 september 2022, pg. 2269-2274.
18.het deskundigenverslag van dr. M. Moorlag (forensisch DNA-deskundige i.o.) en dr. M. Hidding (NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige) d.d. 19 augustus 2022, pg. 2172-2174.
19.het deskundigenverslag van dr. M. Moorlag (forensisch DNA-deskundige i.o.) en dr. M. Hidding (NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige) d.d. 5 september 2022, pg. 2278-2280.
20.het deskundigenverslag van dr. P.J. Herbergs (NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige) d.d. 27 september 2022, pg. 2245 en 2248.
21.het deskundigenverslag van dr. M. Moorlag (forensisch DNA-deskundige i.o.) en drs. B.J. Blankers LLB (NRGD-deskundige forensische DNA-deskundige) d.d. 25 juli 2022, pg. 2168.
22.het deskundigenverslag van dr. M. Moorlag (forensisch DNA-deskundige i.o.) en dr. M. Hidding (NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige) d.d. 27 september 2022, pg. 2286.
23.het deskundigenverslag van dr. P.A. Maaskant – van Wijk, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA d.d. 19 december 2022, pg. 2333-2337.
24.een geschrift, te weten een Pools proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 24 januari 2023, pg. 1297-1299.
25.het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 oktober 2022, pg. 1295-1296.
26.het proces-verbaal forensisch brandonderzoek woning d.d. 18 juli 2022, pg. 1887-1890.