ECLI:NL:RBLIM:2024:3411

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
10825724 CV EXLP 23-5367
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake een geschil over de uitvoering van een videodienst bij een huwelijksreportage

In deze zaak vorderde de eiseres, een videograaf, betaling van een factuur van € 1.256,50 voor het maken van een videorapportage van de huwelijksdag van de gedaagden, die op 24 juni 2023 plaatsvond. De gedaagden, die ontevreden waren over de geleverde diensten, weigerden de factuur te betalen, met uitzondering van de reiskosten. De eiseres had een lagere prijs van € 850,00 (excl. BTW) afgesproken om een buitenlandse bruiloft aan haar portfolio toe te voegen. De gedaagden voerden aan dat de video te laat was geleverd en dat de kwaliteit niet voldeed aan de verwachtingen. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres niet in verzuim was, omdat de gedaagden hadden ingestemd met een latere levering. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagden de overeenkomst niet rechtsgeldig konden ontbinden, maar wel konden opzeggen. Uiteindelijk werd de vordering van de eiseres tot betaling van € 1.000,00 toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten van € 150,00. De gedaagden werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10825724 CV EXLP 23-5367
Vonnis van de kantonrechter van 12 juni 2024
in de zaak van:
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. B.J. de Deugd,
tegen:

1.[gedaagde sub 1]wonende op een geheim adres te [woonplaats] ,2. [gedaagde sub 2]wonende te [woonplaats] ,gedaagde partijen,procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en het daarbij overgelegde schriftelijke antwoord,
  • de conclusie van repliek in conventie tevens antwoord in reconventie,
  • de conclusie van dupliek in conventie,
  • de akte in conventie en conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er vonnis zal worden gewezen.

