ECLI:NL:RBLIM:2024:3381

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
C/03/330657 / HA RK 24-93
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek na datum uitspraak in bestuursrechtelijke zaak

Op 30 mei 2024 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, een beslissing genomen in een wrakingszaak. Het verzoek tot wraking was ingediend door een verzoeker die zich beklaagde over de rechter mr. G. Leijten. De verzoeker had zijn wrakingsverzoek ingediend naar aanleiding van een eerdere uitspraak in een bestuursrechtelijke zaak, ROE-22/332, die op 15 maart 2024 was gedaan. De verzoeker stelde dat de rechter zich had moeten verschonen omdat zij van 2011 tot en met 2018 werkzaam was bij de huisadvocaat van de Provincie Limburg, de wederpartij in de bestuurszaak. Hij voerde aan dat de rechter niet transparant was over haar dienstbetrekking en dat zij tijdens de zitting getuigen had geweigerd op te roepen. Bovendien stelde de verzoeker dat de rechter onterecht de beweringen van de Provincie had overgenomen en dat er sprake was van vooringenomenheid bij de besluitvorming.

De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk was, omdat het verzoek was ingediend na de einduitspraak in de hoofdzaak. Volgens artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een verzoek om wraking worden gedaan voordat de uitspraak in de hoofdzaak is gedaan. De wrakingskamer verklaarde dat, gelet op de wet en het Wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg, het verzoek zonder behandeling ter zitting niet-ontvankelijk werd verklaard. De beslissing werd openbaar gemaakt op dezelfde dag, 30 mei 2024.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Datum beslissing: 30 mei 2024
zaaknummer: C/03/330657 / HA RK 24-93
beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
dat strekt tot wraking van:
mr. G. Leijten (hierna: de rechter).

1.De procedure en het geschil

1.1.
Bij brief van 6 mei 2024 heeft verzoeker verzocht om wraking van de rechter naar aanleiding van het beroep ROE-22/332 (zijnde een bestuursrechtelijke zaak) en de zitting daarvan d.d. 6 februari 2024. Aan het verzoek heeft verzoeker (onder meer kort samengevat) ten grondslag gelegd dat:
  • de rechter (periode 2011 tot en met 2018) werkzaam was bij de huisadvocaat van de Provincie Limburg (zijnde de wederpartij in de bestuurszaak). De rechter had zich om die reden moeten verschonen. Voor aanvang van de procedure heeft de rechter haar dienstbetrekking bij AKD niet kenbaar gemaakt en heeft geweigerd vragen daarover te beantwoorden;
  • de rechter ter zitting weigerde om getuigen op te roepen;
  • de rechter in de uitspraak alsook in het proces-verbaal opgenomen heeft dat de “waarheids- en rechtsvinding” niet zagen op het Wob-verzoek, hetgeen niet klopt;
  • de rechter de niet onderbouwde beweringen van de Provincie heeft overgenomen;
  • de rechter heeft gezegd dat het niet aannemelijk is dat er sprake was van vooringenomenheid bij de besluitvorming op het verzoek en besluit op bezwaar door twee gedeputeerden. Na de zitting en uitspraak is bij verzoeker echter bekend geworden dat beide gedeputeerden zowel bij het besluit alsook bij het besluit op bezwaar aanwezig waren. Beiden hadden zich dienen te verschonen bij de besluitvorming in deze procedure;
  • de rechter op de zitting weigerde een brief aan het dossier toe te voegen;
  • er meer uitspraken zijn, waarbij de rechter zich had moeten verschonen.
Verzoeker wijst erop dat hij pas na einduitspraak het verzoek tot wraking kon doen vanwege omstandigheden en verkregen informatie en dat het niet-ontvankelijk verklaren van dit verzoek – voor zover het Wrakingsprotocol dit vermeldt – geen verplichting is. Verder wijst verzoeker erop dat de Klachtenregeling geen passende oplossing biedt voor deze problematiek.

2.De beoordeling

2.1.
Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak
behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
Artikel 4, tweede lid sub d, van het Wrakingsprotocol rechtbank Limburg (hierna: het Wrakingsprotocol) luidt:
"De wrakingskamer kan het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond of niet-ontvankelijk verklaren:
(..)
d. indien het verzoek is ingediend na het tijdstip waarop in de hoofdzaak einduitspraak is of wordt gedaan.”
2.3.
Verzoeker geeft aan dat het verzoek om wraking van de rechter is ingediend nadat uitspraak is gedaan. Dat is correct: de uitspraak is van 15 maart 2024, terwijl het wrakingsverzoek van 6 mei 2024 is. Uit artikel 8:15 van de Awb volgt dat een verzoek om wraking moet worden gedaan voordat uitspraak is gedaan in de hoofdzaak. Nadat uitspraak is gedaan is de zaak immers niet langer bij de rechter
in behandeling.
Gelet hierop en voormeld artikel van het Wrakingsprotocol wordt het verzoek zonder een zitting te houden, niet-ontvankelijk verklaard. Al hetgeen verzoeker heeft aangevoerd, wat daar ook van zij, kan gelet op deze uitkomst niet leiden tot een andersluidend oordeel.

3.De beslissing

De wrakingskamer
verklaart het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mrs. R.A.J. van Leeuwen, M.J.A.G. van Baal, en A.K. Kleine, bijgestaan door de griffier en openbaar gemaakt op 30 mei 2024.
Type: no