ECLI:NL:RBLIM:2024:3339

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
03.278534.20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf en gevangenisstraf wegens het vervoeren van hasjiesj met overwegingen t.a.v. bekennende verklaring, voorarrest en redelijke termijn

Op 11 juni 2024 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 november 2020 in Venlo 25,8 kilogram hasjiesj heeft vervoerd. De verdachte, bijgestaan door mr. B. Kizilocak, heeft tijdens de zitting op 23 april 2024 een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte deze hoeveelheid hasjiesj heeft vervoerd, maar heeft hem vrijgesproken van het medeplegen, omdat niet wettig en overtuigend bewezen is dat hij dit samen met anderen heeft gedaan. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 6 maanden en een geldboete van 2.500 euro geëist. De verdediging pleitte voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft echter geconstateerd dat de redelijke termijn van 2 jaren voor de afhandeling van de zaak met meer dan 19 maanden is overschreden. Dit heeft geleid tot de beslissing om de gevangenisstraf te reduceren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 71 dagen, gelijk aan de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en daarnaast tot een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft geen geldboete opgelegd, omdat er weinig bekend is over de rol van de verdachte in het drugsnetwerk.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.278534.20
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B. Kizilocak, advocaat, kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 april 2024. De verdachte en
mr. A.E.S. Heijnen, als waarnemend raadsvrouw, zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Op 11 juni 2024 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en uitspraak gedaan.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met:
  • de strafzaak tegen [medeverdachte 1] (parketnummer 03.124834.21);
  • de strafzaak en ontnemingszaak tegen [medeverdachte 1] (parketnummer 03.278513.20);
  • de strafzaak en ontnemingszaak tegen [medeverdachte 2] (parketnummer 03.311713.20);
  • de strafzaak en ontnemingszaak tegen [medeverdachte 3] (parketnummer 03.311716.20).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
-
op 4 november 2020 al dan niet samen met (een) ander(en) 25,8 kilogram hasjiesj heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het oordeel van de rechtbank [1]
Net als de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank bewezen dat de verdachte 25,8 kilogram hasjiesj heeft vervoerd. Nu de verdachte dit heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van de verdachte; [2]
- de bevindingen van de politie voorafgaand en rondom de aanhouding van de verdachte; [3]
- het onderzoek aan de verdovende middelen. [4]
Niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte deze hasjiesj tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en) heeft vervoerd. De rechtbank zal de verdachte daarom van dat onderdeel – medeplegen – vrijspreken.
3.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 4 november 2020 in Nederland opzettelijk heeft vervoerd een grote hoeveelheid hasjiesj (25,8 kilogram), zijnde hasjiesj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 6 maanden en een geldboete van 2.500,= euro subsidiair 35 dagen vervangende hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de voorlopige hechtenis.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank overweegt in het bijzonder als volgt.
De verdachte heeft ruim 25 kilo hasjiesj vervoerd. Hij is -naar eigen zeggen- in opdracht van een ander naar Venlo gereden om de softdrugs op te halen met als bestemming Gorinchem. De verdachte heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de handel in verdovende middelen. Die handel gaat gepaard met vele criminele activiteiten, zoals bedreigingen, geweld, ripdeals en in sommige gevallen zelfs moorden. Ook is het algemeen bekend dat het gebruik van verdovende middelen risico’s meebrengt voor de algemene volksgezondheid. De verdachte dacht kennelijk echter alleen aan een gemakkelijke inkomstenbron: 1.000,= euro voor een ritje van enkele uren.
De ernst van dit feit rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het aanwezig hebben van zo’n 25 kilogram softdrugs wordt normaliter bestraft met (minimaal) 6 maanden gevangenisstraf, zo blijkt uit de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Nu tevens sprake is van het vervoeren van die hasjiesj, acht de rechtbank in beginsel 8 maanden gerechtvaardigd.
De verdachte heeft snel na zijn aanhouding een bekennende verklaring afgelegd en verantwoordelijkheid genomen voor zijn strafbare gedrag. Bovendien is de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten in contact geweest justitie. Dat maakt dat de rechtbank weer terugkomt bij het uitgangspunt van 6 maanden gevangenisstraf.
De verdachte heeft ruim twee maanden in voorlopige hechtenis gezeten. Gelet op het lange tijdsverloop sindsdien, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of gevangenisstraf thans de enige passende strafmodaliteit is. In deze zaak is de redelijke termijn van 2 jaren waarbinnen een strafzaak in eerste aanleg afgerond behoort te zijn, na de aanhouding van de verdachte op 4 november 2020, met ruim 19 maanden overschreden. Dat rechtbank zal deze schending compenseren door oplegging van een lichtere strafmodaliteit, te weten een taakstraf, voor het deel dat de tijd van de voorlopige hechtenis overschrijdt.
Dat maakt dat de rechtbank de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van gelijke duur als het voorarrest, te weten 71 dagen, in combinatie met een taakstraf van 240 uren.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om daarbij ook nog een geldboete op te leggen omdat over het aandeel van verdachte in het drugsnetwerk nauwelijks iets bekend is.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen:
  • 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
  • 3 en 11 van de Opiumwet,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.2 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. E.B.A. Ferwerda en mr. S.A.M.C. van de Winkel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 11 juni 2024.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 4 november 2020 te Venlo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid hasjiesj (25,8 kilogram), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, hennep en/of van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hennep en/of hasjiesj (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, districtsrecherche Noord en Midden Limburg, proces-verbaalnummer LB1R020120 / Youth, gesloten d.d. 21 maart 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 666.
2.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 november 2020, pg. 45-47.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 november 2020, pg. 27-28.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 november 2020 (pg. 122-123) i.c.m. het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 5 november 2020 (pg. 124-148 voor zover het betreft de voorwerpen met goednummer 1365972 / SIN AAOQ2752NL en goednummer 1365988 / SIN AAOQ2751NL en daaraan verricht onderzoek).