ECLI:NL:RBLIM:2024:328

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
10863404 CV EXPL 24-125
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een kort geding vordering wegens gebrek aan spoedeisend belang

In deze zaak, die op 19 januari 2024 door de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft eiseres, de eigenaresse van [handelsnaam], een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die een overeenkomst voor kinderopvang had afgesloten. De overeenkomst, die op 3 oktober 2023 inging, werd door gedaagde opgezegd per 20 december 2023. Eiseres vorderde betaling van een factuur van € 963,69 voor de maand december 2023, maar gedaagde heeft deze factuur niet betaald. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 januari 2024 heeft eiseres haar eis verminderd, maar gedaagde voerde verweer. De kantonrechter oordeelde dat eiseres niet voldoende spoedeisend belang had bij haar vordering. De rechter benadrukte dat bij geldvorderingen in kort geding terughoudendheid geboden is en dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat haar onderneming in acute financiële problemen verkeerde. De kantonrechter wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten van gedaagde, die zijn vastgesteld op € 793,00.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10863404 CV EXPL 24-125
Vonnis in kort geding van 19 januari 2024
in de zaak van
[eiseres]mede handelend onder de naam
[handelsnaam],
wonend te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. J. Lemmens,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J.E.A.H. Verstraelen.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in kort geding met 8 producties
- de aan de zijde van [eiseres] ingebrachte productie 9,
- de mondelinge behandeling van 15 januari 2024, waarvan door de griffier spreekaantekeningen zijn gemaakt, en waar [eiseres] mondeling haar eis heeft verminderd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is eigenaresse van [handelsnaam] . Tussen [eiseres] en [gedaagde] is in september 2023 een overeenkomst tot stand gekomen met betrekking tot kinderopvang voor de zoon van [gedaagde] bij [handelsnaam] met ingang van 3 oktober 2023.
2.2.
Bij factuur van 19 november 2023 met factuurnummer: 2023000819 is door [eiseres] een bedrag van € 963,69 bij [gedaagde] in rekening gebracht over de maand december 2023.
2.3.
Bij e-mail van 20 november 2023 heeft [gedaagde] de overeenkomst opgezegd en met inachtneming van een opzegtermijn van één maand is de overeenkomst beëindigd per 20 december 2023.
2.4.
Ondanks diverse herinneringen is [gedaagde] niet overgegaan tot betaling van voormelde factuur.

3.Het geschil

3.1.
In de inleidende dagvaarding van 4 januari 2024 stelt [eiseres] dat haar vordering op [gedaagde] in hoofdsom € 963,69 bedraagt, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. [eiseres] legt hier de factuur gedateerd op 19 november 2023 met factuurnummer 2023000819 aan ten grondslag.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 15 januari 2024 heeft [eiseres] voor wat betreft de hoofdsom ad € 963,69 haar eis verminderd. De gevorderde factuur ziet op een betalingsperiode tot 31 december 2023 en dat is verminderd, met een niet nader gespecificeerd bedrag, tot een betalingsperiode tot 20 december 2023.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de beoordeling van het geschil komt eerst de vraag aan de orde of [eiseres] voldoende spoedeisend belang heeft bij de door haar ingestelde vordering, temeer nu dit door [gedaagde] uitdrukkelijk is betwist. De kantonrechter stelt voorop dat bij de beoordeling van een geldvordering in kort geding terughoudendheid geboden is en nog duidelijker dan in andere zaken een spoedeisend belang aannemelijk moet worden gemaakt. Er moeten naar behoren feiten en omstandigheden naar voren worden gebracht die meebrengen dat sprake is van onverwijlde spoed. Daarvan is in het onderhavige geval niet althans in onvoldoende mate gebleken. [eiseres] heeft niet aannemelijk gemaakt dat er thans sprake is van een situatie die met zich brengt dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. [eiseres] stelt bij dagvaarding dat haar onderneming zonder betaling van onderhavige factuur financieel niet in staat is te blijven voortbestaan. Tijdens de mondelinge behandeling heeft haar gemachtigde echter verklaard dat de onderneming niet in acute financiële moeilijkheden komt ingeval de onderhavige openstaande factuur van [gedaagde] niet wordt voldaan, daarvan zou slechts sprake zijn in het geval een veelvoud aan klanten hun facturen niet zouden voldoen. Op grond hiervan is gesteld noch gebleken dat [eiseres] bij het voortbestaan van haar onderneming afhankelijk is van de betaling van de in het geding zijnde factuur. Voorts stelt [eiseres] dat van een restitutierisico geen sprake is.
4.2.
Nu andere relevante feiten en omstandigheden niet zijn gesteld of gebleken valt het niet in te zien waarom een beslissing in een bodemprocedure niet door [eiseres] kan worden afgewacht. Omdat een kort geding niet bedoeld is om een gewone geldvordering te innen als de schuldeiser geen spoedeisend belang heeft bij zijn vordering en een voldoende spoedeisend belang bij [eiseres] niet is gebleken, moeten de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen. Aan een inhoudelijk beoordeling van de vorderingen komt de kantonrechter niet toe.
4.3.
[eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld tot betaling van de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 793,00 voor salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 793,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op
19 januari 2024.
Type: LS