ECLI:NL:RBLIM:2024:3340

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
03.278513.20 en 03.124834.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf wegens drugshandel en wapenbezit

Op 11 juni 2024 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het aanwezig hebben van grote hoeveelheden hard- en softdrugs, alsook van het voorhanden hebben van een stroomstootwapen en pepperspray. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 23 april 2024, waarbij de verdachte en zijn advocaat aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, in de periode van maart 2020 tot en met 4 november 2020 betrokken was bij de handel in en het aanwezig hebben van aanzienlijke hoeveelheden drugs, waaronder hasjiesj, MDMA en metamfetamine. Tijdens een politieactie op 4 november 2020 werden bij de verdachte en zijn medeverdachten grote hoeveelheden drugs aangetroffen, evenals wapens. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen van de aanklacht die niet bewezen konden worden. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 2 jaren op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel. De verdachte werd ook vrijgesproken van enkele andere beschuldigingen wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte niet opgeheven, zodat hij in vrijheid kan wachten op een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers : 03.278513.20 en 03.124834.21 (ttz.gev.)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
wonende te [adres 2] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.J.J.G. Stevens-Waltmans, advocaat, kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 april 2024. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Op 11 juni 2024 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en uitspraak gedaan.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met:
  • de strafzaak tegen [medeverdachte 1] (parketnummer 03.278534.20);
  • de ontnemingszaak tegen [verdachte] (parketnummer 03.278513.20);
  • de strafzaak en ontnemingszaak tegen [medeverdachte 2] (parketnummer 03.311713.20);
  • de strafzaak en ontnemingszaak tegen [medeverdachte 3] (parketnummer 03.311716.20).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
In de zaak met parketnummer 03.278513.20:
al dan niet samen met (een) ander(en)
in de periode van maart 2020 tot en met 4 november 2020 meermalen grote hoeveelheden hasjiesj (onder meer 25,8 kg en 6,9 kg) en hennep heeft vervaardigd, verhandeld of aanwezig heeft gehad;
in diezelfde periode meermalen (grote) hoeveelheden MDMA, cocaïne en metamfetamine heeft vervaardigd, verhandeld of aanwezig heeft gehad;
In de zaak met parketnummer 03.124834.21:
op 4 november 2020 een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad;
op diezelfde dag een busje pepperspray voorhanden heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

Inleiding
In de avond van 4 november 2020 zag een politieagent een vermoedelijke drugsdeal aan de [adres 2] in Venlo en besloot hij de vermoedelijke afnemer te volgen. Deze werd in Someren staande gehouden, waarbij ruim 25 kilogram hasjiesj (in twee dozen) werd aangetroffen in zijn auto. Diezelfde avond werden [verdachte] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (hierna ook: vader en zoon [medeverdachte 3] ) gezien nabij diezelfde locatie aan de [adres 2] in Venlo bij het woonadres en de auto van [verdachte] . In die auto werden toen (tassen met daarin) diverse soorten harddrugs aangetroffen.
Nadien werden chatberichten – van Encrochat – geanalyseerd waarbij de gebruikers van de desbetreffende Encrochat-accounts konden worden geïdentificeerd als vader ( [medeverdachte 2] ) en zoon ( [medeverdachte 3] ) [medeverdachte 3] Dat leidde tot het vermoeden dat vader en zoon [medeverdachte 3] al een langere periode handelden in soft- en harddrugs, waarbij de woning van [verdachte] als stashlocatie werd gebruikt.
Tijdens een doorzoeking van de woning van [verdachte] werden daar (onder meer) een stroomstootwapen en pepperspray gevonden.
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten met uitzondering het “vervaardigen” van de soft- en harddrugs en met uitzondering van het verhandelen en aanwezig hebben van cocaïne (in de zaak met parketnummer 03.278513.20).
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voor wat betreft de vermeende drugshandel (in de zaak met parketnummer 03.278513.20):
- voor beide feiten vrijspraak bepleit van de periode voorafgaand aan 4 november 2020 bij gebrek aan bewijs voor drugshandel in die voorafgaande periode;
  • partiële vrijspraak bepleit van de onder 1. ten laste gelegde 25,8 kilogram hasjiesj bij gebrek aan bewijs dat het de verdachte was die de (volledige) 25,8 kilogram hassjiesj heeft overhandigd;
  • vrijspraak bepleit van de onder 1. ten laste gelegde 6,9 kilogram hasjiesj nu niet met zekerheid vastgesteld kan worden wie welke tassen heeft gedragen en in de auto geplaatst;
  • vrijspraak bepleit van de onder 2. ten laste gelegde cocaïne nu het dossier daarvoor geen bewijs bevat;
  • vrijspraak bepleit van de overige onder 2. ten laste gelegde harddrugs, nu ook hiervan onduidelijk is wie welke tassen in de auto heeft geplaatst.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring van het voorhanden hebben van het stroomstootwapen en de pepperspray (in de zaak met parketnummer 03.124834.21).
