ECLI:NL:RBLIM:2024:3210

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
Zaak: 10947957 AZ VERZ 24-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding en ernstig verwijtbaar handelen werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen Apotheek Eijsden B.V. en [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] ontbonden op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. De rechter oordeelde dat Apotheek Eijsden ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door te snel te concluderen dat de arbeidsverhouding verstoord was, te dralen met mediation en onterecht de loonbetaling stop te zetten. De feiten tonen aan dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] sinds 1 januari 2017 in dienst was en na een ongeval op 27 september 2021 arbeidsongeschikt raakte. Ondanks een gunstige prognose van de bedrijfsarts, heeft Apotheek Eijsden de re-integratie in eigen functie stopgezet en verzocht om re-integratie in een andere apotheek. Dit leidde tot een conflict en een reeks van loonstops, die door de rechter als onterecht werden beoordeeld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Apotheek Eijsden niet voldoende heeft gedaan om de re-integratie in eigen functie te faciliteren en dat de verstoorde arbeidsverhouding niet de reden was om de loonbetaling te staken. De rechter heeft Apotheek Eijsden veroordeeld tot het betalen van een transitievergoeding, een billijke vergoeding en het achterstallig loon, evenals de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer / rekestnummer: 10947957 \ AZ VERZ 24-15
Beschikking van 30 mei 2024
in de zaak van
APOTHEEK EIJSDEN B.V.,
te Eijsden,
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: Apotheek Eijsden,
gemachtigde: mr. E.M.J. Geven,
tegen
[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek],
te [woonplaats] ,
verwerende partij,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] ,
gemachtigde: mr. R.A.M. Golsteijn.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met 47 producties
- het verweerschrift met 37 producties
- de nagekomen producties 48 en 49 van Apotheek Eijsden
- de correctie verweerschrift zijdens [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek]
- De mondelinge behandeling van 25 april 2024, waar door de gemachtigden spreekaantekeningen zijn overgelegd en waarvan door de griffier zittingsaantekeningen zijn bijgehouden.

2.De feiten

2.1.
[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] is met ingang van 1 januari 2017 in dienst getreden bij Apotheek Eijsden als bezorger/ondersteunend medewerker tegen een loon van € 2.156,36 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag. De wekelijkse arbeidsduur bedraagt 32 uur.
2.2.
Op 27 september 2021 werd [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] arbeidsongeschikt door de gevolgen van een – niet werkgerelateerd – ongeval.
2.3.
Na de probleemanalyse van 19 oktober 2021 is [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] gestart met aangepast werk, dat zittend kon worden uitgevoerd. Zij heeft – totdat zij werd geopereerd in januari 2023, en met tussenpozen, aangepast (zittend) werk verricht voor maximaal 16 uur per week.
2.4.
In september 2022 heeft een arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden. In het verslag daarvan van 6 oktober 2022 (productie 9 verzoekschrift) staat dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] op dat moment in volle omvang ongeschikt is voor haar eigen werk, dat de functie van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] niet is aan te passen en dat er binnen Apotheek Eijsden geen andere passende functies zijn of zijn te maken. Wel wordt [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] geschikt geacht voor ander passend werk op de arbeidsmarkt. Geadviseerd wordt, onder andere, om naast spoor 1, ook een 2e spoor traject te starten. Daarnaast werd geadviseerd om periodiek de belastbaarheid te blijven laten beoordelen door de bedrijfsarts en – bij wijziging van de belastbaarheid – een nieuw onderzoek te laten doen naar de belastbaarheid van de werkgever.
2.5.
Naar aanleiding van dit advies is [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] op 1 november 2022 aangemeld bij Care4Careers voor een 2e spoor traject, dat op 9 november 2023 is afgerond.
2.6.
Na de operatie op 26 januari 2023 heeft [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] een paar maanden niet gewerkt omdat zij moest revalideren. Vanaf 1 mei 2023 is [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] weer opgestart met twee keer één uur per week aangepast werk.
2.7.
Op 25 mei 2023 heeft de bedrijfsarts een FML opgesteld. In het actueel oordeel van 1 juni 2023 staat dat volledige herstel wordt verwacht binnen 8-12 weken en wordt het advies gegeven om verder te gaan met opbouwen door om de twee weken de werkdag op te bouwen met een half uur tot een uur in overleg met werknemer. Zodra zij een 6-urige werkdag heeft opgebouwd, kan de werkbelasting met geleidelijk verder worden opgebouwd richting het verrichten van de eigen werktaken. De opbouwsnelheid kan dan ook aangepast worden in overleg met [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] richting volledige inzet volgens contacturen.
