3.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht beide feiten bewezen. De rechtbank zal hierna motiveren hoe en waarom de rechtbank tot die conclusie is gekomen.
Encrochatberichten
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat (een deel van) de Encrochatberichten zijn geanalyseerd zonder of al voorafgaand aan de vereiste toestemming daarvoor.
De rechtbank deelt die opvatting niet en overweegt daartoe als volgt. Bij schrijven van 5 juli 2022hebben de officieren van justitie van het landelijk parket de procedure rondom de aanvraag en instemming van de rechter-commissaris beschreven. Dit schrijven vermeldt onder meer dat:
- de aanleiding tot een aanvraag voor toestemming was gelegen in een zogenoemde hit op zoeksleutels binnen de Encrochatdata en TCI-informatie;
- op 4 december 2020 de aanvraag per e-mail aan de rechter-commissaris is voorgelegd;
- de rechter-commissaris op 6 december 2020 heeft ingestemd met de verstrekking van informatie ten behoeve van het onderzoek Youth;
- na 6 december 2020 de relevante informatie is verstrekt aan het strafrechtelijk onderzoek Youth;
- de officier van justitie op 15 december 2020 schriftelijke toestemming heeft gegeven voor het gebruik van deze gegevens ex artikel 126dd van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank afdoende de motivering voor de aanvraag en daarmee ook de (impliciete) toetsing van de rechter-commissaris aan de voorwaarden. De (weergave van de) e-mail van 6 december 2020 van de rechter-commissaris inhoudende die toestemming is inderdaad -zoals door de verdediging benoemd- minst genomen ongelukkig te noemen. Dit lijkt niet de originele mail te zijn waarin delen zijn zwartgelakt, maar een ten behoeve van dit onderzoek opgemaakte geredigeerde e-mail. Desalniettemin staat de inhoud daarvan naar het oordeel van de rechtbank niet ter discussie, namelijk: dát de rechter-commissaris heeft ingestemd met het gebruik van data/informatie uit het onderzoek 26Lemont ten behoeve van dit onderzoek Youth. Het onderzoeksteam van Youth mocht de Encrochatdata derhalve gebruiken. De rechtbank neemt hierbij ook in overweging dat, anders dan in veel soortgelijke zaken, de Encrochatdata geen startinformatie was, maar pas is opgevraagd na het aantreffen van de drugs op 4 november 2020 in de aanwezigheid van de verdachte. De processen-verbaal van het TCI die mede ten grondslag liggen aan de aanvraag van de officier van justitie zijn immers grotendeels pas opgemaakt ná die aanhouding.
De verdediging heeft daarbij nog aangevoerd dat na de toestemming van de rechter-commissaris, maar vóór de schriftelijke toestemming van de officier van justitie ex art. 126dd Sv al processen-verbaal zijn opgemaakt over de Encrochatberichten, te weten twee processen-verbaal van 9 december 2020 (pg. 348) en 14 december 2020 (pg. 364). Dit gegeven doet echter niet af aan het voorgaande. Uit de aanvraag van de officieren van justitie blijkt immers al dat het de wens was om de Encrochatdata te delen met het onderzoek Youth. Bovendien strekt artikel 126dd Sv niet ter bescherming van enig belang van de verdachte, maar tot voorkoming van voortijdige vernietiging van gegevens die in een ander onderzoek zijn verkregen.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van
fishingin de Encrochatdata zonder toestemming, maar dat sprake is van een analyse van die berichten na toestemming van de rechter-commissaris. Daarmee zijn alle Encrochatberichten bruikbaar voor het bewijs en verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging.
Bewijsmiddelen
Ter bevordering van de leesbaarheid van dit vonnis, heeft de rechtbank de bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in bijlage II.
Overwegingen van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen overweegt de rechtbank als volgt.
Op 4 november 2020 vond een overdracht plaats van zo’n 25 kilogram hasjiesj nabij de woning van [medeverdachte 2] aan de [adres 2] te Venlo. In de auto van [medeverdachte 1] , die werd gevolgd door de politie, werden vervolgens die hasjiesj aangetroffen in twee dozen. Uit zijn verklaring leidt de rechtbank af dat hij beide dozen op de [adres 2] van een en dezelfde persoon heeft ontvangen. Op een van de verpakkingen van de hasjiesj is een DNA-profiel aangetroffen dat matcht met [medeverdachte 2] . Nu het dossier ook voor het overige geen aanwijzingen bevat dat [medeverdachte 1] een deel van de hasjiesj ergens anders heeft ontvangen en de verbalisant zag dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] beiden een doos bij de woning van [medeverdachte 2] in de auto van [medeverdachte 1] legden stelt de rechtbank allereerst vast dat [medeverdachte 2] beide dozen hasjiesj aan [medeverdachte 1] heeft verstrekt.
Later die avond werden bij een postactie van de politie [medeverdachte 2] en vader ( [medeverdachte 3] ) en zoon [verdachte] ) [verdachte] aangetroffen bij een BMW personenauto op naam van [medeverdachte 2] . In de kofferbak van die auto werden meerdere tassen aangetroffen met daarin naar later bleek ruim 7 kilogram hasjiesj, 16 kilogram xtc-pillen (MDMA) en bijna 3 kilogram crystal meth (metamfetamine). Op een verpakking van de hasjiesj werd een DNA-profiel aangetroffen dat matcht met [medeverdachte 2] en op een stuk tape op een verpakking van de hasjiesj werd een vingerspoor aangetroffen dat geïndividualiseerd werd op [verdachte] .
