ECLI:NL:RBLIM:2024:3246

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
C/03/331497/ HA RK 24/109
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking niet ontvankelijk verklaard; verzoekster vraagt om heroverweging van eerdere beslissing

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 5 juni 2024 een verzoek tot wraking van de rechter, mr. C.A.M. van Wesel, niet-ontvankelijk verklaard. Verzoekster had op 16 mei 2024 een verzoek tot wraking ingediend, maar dit verzoek werd op 3 juni 2024 al niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend zonder dat er concrete omstandigheden waren aangevoerd die het tijdsverloop rechtvaardigden. Verzoekster diende vervolgens op 3 juni 2024 opnieuw een verzoek tot wraking in, ditmaal met de stelling dat de rechter de eerdere wrakingsprocedure onjuist had behandeld.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het instrument van wraking niet bedoeld is voor heroverweging van eerdere beslissingen. Volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een rechter gewraakt worden op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Echter, artikel 37, vierde lid, Rv stelt dat een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter niet in behandeling wordt genomen, tenzij er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die na het eerdere verzoek aan de verzoekster bekend zijn geworden.

De wrakingskamer concludeert dat verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die een heroverweging rechtvaardigen. Bovendien is vastgesteld dat de rechter sinds het eerste wrakingsverzoek geen handelingen heeft verricht die tot gegrondverklaring van het nieuwe verzoek zouden kunnen leiden. Daarom is het nieuwe verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is bepaald dat een volgend verzoek tot wraking van dezelfde rechter niet in behandeling zal worden genomen, gezien het misbruik van recht door verzoekster.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/ 331497 / HA RK 24-109
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
dat strekt tot wraking van mr. C.A.M. van Wesel, rechter in de rechtbank Limburg, hierna de rechter.

1.De procedure

Op 16 mei 2024 is ter griffie een e-mailbericht ontvangen van verzoekster, inhoudende een verzoek tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 11008737 BM VERZ 24-2120. De zaak betreft een verzoekschrift van de grootouders van verzoekster om het ten aanzien van verzoekster ingestelde beschermingsbewind en mentorschap om te zetten naar curatele met benoeming van een (andere) provisionele bewindvoerder.
Bij uitspraak van 3 juni 2024 in zaaknummer C/03/330924 HARK 24-101 heeft de wrakingskamer dit verzoek niet-ontvankelijk verklaard omdat het, in strijd met artikel 37, eerste lid, Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv), te laat was ingediend zonder dat daarvoor concrete omstandigheden waren aangevoerd, die het tijdsverloop rechtvaardigen.
Verzoekster heeft op 3 juni 2024 andermaal een verzoek tot wraking van de rechter ingediend. Dit verzoek is ingediend “vanwege de onjuiste behandeling van ons eerdere wrakingsverzoek”.

2.De beoordeling

Nieuw wrakingsverzoek
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. In artikel 37, vierde lid, Rv is bepaald dat een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter niet in wordt behandeling genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoekster bekend zijn geworden.
In artikel 4, tweede lid, aanhef en onder f, van het Wrakingsprotocol rechtbank Limburg is bepaald dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond of niet-ontvankelijk kan verklaren indien het een volgend verzoek ten aanzien van eenzelfde rechter betreft, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoekster
de factoeen heroverweging van de wrakings-kamer vraagt van haar eerdere beslissing. Daarvoor is het instrument van wraking niet bedoeld. Gesteld noch gebleken is dat de rechter sedert het indienen van het eerste wrakingsverzoek nog enige handeling in de zaak 11008737 BM VERZ 24-2120 heeft verricht, laat staan handelingen die tot gegrondverklaring van het wrakingsverzoek zouden kunnen leiden.
De conclusie is dan ook dat het nieuwe wrakingsverzoek niet-ontvankelijk is.
Wrakingsverbod
Omdat door verzoekster het middel van wraking lichtvaardig, want zonder enige grondslag is ingezet, is naar het oordeel van de wrakingskamer sprake van misbruik van recht. Zij zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter, belast met de behandeling van het zaaknummer 11008737 BM VERZ 24-2120, niet in behandeling wordt genomen.

2.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek tot wraking van de rechter niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter in de zaak 11008737 BM VERZ 24-2120 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. R.M.M. Kleijkers en
mr. J. Schreurs-van de Langemheen en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.