2.8.
Apotheek Eijsden heeft [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] op 1 juni 2023 via WhatsApp uitgenodigd voor een gesprek met [naam leidinggevende] (haar direct-leidinggevende bij Apotheek Eijsden) en [naam eigenaar] (mede-eigenaar van Apotheek Eijsden) op 5 juni 2023.
2.9.
Partijen verschillen van mening over hetgeen in dit gesprek is besproken en afgesproken. Wel staat vast dat Apotheek Eijsden in dit gesprek haar twijfels heeft geuit over de verwachting dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] vóór het einde van het tweede ziektejaar weer volledig geschikt zal zijn voor haar eigen werk en dat Apotheek Eijsden heeft gezegd dat er geen ander passend werk binnen Apotheek Eijsden voorhanden was. Ook is in dit gesprek besloten dat er geen verdere opbouw in het eigen werk zal plaatsvinden en [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] zich volledig zou gaan richten op spoor 2. Partijen verschillen met name van mening over de vraag of [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] zelf tot die conclusie is gekomen, of dat Apotheek Eijsden die beslissing als een voldongen feit heeft gepresenteerd.
2.10.
Wat daar ook van zij, [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] heeft kort na het gesprek van 5 juni 2023 aan [naam casemanager] , de casemanager, laten weten dat zij het niet eens was met de uitkomst van het gesprek en dat zij wél wilde re-integreren in haar eigen functie. [naam casemanager] heeft dat doorgegeven aan [naam eigenaar] , die op 4 juli 2023 een e-mail aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] heeft geschreven waarin staat dat hij heeft begrepen dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] (toch) graag wil re-integreren in haar eigen werk en dat hij een afspraak wilde maken om te bespreken wat hiervoor de mogelijkheden waren. Op 19 juli 2023 heeft [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] op de mail van [naam eigenaar] gereageerd, waarbij zij ingaat op hoe zij het gesprek van 5 juni heeft beleefd. Zij eindigt haar mail met de opmerking dat zij haar werk voor Apotheek Eijsden wil hervatten en doet een voorstel voor twee data in augustus 2023.
2.11.
Vervolgens hebben [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] en [naam eigenaar] weer per e-mail op elkaar gereageerd en blijven zij beiden bij hun lezing van het gesprek op 5 juni 2023. Op 28 juli 2023 schrijft [naam eigenaar] vervolgens aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] dat hij en [naam leidinggevende] niet waarderen dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] niet de waarheid spreekt over het verloop van het gesprek van 5 juni 2023, waar zij beiden bij waren en dat dit de arbeidsverhouding ernstig onder druk zet en de bij [naam leidinggevende] als leidinggevende het vertrouwen heeft weggenomen dat dit nog goed gaat komen. Ook schrijft [naam eigenaar] dat de arbeidsrelatie volgens [naam leidinggevende] na ook al eerdere incidenten te veel is verstoord om nog langer met elkaar door te gaan in de toekomst. Ook daarna hebben [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] en [naam eigenaar] via de mail nogmaals hun standpunten uiteengezet.
2.12.
Op 2 augustus 2023 heeft vervolgens het gesprek plaatsgevonden, waar [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] zich heeft laten bijstaan door haar gemachtigde en ook [naam leidinggevende] en [naam eigenaar] aanwezig waren. [naam leidinggevende] heeft direct na dit gesprek een gespreksverslag aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] gestuurd.
Blijkens dit verslag hebben [naam leidinggevende] en [naam eigenaar] aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] meegedeeld dat zij ondanks de verstoorde arbeidsverhouding wel aan hun Poortwachtersverplichtingen moeten voldoen en dat de re-integratie moest worden opgestart. Ook staat in deze mail dat Apotheek Eijsden van mening is dat van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] gevraagd mag worden om de re-integratie voorlopig voort te zetten op een andere locatie, te weten in Apotheek Heer.
2.13.