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal hierna motiveren hoe en waarom de rechtbank tot die conclusie is gekomen.
Bewijsmiddelen
Ter bevordering van de leesbaarheid van dit vonnis, heeft de rechtbank de bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in bijlage II.
Overwegingen van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen overweegt de rechtbank als volgt.
Op 4 november 2020 vond een overdracht plaats van zo’n 25 kilogram hasjiesj nabij de woning van [verdachte] aan de [adres 2] te Venlo. In de auto van [medeverdachte 1] , die werd gevolgd door de politie, werden vervolgens die hasjiesj aangetroffen in twee dozen. Uit zijn verklaring leidt de rechtbank af dat hij beide dozen op de [adres 2] van een en dezelfde persoon heeft ontvangen. Op een van de verpakkingen van de hasjiesj is een DNA-profiel aangetroffen dat matcht met [verdachte] . Nu het dossier ook voor het overige geen aanwijzingen bevat dat [medeverdachte 1] een deel van de hasjiesj ergens anders heeft ontvangen en de verbalisant zag dat [medeverdachte 1] en [verdachte] beiden een doos bij de woning van [verdachte] in de auto van [medeverdachte 1] legden stelt de rechtbank allereerst vast dat [verdachte] beide dozen hasjiesj aan [medeverdachte 1] heeft verstrekt.
Later die avond werden bij een postactie van de politie [verdachte] en vader ( [medeverdachte 2] ) en zoon ( [medeverdachte 3] ) [medeverdachte 3] aangetroffen bij een BMW personenauto op naam van [verdachte] . In de kofferbak van die auto werden meerdere tassen aangetroffen met daarin naar later bleek ruim 7 kilogram hasjiesj, 16 kilogram xtc-pillen (MDMA) en bijna 3 kilogram crystal meth (metamfetamine). Op een verpakking van de hasjiesj werd een DNA-profiel aangetroffen dat matcht met [verdachte] en op een stuk tape op een verpakking van de hasjiesj werd een vingerspoor aangetroffen dat geïndividualiseerd werd op [medeverdachte 3] .
Bij de beantwoording van de vraag of en zo ja, in hoeverre, de verdachten betrokkenheid hadden bij deze harddrugs betrekt de rechtbank ook de Encrochat berichten uit de periode van maart tot en met juni 2020. De rechtbank realiseert zich dat er een tijdsverloop van bijna vijf maanden zit tussen de laatste chats en het moment van aantreffen van de drugs. Echter, gelet op de inhoud van die chatberichten en het daaruit blijkende samenwerkingsverband is de rechtbank van oordeel dat de chats en de bevindingen van 4 november 2020 elkaar over en weer bevestigen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de chatberichten blijkt zonder meer dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] – samen – betrokken waren bij de (tussen)handel in zowel harddrugs als softdrugs. Dat blijkt uit de contacten met verschillende andere personen over verschillende soorten van die drugs, in elk geval voor wat betreft hennep (weed), hasjiesj, pillen (MDMA) en metamfetamine, ook wel ICE genoemd. Daaruit blijkt ook de samenwerking tussen vader en zoon. Echter op basis van deze, redelijk beperkte, selectie van chatberichten kan niet wettig en overtuigend worden vastgesteld dat die gesprekken uiteindelijk ook altijd tot daadwerkelijke verkopen hebben geleid. Gelet daarop kan niet bewezen worden verklaard dat sprake was van het bereiden en verhandelen (in de diverse ten laste gelegde varianten) van zowel de harddrugs als de softdrugs, hetgeen leidt tot partiële vrijspraak van die onderdelen.
Maar uit die chats blijkt wel dat vader en zoon [medeverdachte 3] de beschikking hadden over onder meer hennep, hasj, pillen en cyrstal meth. Ook blijkt uit die chats dat zij daarin samenwerkten met [verdachte] , met dien verstande dat de woning van [verdachte] als stash- en afhaallocatie werd gebruikt. Meermalen werden contacten in de chats immers verwezen naar de woning aan de [adres 2] in Venlo als de plek waar de drugs uiteindelijk te verkrijgen zouden zijn.
