Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
feit 1 primair
bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 5 juni 2024, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
foto’s van het letsel. [2]
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 5 juni 2024;
- het proces-verbaal van beschrijving kinderpornografisch materiaal en de daaraan gehechte bijlagen
4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf en de maatregel
7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat de verdachte
- beveelt dat de ter beschikking gestelde
- wijst de vordering van de benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij voor de gevorderde posten eigen bijdrage 2024 en toekomstige schade niet-ontvankelijk;
- wijst af het meer of anders gevorderde;
- veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [naam] , van een bedrag van € 8.335,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over de periode van 1 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 76 dagen, met dien verstande dat deze gijzeling de verplichting tot betaling niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte zijn verplichting tot betaling aan de Staat nakomt, zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, en omgekeerd.