[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] heeft per e-mail van 3 augustus 2023 gereageerd en haar visie gegeven op het gesprek van de vorige dag. [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] schrijft dat zij niet vindt dat er sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie en dat als Apotheek Eijsden dat wel vindt, zij dan mediation op zijn plaats vindt. Zij schrijft ook dat zij wil re-integreren binnen Apotheek Eijsden en zij doet een voorstel om op 2 dagen per week 2 uur per dag te werken.
2.14.
Op 2 augustus 2023 heeft de bedrijfsarts een “bijstelling probleemanalyse” gemaakt, met een aangepaste FML. De conclusie is dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] aangepast werk kan doen, d.w.z. aangepast aan de in de FML genoemde beperkingen voor 3 uur per werkdag, met een opbouw van 1 uur per 2 weken en dat Apotheek Eijsden samen met de arbeidsdeskundige kan bepalen of [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] met deze beperkingen in spoor 1 kan re-integreren. Ook spoor 2 re-integratie moet worden voortgezet. Volledige herstel wordt haalbaar geacht rond oktober 2023.
2.15.
Op 4 augustus 2023 heeft [naam eigenaar] weer gereageerd per e-mail. Hij geeft een opsomming van wat er de afgelopen periode allemaal is gebeurd en door [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] is gezegd, concludeert dat door het gedraai en de onbetrouwbaarheid van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] de arbeidsrelatie ernstig is verstoord en er geen grond meer is voor verdere samenwerking. Hij blijft erbij dat de re-integratie dient plaats te vinden in de Apotheek in Heer (Maastricht) en dat uit de meest recente FML volgt dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] met 3 uur per werkdag zou moeten kunnen starten.
Hij schrijft dat hij verwacht dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] zich maandag 7 augustus 2023 om 9:00 uur meldt bij Apotheek Heer en tot 12 uur zal werken en dat een loonstop zal worden ingevoerd als zij niet meewerkt.
2.16.
Intussen heeft het UWV in het arbeidsdeskundig rapport van 2 augustus 2024 geoordeeld dat Apotheek Eijsden niet genoeg heeft gedaan om [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] te re-integreren en dat zij daarvoor geen deugdelijke grond heeft. Het UWV heeft daartoe overwogen dat blijkens het actueel oordeel van 1 juni 2023 herstel wordt verwacht binnen 8 tot 12 weken en dat door het spoor 1 traject vroegtijdig te stoppen, er dan ook kansen zijn gemist. Volgens het UWV zijn er herstelmogelijkheden en moet Apotheek Eijsden het onderzoek of er re-integratiemogelijkheden in de eigen organisatie zijn, voortzetten en de re-integratie buiten de organisatie continueren. Dat Apotheek Eijsden bij het UWV heeft aangegeven dat het stoppen van re-integratie in spoor 1 zou zijn gedaan op initiatief van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] , acht het UWV niet van belang, omdat het de verantwoordelijkheid van de werkgever is dat het spoor 1 traject hervat wordt, zeker gelet op de door de bedrijfsarts ingeschatte kans op een positieve afloop daarvan. Het UWV wijst erop dat, als [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] niet meewerkt aan de re-integratie, het aan de werkgever is om hier passend op te reageren en eventueel zelfs over te gaan tot het nemen van passende maatregelen tegen de werknemer.
2.17.
Naar aanleiding van dit rapport is de loondoorbetalingsverplichting van Apotheek Eijsden verlengd tot 23 september 2024.
2.18.
Op 6 augustus 2023 heeft [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] zich opnieuw ziekgemeld. Apotheek Eijsden heeft de dag erna laten weten dat de nieuwe ziekmelding door de bedrijfsarts zal moeten worden onderzocht, maar dat de aangekondigde loonstop wordt gehandhaafd omdat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] niet is verschenen om haar re-integratiewerkzaamheden te hervatten, met het voorbehoud dat als de bedrijfsarts oordeelt dat er wel re-integratiewerkzaamheden uitgevoerd hadden kunnen worden, de loonstop van toepassing blijft. Als de bedrijfsarts zou oordelen dat er sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid in verband met de nieuwe klachten, wordt de loonstop ingetrokken.
2.19.
[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] is door de bedrijfsarts gezien op 18 augustus 2023. Die heeft genoteerd dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] beperkingen ervaart in het sociaal en persoonlijk functioneren, waarvan zij de oorzaak legt in de ervaren knelpunten met Apotheek Eijsden. Volgens de bedrijfsarts is er geen sprake is van nieuwe ziekte in medische zin. Hij adviseert voorts om nog 14 dagen rust te nemen om de stress te laten zakken, zodat zij in gesprek kan met Apotheek Eijsden. Hij adviseert Apotheek Eijsden en [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] in gesprek een oplossing te zoeken voor de knelpunten en indien beiden geen oplossing vinden, mediation in te zetten.