2.2. De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben [eiseres] opdracht gegeven een videorapportage te maken van hun huwelijksdag in Frankrijk op 24 juni 2023. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben het ‘Deluxe pakket’ van [eiseres] gekozen, wat volgens de brochure van [eiseres] inhoudt:
2 videografenAanwezig van begin tot eindeHighlightvideoDronebeeldenExtra video van 30 minutenOpname ceremonieGave verrassing bij aflevering!Binnen één week aangeleverd
2.2.
[eiseres] rekent voor dit pakket gebruikelijk € 1.695,00, maar omdat zij graag een buitenlandse bruiloft aan haar portfolio wilde toevoegen, is een prijs van € 850,00 (excl. BTW) plus reiskosten overeengekomen.
2.3.
[eiseres] heeft de huwelijksdag van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gefilmd. Ze heeft een videorapportage aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geleverd en een factuur voor haar werkzaamheden (inclusief reiskosten) van € 1.256,50 gestuurd. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn niet tevreden over de werkzaamheden van Matiomotion en hebben de factuur onbetaald gelaten. De reiskosten willen ze als tegemoetkoming betalen, de rest van de factuur niet.
Wat wordt er gevorderd en wat is het verweer?
2.4.
[eiseres] vordert hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling van de factuur van € 1.256,50. Daarnaast vordert ze buitengerechtelijke incassokosten van € 188,48, proceskosten en rente over de gevorderde bedragen.
2.5.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren verweer. Zij stellen dat [eiseres] op meerdere punten tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Ze stellen dat de video te laat is geleverd, de highlight-video en de toegezegde ‘gave verrassing’ helemaal niet zijn geleverd, en dat de kwaliteit van de video niet goed was. Ze hebben de samenwerking daarom op 9 september 2023 beëindigd. Als tegeneis vorderen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dat [eiseres] (en zijzelf) de beelden niet mag (mogen) gebruiken.
2.6.
Volgens [eiseres] is de tegenvordering rauwelijks en overbodig ingesteld. Zij stelt de beelden niet te hebben gebruikt en ook niet te zullen gebruiken.
Wat vindt de rechter?
2.7.
De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als een beroep op ontbinding van de overeenkomst. Op grond van artikel 6:265 BW kan een partij een overeenkomst ontbinden als de wederpartij tekort komt in de nakoming van een van haar verbintenissen, als de wederpartij in verzuim is en als de tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt.
2.8.
Ter beantwoording staat dus de vraag of [eiseres] te kort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door de video te laat op te leveren, door een kwalitatief slechte video te leveren en/of door de highlight-video en ‘gave verrassing’ helemaal niet te leveren. Zo ja, dan moet beoordeeld worden of [eiseres] in verzuim verkeert en of de tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt.
Te late levering2.9. Niet in geschil is dat partijen in eerste instantie zijn overeengekomen dat de video binnen één week zou worden geleverd. Dit staat in de brochure van [eiseres] (zie onder 2.1). Ook is niet in geschil dat de video niet binnen één week na de bruiloft op 24 juni 2023 is geleverd, maar pas op 29 augustus 2023. [eiseres] stelt echter dat daarover met [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] overleg is geweest en zij hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen enige vertraging. Ter onderbouwing heeft [eiseres] een filmpje overgelegd waarin [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] vanaf hun vakantieadres op 18 augustus 2023 aangeven dat er geen haast gemaakt hoeft te worden. Door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is dit niet weersproken. De kantonrechter gaat er dus vanuit dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] inderdaad hebben ingestemd met een latere levering. Dat de video pas op 29 augustus 2023 is geleverd, levert dan ook geen tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst op.
Kwaliteit video
2.10.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben op 29 augustus 2023 de eerste versie van de video ontvangen. Zij stellen dat de kwaliteit van deze video niet goed was. De beelden moesten nog gestabiliseerd worden, er zaten beelden in die niets met de bruiloft te maken hadden (dorpje in de buurt) en er zaten beelden in waarop zij aanwijzingen geven in de richting van de drone. Dit hebben ze aan [eiseres] aangegeven, waarna [eiseres] de video heeft aangepast. Op 4 september 2023 is een tweede versie van het filmpje ontvangen. Deze was volgens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] beter, maar er waren nog steeds verbeterpunten: er stond nog een zwarte overgang in, er was Griekse muziek onder gezet (terwijl de bruiloft in Frankrijk was) en qua tempo klopten de beelden niet.
2.11.
[gedaagde sub 1] is zelf videograaf. Hij stelt veel bezig te zijn met video’s en kwaliteit hoog in het vaandel te hebben. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de video moet echter niet gekeken worden naar hoe [gedaagde sub 1] zelf de video gemaakt zou hebben, maar moet gekeken worden naar hoe een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in de betreffende situatie te werk zou zijn gegaan (artikel 7:401 BW). De kantonrechter is van oordeel dat de video deze toets doorstaat. De klachten die [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan [eiseres] hebben aangegeven (zwart beeld, Griekse muziek en verkeerd tempo) maken naar het oordeel van de kantonrechter niet dat sprake is van een gebrekkige video. De gestelde gebreken zien slechts op details van de video en met name het punt over de muziek is een kwestie van smaak. De kantonrechter is dus van oordeel dat wat betreft de kwaliteit van de video geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst.
2.12.
