ECLI:NL:RBLIM:2024:3430
Rechtbank Limburg
- Raadkamer
- D. Osmić
- R.A.M.M. Gijselaers
- P.J.C.M. Vervuren
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van het Openbaar Ministerie tegen beschikking rechter-commissaris inzake anonimiteit getuige
Op 30 mei 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een hoger beroep van het Openbaar Ministerie (OM) tegen een beschikking van de rechter-commissaris. De zaak betreft de toepassing van artikel 190 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), dat gaat over de anonimiteit van getuigen. De rechter-commissaris had op 7 mei 2024 een vordering van het OM gedeeltelijk afgewezen, waarbij het OM op 21 mei 2024 in beroep ging tegen deze beslissing. De rechtbank heeft de stukken, waaronder de beschikking van de rechter-commissaris en de schriftuur van het OM, bestudeerd en de betrokken partijen gehoord.
De rechtbank oordeelt dat het OM ontvankelijk is in het hoger beroep, aangezien het tijdig en op de juiste wijze is ingesteld. De rechtbank benadrukt dat bij het toewijzen van een vordering tot (gedeeltelijk) anoniem horen van een getuige terughoudendheid geboden is, om het beginsel van ‘equality of arms’ te waarborgen. De rechtbank concludeert dat er een gegrond vermoeden bestaat dat de getuige overlast zal ondervinden als zijn identiteit bekend wordt, en dat dit vermoeden ook geldt voor leden van arrestatieteams en pseudokopers.
De rechtbank heeft de vordering van het OM van 30 april 2024 in zijn geheel toegewezen en de beschikking van de rechter-commissaris vernietigd voor zover deze de afwijzing van de gevorderde maatregelen ter voorkoming van onthulling van de identiteit van de getuige betreft. De beslissing is genomen in raadkamer door de rechters D. Osmić, R.A.M.M. Gijselaers en P.J.C.M. Vervuren, in aanwezigheid van griffier V.D.M. Nowak.