Hij schrijft voorts: “mevrouw kan werk verrichten dat aangepast is aan haar beperkingen zoals verwoord in de FML van 2-8-2023. Daarbij kan zij alleen werken op die plaatsen waar zij geen hinder heeft van de ervaren knelpunten met werkgever.”
2.20.
Op 21 augustus 2023 heeft [naam eigenaar] namens Apotheek Eijsden onder toezending van de probleemanalyse aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] geschreven dat hij hieruit concludeert dat zij al die tijd had kunnen werken en dat de loonstop met ingang van 7 augustus wordt gehandhaafd. Hij draagt [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] op om de volgende dag van 9 tot 12 uur te gaan werken in Apotheek Heer, waar geen contact zal zijn met [naam leidinggevende] of met hem, en dat de re-integratie dus niet gehinderd wordt.
2.21.
Diezelfde dag heeft [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] per e-mail gereageerd dat het oordeel van de bedrijfsarts haar niet duidelijk is en dat ze daarover duidelijkheid wil krijgen. Ze zal onder protest gehoor geven aan de oproep om op 22 augustus 2023 te gaan werken in Apotheek Heer. Ze verzet zich tegen de loonstop en vraagt een voorstel over hoe aan de knelpunten gewerkt gaat worden.
2.22.
Op 22 augustus 2022 heeft [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] zich – een half uur te laat – gemeld bij Apotheek Heer en heeft gedurende anderhalf uur (schoonmaak) werkzaamheden verricht. Daarna is zij vertrokken. [naam eigenaar] heeft haar hierover diezelfde dag een e-mail geschreven, waarop [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] op 23 augustus 2023 weer uitgebreid heeft geantwoord. [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] dringt wederom aan op re-integratie binnen Apotheek Eijsden, te beginnen met 2 tot 3 uur per week en op mediation. Ook hier is weer op gereageerd door [naam eigenaar] , die schrijft dat terugkeer naar Apotheek Eijsden niet kan, dat het werk in Apotheek Heer passend is en dat Apotheek Eijsden zich wil houden aan de FML van de bedrijfsarts op basis waarvan 4 keer per week 3 uur per dag werken mogelijk wordt geacht.
2.23.
Op 23 augustus 2023 heeft Apotheek Eijsden opnieuw een loonstop opgelegd omdat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] niet is verschenen bij Apotheek Heer. Op 24 augustus 2023 reageert [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] weer. Ze voert onder andere aan dat 12 uur per week voor haar niet haalbaar is en dat ze wil re-integreren in Apotheek Eijsden, niet in Heer. Ook vraagt ze – weer – om een gesprek met [naam leidinggevende] en [naam eigenaar] om de knelpunten in de communicatie te bespreken. [naam eigenaar] reageert daarop dezelfde dag dat een gesprek gepland zal worden, maar dat de loonstop gehandhaafd blijft, verwijzend naar de loonsanctie en het verwijt van het UWV dat in het verleden de re-integratiemogelijkheden niet volledig zijn benut.
2.24.
Op 6 september 2023 heeft een Teams-meeting plaatsgevonden tussen [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] en haar gemachtigde, [naam eigenaar] en [naam leidinggevende] . Daar is besloten dat mediation zou worden opgestart.
2.25.
Eveneens op 6 september 2023 heeft het UWV een beslissing genomen op het door Apotheek Eijsden ingediende bekortingsverzoek voor de op 2 augustus 2023 opgelegde loonsanctie. In deze beslissing heeft het UWV de hierboven opgenomen e-mail-correspondentie, de loonstops en de discussie over Apotheek Heer als passende arbeid, meegenomen. Het UWV heeft geoordeeld dat de tekortkomingen niet zijn hersteld. Het UWV heeft – voor zover van belang – geoordeeld dat Apotheek Eijsden [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] niet had mogen vragen te re-integreren binnen apotheek Heer. Apotheek Heer heeft immers een ander aansluitnummer dan Apotheek Eijsden. Ook is in het eerder opgestelde arbeidsdeskundig onderzoek uitsluitend gesproken over Apotheek Eijsden bij het in kaart brengen van mogelijke functies. Het re-integreren in apotheek Heer valt dan ook niet onder spoor 1 re-integratie. Ook werd in het eerste arbeidsdeskundig onderzoek van 6 oktober 2022 aangegeven dat bij wijziging van de belastbaarheid een nieuw arbeidsdeskundig advies gevraagd zou moeten worden. Ook wordt opgemerkt dat uit de mailwisseling blijkt dat er een arbeidsconflict speelt en dat mediation wordt opgestart.