Bij de beantwoording van de vraag of en zo ja, in hoeverre, de verdachten betrokkenheid hadden bij deze harddrugs betrekt de rechtbank ook de Encrochat berichten uit de periode van maart tot en met juni 2020. De rechtbank realiseert zich dat er een tijdsverloop van bijna vijf maanden zit tussen de laatste chats en het moment van aantreffen van de drugs. Echter, gelet op de inhoud van die chatberichten en het daaruit blijkende samenwerkingsverband is de rechtbank van oordeel dat de chats en de bevindingen van 4 november 2020 elkaar over en weer bevestigen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de chatberichten blijkt zonder meer dat [medeverdachte 3] en [verdachte] – samen – betrokken waren bij de (tussen)handel in zowel harddrugs als softdrugs. Dat blijkt uit de contacten met verschillende andere personen over verschillende soorten van die drugs, in elk geval voor wat betreft hennep (weed), hasjiesj, pillen (MDMA) en metamfetamine, ook wel ICE genoemd. Daaruit blijkt ook de samenwerking tussen vader en zoon. Echter op basis van deze, redelijk beperkte, selectie van chatberichten kan niet wettig en overtuigend worden vastgesteld dat die gesprekken uiteindelijk ook altijd tot daadwerkelijke verkopen hebben geleid. Gelet daarop kan niet bewezen worden verklaard dat sprake was van het bereiden en verhandelen (in de diverse ten laste gelegde varianten) van zowel de harddrugs als de softdrugs, hetgeen leidt tot partiële vrijspraak van die onderdelen.
Maar uit die chats blijkt wel dat vader en zoon [verdachte] de beschikking hadden over onder meer hennep, hasj, pillen en cyrstal meth. Ook blijkt uit die chats dat zij daarin samenwerkten met [medeverdachte 2] , met dien verstande dat de woning van [medeverdachte 2] als stash- en afhaallocatie werd gebruikt. Meermalen werden contacten in de chats immers verwezen naar de woning aan de [adres 2] in Venlo als de plek waar de drugs uiteindelijk te verkrijgen zouden zijn.
Deze conclusies vinden hun bevestiging in de bevindingen van 4 november 2020. Op die datum wordt namelijk eerst een grote hoeveelheid hasjiesj afgehaald bij [medeverdachte 2] . Later die avond worden tassen vanuit het betreffende appartementencomplex naar de auto van [medeverdachte 2] gebracht die door zoon [verdachte] naar de achterzijde van het appartementencomplex wordt gereden Daarin worden eveneens hasjiesj, maar ook pillen en crystal meth aangetroffen. Precies die drugs waarover ook veelvuldig gechat is door vader en zoon [verdachte] , die dan ook nog eens aanwezig zijn ter plekke bij [medeverdachte 2] .
Uit de chatberichten en de bevindingen op 4 november 2020 in onderling verband en samenhang bezien, blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking van [medeverdachte 2] en vader en zoon [verdachte] bij het aanwezig hebben van diverse soorten harddrugs. Vader en zoon communiceerden zelf over de (tussen)handel hierin en [medeverdachte 2] beheerde de voorraad. Het dossier bevat zelfs aanwijzingen dat [medeverdachte 2] ook als koerier optrad. Aldus acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat deze drie verdachten in de periode van maart tot en met
4 november 2020 tezamen in en vereniging grote hoeveelheden hasjiesj, hennep, MDMA en metamfetamine voorhanden hebben gehad. Het aanwezig hebben van cocaïne acht de rechtbank niet bewezen. Daarvoor zal vrijspraak volgen.
Over de ruim 28 kilogram hasjiesj die door [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] zijn verstrekt overweegt de rechtbank nog het volgende. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat na de aanhouding van [medeverdachte 1] de stashlocatie bij [medeverdachte 2] werd geruimd, op het moment dat de politie de drie verdachten aantrof in de aanwezigheid van grote hoeveelheden hard- en softdrugs. Nu [medeverdachte 1] enkele dagen eerder (op 30 oktober 2020) al eens een adres aan de [adres 3] in Venlo, aan welke straat vader en zoon [verdachte] wonen, had ingevoerd in Apple maps én ook is gebleken dat zijn telefoon op diezelfde datum een mast in Venlo aanstraalde, gaat de rechtbank ervan uit - mede gelet op de werkwijze zoals die uit de Encrochat-berichten naar voren komt (waarbij afnemers worden verwezen naar het adres van [medeverdachte 2] ) - dat de hasjiesj die [medeverdachte 1] heeft opgehaald bij [medeverdachte 2] van vader en zoon [verdachte] afkomstig zijn en dat ook zij aldus die hasjiesj aanwezig hebben gehad.
Aldus schuift de rechtbank ook de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij op
4 november 2020 op de [adres 2] aanwezig was om zijn vader te brengen, als niet geloofwaardig terzijde. Dat verklaart immers niet waarom hij eerder die avond ook al aanwezig was, waarom hij van auto wisselde, de BMW verplaatste en waarom hij vluchtte voor de politie.
Ook verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging dat het vingerspoor geen bijdrage kan leveren aan het bewijs nu de tape waarop dat gevonden is verplaatsbaar is. De rechtbank deelt die visie van de verdediging niet. Naar het oordeel van de rechtbank is een vingerspoor op verpakkingsmateriaal van drugs, zoals hier is aangetroffen, zonder meer aan te merken als een daderspoor. Dat de verdachte mogelijk bij zijn vader ooit eens een rol tape in handen heeft gehad, is daarvoor volstrekt geen aannemelijke verklaring.