Deze conclusies vinden hun bevestiging in de bevindingen van 4 november 2020. Op die datum wordt namelijk eerst een grote hoeveelheid hasjiesj afgehaald bij [verdachte] . Later die avond worden tassen vanuit het betreffende appartementencomplex naar de auto van [verdachte] gebracht die door zoon [medeverdachte 3] naar de achterzijde van het appartementencomplex wordt gereden Daarin worden eveneens hasjiesj, maar ook pillen en crystal meth aangetroffen. Precies die drugs waarover ook veelvuldig gechat is door vader en zoon [medeverdachte 3] , die dan ook nog eens aanwezig zijn ter plekke bij [verdachte] .
Uit de chatberichten en de bevindingen op 4 november 2020 in onderling verband en samenhang bezien, blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking van [verdachte] en vader en zoon [medeverdachte 3] bij het aanwezig hebben van diverse soorten harddrugs. Vader en zoon communiceerden zelf over de (tussen)handel hierin en [verdachte] beheerde de voorraad. Het dossier bevat zelfs aanwijzingen dat [verdachte] ook als koerier optrad. Aldus acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat deze drie verdachten in de periode van maart tot en met
4 november 2020 tezamen in en vereniging grote hoeveelheden hasjiesj, hennep, MDMA en metamfetamine voorhanden hebben gehad. Het aanwezig hebben van cocaïne acht de rechtbank niet bewezen. Daarvoor zal vrijspraak volgen.
Verder acht de rechtbank ook bewezen dat de verdachte een stroomstootwapen en pepperspray voorhanden heeft gehad.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht ten laste van de verdachte bewezen dat:
In de zaak met parketnummer 03.278513.20:
Feit 1:
hij in de periode maart 2020 tot en met 4 november 2020 te Venlo, meermalen, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid hasjiesj (onder meer 6,9 kilogram) en hennep, zijnde hennep en hasjiesj (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
en
hij op 4 november 2020 te Venlo tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verstrekt, een grote hoeveelheid hasjiesj (25,8 kilogram), zijnde hasjiesj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 2:
hij in de periode van maart 2020 tot en met 4 november 2020 te Venlo, meermalen, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
  • grote hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en
  • grote hoeveelheden van een materiaal bevattende metamfetamine,
zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
In de zaak met parketnummer 03.124834.21:
Feit 1:
hij op of omstreeks 4 november 2020 te Venlo, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
Feit 2:
hij op of omstreeks 4 november 2020 te Venlo, een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
In de zaak met parketnummer 03.278513.20:
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid
Feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
In de zaak met parketnummer 03.124834.21:
Feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
Feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 4 jaren en een geldboete van 25.000,= euro subsidiair 160 dagen vervangende hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen expliciet standpunt ingenomen over de op te leggen straf; zij heeft wel betoogd dat de eis te hoog is en niet in verhouding staat tot de rol die de officier van justitie de verdachte toebedeelt
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank overweegt in het bijzonder als volgt.
De verdachte heeft van maart tot november 2020 grote hoeveelheden hasjiesj, hennep, pillen en cyrstal meth aanwezig gehad. Uit het dossier volgt het beeld van een bestendige samenwerking tussen [verdachte] en vader en zoon [medeverdachte 3] . In die samenwerking leek [medeverdachte 2] de voornaamste rol te hebben bij de aanwezigheid van harddrugs, terwijl er zelfs aanwijzingen zijn dat de verdachten ook betrokken waren bij de handel en productie daarvan. [medeverdachte 3] was net zo druk met diverse soorten drugs, al leek hij zich vooral bezig te houden met de handel in softdrugs. [verdachte] vervulde hierin de rol van de persoon wiens woning werd gebruikt als stashlocatie en de persoon die de drugs verstrekte aan afnemers, waarbij het dossier bovendien aanwijzingen bevat dat [verdachte] de drugs zelf ook vervoerde.
Hoewel de rechtbank niet komt tot een bewezenverklaring van de handel in harddrugs duidt de aangetroffen hoeveelheid er zeker op dat de voorraad bestemd was voor handel. Daarmee heeft de verdachte een belangrijke bijdrage geleverd aan de instandhouding van de illegale handel in allerlei soorten drugs. Het is algemeen bekend dat het gebruik van die drugs grote gezondheidsrisico’s met zich brengt voor de gebruikers van deze drugs, dat voornoemde drugs kunnen leiden tot een lichamelijke of geestelijke verslaving en dat verslaafde gebruikers misdrijven plegen om aan geld te komen om in hun verslaving te kunnen voorzien. Het is ook algemeen bekend dat de criminelen die zich bezig houden met de productie van en handel in drugs daarmee grote winsten maken en hun belangen vaak beschermen met geweld en bedreiging met geweld. Het handelen van de verdachte heeft daaraan bijgedragen, maar daar heeft hij zich kennelijk niet om bekommerd.