Het UWV komt tot de conclusie dat de tekortkomingen uit het rapport van 2 augustus 2023 niet zijn gerepareerd.
2.26.
Op 20 september 2023 heeft de bedrijfsarts de probleemanalyse bijgesteld. Er is sprake van een nieuwe medische situatie. Op het terrein van sociaal en persoonlijk functioneren heeft de langere aanwezigheid van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] ’ fysiologische reactie op de bestaande knelpunten tussen werkgever en werknemer tot een beginnende aandoening met beperkingen geleid. Ook zijn de beperkingen in het dynamisch handelen en statische houdingen vanwege de al bestaande aandoening toegenomen. Qua arbeidsmogelijkheden wordt de werkbelasting in uren geduid op maximaal 4 uur per week.
2.27.
Apotheek Eijsden heeft vervolgens per 20 september 2023 de loonstop ingetrokken en aangekondigd advies te vragen bij het UWV of het zinvol is om de re-integratiemogelijkheden te benutten.
2.28.
Op 22 september 2023 heeft Apotheek Eijsden aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] bericht dat het UWV niet actief gaat adviseren, omdat Apotheek Eijsden zich gewoon aan de FML en probleemanalyse moet houden en dat de bedrijfsarts adviseert dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] 4 uur kan werken met inachtneming van de FML op een plek waar geen hinder ondervonden wordt van de knelpunten met de werkgever. Volgens Apotheek Eijsden is die gelegenheid er in Apotheek Heer en wordt van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] verwacht om op vier dagen per week, een uur per dag daar passende arbeid te verrichten. Weer wordt een loonstop aangekondigd als [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] niet verschijnt. Op 25 september 2023 legt Apotheek Eijsden opnieuw een loonsanctie op omdat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] niet is verschenen bij Apotheek Heer.
2.29.
Op 3 oktober 2023 mailt [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] aan Apotheek Eijsden, onder verwijzing naar de rapportage van het UWV van 6 september 2023, dat Apotheek Eijsden haar had moeten laten re-integreren in Eijsden, dat de loonstops niet terecht waren en dat zij in de gelegenheid wil worden gesteld om te re-integreren in Eijsden én haar volledig loon uitbetaald wil krijgen.
2.30.
Apotheek Eijsden reageert daarop en deelt mee dat zij in het rapport van het UWV niet leest dat zij [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] moet laten re-integreren in Eijsden. Nadat partijen hierover over en weer nog hebben gemaild, is Apotheek Eijsden blijven vasthouden aan re-integratie in Apotheek Heer.
2.31.
In het vervolgens opgestarte mediationtraject heeft de mediator twee gesprekken gevoerd met [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] en [naam leidinggevende] . Na het tweede gesprek heeft [naam leidinggevende] te kennen gegeven te willen stoppen met het mediationtraject.
2.32.
Op 7 november 2023 heeft het UWV op verzoek van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] (d.d. 11 oktober 2023) een deskundigenoordeel passende arbeid uitgebracht waarin zij heeft geoordeeld dat het werk dat op 22 augustus 2022 aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] was opgedragen, niet passend was, omdat het werk was waar uitsluitend gestaan en gelopen wordt.
2.33.
Op 2 november 2023 is de probleemanalyse door de bedrijfsarts bijgesteld. Hierin staat dat de beperkingen van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] zijn toegenomen. Ze kan alleen nog zittend werk verrichten met één been omhoog. Verder wordt vermeld dat er verstoorde arbeidsverhoudingen zijn en dat de mediation is mislukt. Re-integratie moet plaatsvinden op die manier waarbij de verstoorde arbeidsverhoudingen geen invloed hebben op de belastbaarheid van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] . Hier kan in overleg met de arbeidsdeskundige een passende oplossing voor worden gevonden. Qua prognose is genoteerd dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] wordt behandeld, maar dat gelet op de lange ziekteduur niet is uitgesloten dat bij herstel enige beperkingen in staan/lopen zullen resteren.