Daar komt bij dat de kantonrechter het met [eiseres] eens is dat zij op dit punt niet in verzuim verkeert. De kantonrechter begrijpt uit de stellingen van partijen en uit het door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] overgelegde Whatsapp-gesprek dat de klachten ten aanzien van de eerste versie van de video in de tweede versie waren opgelost. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben vervolgens nieuwe klachten geuit. [eiseres] heeft aangegeven dit ook te zullen aanpassen. Partijen hebben niet gesproken over binnen welke termijn [eiseres] dit moest doen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben vervolgens enkele dagen later - nog voordat [eiseres] een aangepaste versie aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] heeft verstuurd - aangegeven geen nieuwe video meer te wensen en de samenwerking te beëindigen. De kantonrechter is het met [eiseres] eens dat zij hierdoor geen redelijke termijn heeft gekregen om haar verplichtingen na te komen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben [eiseres] weliswaar na de eerste versie van de video een kans gegeven om de toen aangegeven verbeterpunten te herstellen, maar de verbeterpunten die zij na de tweede versie hebben aangegeven waren andere punten. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hadden [eiseres] (opnieuw) een termijn moeten geven om die verbeterpunten te herstellen. Als na het verstrijken van die termijn de video niet verbeterd was, kon pas sprake zijn van verzuim.
Highlight-video en ‘gave verrassing’ niet geleverd
2.13.
Door [eiseres] is niet weersproken dat de highlight-video nooit is geleverd en dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ook geen ‘gave verrassing’ hebben gekregen, terwijl dit wel zo is overeengekomen. Dit staat ook zo in de brochure van [eiseres] (zie onder 2.1). In zoverre schiet [eiseres] dus inderdaad te kort in de nakoming van de overeenkomst. Maar ook op dit punt verkeert [eiseres] niet in verzuim. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] stellen dat uit de Whatsapp-gesprekken volgt dat zij niet tevreden waren over het veel te laat geleverde product. Uit het Whatsapp-gesprek volgt echter niet dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] [eiseres] ook hebben aangegeven dat zij, binnen een redelijke termijn, de highlight-video en de ‘gave verrassing’ wensten te ontvangen. Er is niet gesteld of gebleken dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op enig moment hiernaar hebben gevraagd. [eiseres] verkeerde op 9 september 2023 dus niet in verzuim, zodat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de overeenkomst toen niet konden ontbinden.
Conclusie ten aanzien van het beroep op ontbinding
2.14.
Uit het voorgaande volgt dat ten aanzien van de te late oplevering en kwaliteit van de video geen sprake is van een tekortkoming. Te aanzien van de niet geleverde highlight-video en ‘gave verrassing’ is weliswaar sprake van een tekortkoming, maar verkeert [eiseres] niet in verzuim. Het beroep van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op ontbinding van de overeenkomst slaagt dus niet.
Opzegging
2.15.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] konden de overeenkomst op 9 september 2023 dus niet rechtsgeldig ontbinden. Wel konden ze de overeenkomst opzeggen. Een opdrachtgever kan een overeenkomst van opdracht op grond van artikel 7:408 BW te allen tijde opzeggen. Daarvoor is het niet nodig dat sprake is van een tekortkoming of verzuim. De kantonrechter begrijpt uit het bericht dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ‘de samenwerking beëindigen’ dat zij er op dat moment geen behoefte meer aan hadden dat [eiseres] het de overeenkomst nog verder nakwam en zij de overeenkomst dus opzegden.
2.16.
Dat heeft tot gevolg dat [eiseres] voor zover zij de overeenkomst nog niet was nagekomen zij dit ook niet meer hoeft te doen. De highlight-video en de ‘gave verrassing’ hoeft [eiseres] dus niet meer te leveren. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoeven ook niet te betalen voor dit niet uitgevoerde deel van de overeenkomst. Wel moeten zij [eiseres] een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon vergoeden voor het uitgevoerde deel van de overeenkomst (artikel 7:411 BW). Gelet op afgesproken prijs, de totale opdracht (zie onder 2.1) en het niet uitgevoerde deel, stelt de kantonrechter dit bedrag vast op € 1.000,00 (inclusief reiskosten). [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] moeten de factuur van [eiseres] dus tot een bedrag van € 1.000,00 betalen.
De vordering van [eiseres]
2.17.
Gelet op het voorgaande wijst de kantonrechter de vordering van [eiseres] tot een bedrag van € 1.000,00 toe. De gevorderde rente hierover is ook toewijsbaar.
2.18.
Het gevorderde bedrag van € 188,48 aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. De kantonrechter zal daarom € 150,00 aan buitengerechtelijke incassokosten toewijzen.
De vordering van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]
2.19.
De tegenvordering van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dat [eiseres] (en zijzelf) de beelden niet mag (mogen) gebruiken, wijst de kantonrechter af. [eiseres] heeft aangegeven de beelden niet te hebben gebruikt en ook niet te zullen gebruiken. [eiseres] stelt ook nooit gesuggereerd te hebben dat de beelden ooit gebruikt zouden gaan worden. Dat er een reële vrees is dat [eiseres] de beelden in de toekomst wel zal gebruiken is door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet gesteld. De kantonrechter ziet dan ook geen reden om een verbod hiertoe op te leggen.
Proceskosten
2.20.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld om de proceskosten van [eiseres] te betalen. Het betoog van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dat [eiseres] in de kosten moet worden veroordeeld, omdat zij hun schikkingsvoorstel heeft afgeslagen, volgt de kantonrechter niet. Er bestaat immers geen verplichting voor [eiseres] om een schikkingsvoorstel te accepteren.
2.21.
De proceskosten in conventie worden aan de kant van [eiseres] tot op heden begroot op:
- explootkosten € 107,91
- griffierecht € 322,00
- salaris gemachtigde
€ 408,00(2 punten x tarief € 204,00)
In totaal € 837,91
2.22.
De proceskosten in reconventie worden aan de kant van [eiseres] tot op heden begroot op € 41,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x 0,5 x tarief € 82,00).

3.3. De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk tot betaling van € 1.000,00 aan [eiseres] , te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 13 oktober 2023 tot de dag van algehele betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 150,00 aan [eiseres] , te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 16 november 2023 tot de dag van algehele betaling,
3.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk in de proceskosten in conventie, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 837,91, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na dit vonnis tot de dag van algehele betaling,
3.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk in de proceskosten in reconventie, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 41,00,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. de Boer en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024.