Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
De vordering in conventie
- onder de voorwaarde dat in conventie betaling van de facturen 21200296 en 21200315 zal worden toegewezen, dat geWOON wordt veroordeeld tot betaling van € 1.436,88, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente (artikel 6:119a BW);
- geWOON te veroordelen tot betaling van € 2.541,- te vermeerderen met de wettelijke rente (artikel 6:119 BW);
- de proceskosten.
4.4. De beoordeling
.
- factuur 22200008 (€ 2.178,00), nu geWOON immers heeft niet gesteld op welke grondslag [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] deze factuur moet betalen, terwijl die betalingsverplichting door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gemotiveerd betwist is;
- factuur 22200006 (€ 3.859,31), nu [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onbetwist heeft gesteld dat hij dit bedrag aan de notaris heeft voldaan, terwijl geWOON verder niet nader heeft onderbouwd waarom [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dit bedrag aan haar zou moeten betalen;
- factuur 22200011 (€ 414,43), nu geWOON niet meer heeft weersproken dat op deze factuur, gelet op het bepaalde in artikel 5.2 van de overeenkomst een bedrag van € 414,43 teveel in rekening is gebracht.
- explootkosten € 367,88
- salaris advocaat
€ 786,00(1 punt à € 786,-, tarief III)
Totaal €1.153,88
€ 278,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)