Het voorgaande is ook de reden dat voor het aanwezig hebben van zo’n grote hoeveelheden drugs, in het bijzonder als het gaat om harddrugs, in beginsel zware straffen worden opgelegd van meerdere jaren.
De rechtbank ziet ook dat de rol van de verdachte kleiner is dan die van zijn medeverdachten. De verdachte “werkte” in opdracht van zijn medeverdachten en de rechtbank gaat ervan uit dat hij niet, althans niet significant, meedeelde in de opbrengsten van de (tussen)handel. Ook is hij niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Dat maakt echter niet dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer aan de orde is. Daarvoor zijn de feiten te ernstig. Al met al is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 30 maanden in beginsel passend en geboden is.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank in het geval van de verdachte geen aanleiding om, daarnaast ook nog een geldboete op te leggen. Het dossier bevat weliswaar aanwijzingen dat de verdachte een vergoeding kreeg voor zijn “werkzaamheden”, maar nu niet is vastgesteld dat het zijn handel betrof, is de rechtbank van oordeel dat een geldboete bovenop de gevangenisstraf niet passend is.
Wel zal de rechtbank rekening houden met de schending van de redelijke termijn. Na aanvang, op het moment van de aanhouding van de verdachte op 4 november 2020, is die termijn van twee jaren met ruim 19 maanden overschreden. Daarom zal de rechtbank op het uitgangspunt van 30 maanden 6 maanden in mindering brengen.
De rechtbank zal aldus de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 2 jaren met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.
De voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis gevorderd, zodat de verdachte onmiddellijk weer gedetineerd raakt.
De rechtbank zal dit afwijzen teneinde de verdachte de kans te geven een eventueel hoger beroep in vrijheid af te wachten. Wel blijven de voorwaarden verbonden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis gelden totdat dit vonnis onherroepelijk is.

7.Het beslag

De lijst van inbeslaggenomen voorwerpen d.d. 6 maart 2024 is als bijlage III aan dit vonnis gehecht.
De daarop vermelde personenauto (nr. 17: BMW voorzien van kenteken [kenteken] ) zal worden verbeurd verklaard nu met behulp van dat voorwerp de strafbare feiten zijn begaan of voorbereid, terwijl dit aan de verdachte toebehoort.
De verdovende middelen (nrs. 2, 3, 12, 13, 16), pepperspray (nr. 5) en stroomstootwapen (nr. 6) zullen worden onttrokken aan het verkeer nu met betrekking tot die voorwerpen de strafbare feiten zijn begaan en die van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Het vuurwerk (nr. 4) zal worden onttrokken aan het verkeer nu dat aan de verdachte toebehoort en van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De overige voorwerpen (nrs. 7, 8, 9, 10, 11, 14 en 15), te weten diverse gereedschappen, keukenartikelen en papier zullen ook worden onttrekken aan het verkeer nu die aan de verdachte toebehoren en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, terwijl die bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane feiten zijn aangetroffen en die voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen:
  • 33a, 36c, 36d, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2, 3, 10, 11 van de Opiumwet;
  • 26, 55 van de Wet wapens en munitie,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- wijst af de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
  • verklaart verbeurdhet op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen d.d. 6 maart 2024 onder 17. genoemde voorwerp;
  • onttrekt aan het verkeerde op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen d.d. 6 maart onder 2. tot en met 16. genoemde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. E.B.A. Ferwerda en mr. S.A.M.C. van de Winkel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 11 juni 2024.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 03.278513.20 (na wijziging van de tenlastelegging):
Feit 1:
hij, in of omstreeks de periode maart 2020 tot en met 4 november 2020 te Venlo, althans op een of meer (andere) plaatsen in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid hasjiesj (onder meer 25,8 kilogram en 6,9 kilogram), in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram, hennep en/of van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hennep en/of hasjiesj (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 2:
hij, in of omstreeks de periode van maart 2020 tot en met 4 november 2020 te Venlo, in elk geval op een of meer (andere) plaatsen in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk heeft bereid, en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
  • (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of
  • (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of
  • (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende metamfetamine,
zijnde (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
In de zaak met parketnummer 03.124834.21:
Feit 1:
hij, op of omstreeks 4 november 2020, te Venlo, althans binnen het arrondissement Limburg, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
Feit 2:
hij, op of omstreeks 4 november 2020, te Venlo, althans binnen het arrondissement Limburg, een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen, voorhanden heeft gehad.
BIJLAGE II: De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn gelet op de omvang daarvan en het gebruik van afbeeldingen niet gepubliceerd.
BIJLAGE III: Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen d.d. 6 maart 2024
[afbeelding]