2.34.
In de arbeidsdeskundige beoordeling van de casemanager/arbeidsdeskundige [naam casemanager] van 9 november 2023 staat dat werknemer en werkgever een mediationtraject hebben doorlopen, maar niet tot een passende oplossing zijn gekomen. Aan de hand van opgestelde FML van 2 november 2023 komt zij tot het oordeel dat er geen passend werk is in spoor 1. Aangepast werk op de eigen vesting is niet passend gezien de beperking dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] moet werken op die plaatsen waar ze hinder heeft van de ervaren knelpunten met de werkgever en onder het aansluitnummer van de eigen vestiging is geen andere vestiging waarnaar uitgeweken kan worden.
In de aanvulling van 22 december 2023 staat nog dat er geen heronderzoek is gedaan na de arbeidsdeskundige rapportage van oktober 2022 omdat er inmiddels sprake is van een verslechtering van de beperkingen.
2.35.
Het UWV heeft op 4 december 2023 op een tweede bekortingsverzoek van Apotheek Eijsden geconcludeerd dat de eerdere tekortkomingen zijn hersteld en dat de WIA aanvraag in behandeling kan worden genomen. De loonsanctie is vervolgens beëindigd met ingang van 11 november 2023. [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] heeft daartegen een bezwaarschrift ingediend. Een beslissing is er nog niet.
2.36.
Op 18 december 2023 heeft Apotheek Eijsden een ontslagvergunning aangevraagd bij het UWV. Voor het in behandeling kunnen nemen daarvan was een recent oordeel nodig van de bedrijfsarts, maar [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] heeft – ondanks herhaalde verzoeken daartoe – geen machtiging willen verstrekken aan de bedrijfsarts om medische gegevens bij haar behandelaar op te vragen.

3.Het geschil

3.1.
Apotheek Eijsden verzoekt de tussen haar en [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel g (een verstoorde arbeidsverhouding), subsidiair onderdeel e (verwijtbaar handelen of nalaten), meer subsidiair onderdeel b (langdurige ziekte) en uiterst subsidiair onderdeel i (de combinatiegrond) Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
3.2.
[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] heeft geen verweer gevoerd tegen de ontbinding van de arbeidsovereenkomst en de daarvoor primair aangevoerde “g-grond” (verstoorde arbeidsverhouding). Zij stelt zich wel op het standpunt dat zij, naast de transitievergoeding, ook recht heeft op een billijke vergoeding, omdat er volgens haar sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door Apotheek Eijsden. Ze heeft verzocht om toewijzing van een bedrag van € 152.628,96. Daarnaast verzoekt zij om een vergoeding wegens buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand van € 7.896,58, en om bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de voor [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] geldende opzegtermijn zonder aftrek van de periode die is gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de datum van dagtekening van de ontbindingsbeschikking. Ook verzoekt zij veroordeling van Apotheek Eijsden tot betaling van het achterstallig loon over de maanden augustus 2023 tot en met in ieder geval 23 november 2023 vermeerderd met de vakantiebijslag en overige emolumenten, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede tot het opmaken van een correcte eindafrekening en tot veroordeling van Apotheek Eijsden in de kosten van deze procedure.
3.3.
Apotheek Eijsden heeft daartegen verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat niet is gebleken dat het onderhavige verzoek verband houdt met een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670, leden 1 tot en met 4 en 10 van het BW, of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. Derhalve komt de kantonrechter toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden
4.2.
Nu [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] niet heeft weersproken dat de arbeidsverhouding tussen partijen ernstig is verstoord en zij zich expliciet heeft neergelegd bij de verzochte ontbinding, zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden.
Heeft één van beide partijen ernstig verwijtbaar gehandeld?
4.3.
Partijen verwijten elkaar over en weer dat zij ernstig verwijtbaar hebben gehandeld. Apotheek Eijsden is daarom van mening dat zij [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] geen transitievergoeding hoeft te betalen, [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] vindt dat Apotheek Eijsden niet alleen de transitievergoeding, maar ook een billijke vergoeding moet betalen. Apotheek Eijsden heeft aangevoerd dat het niet-nakomen door [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] van haar re-integratieverplichtingen, het weigeren om haar medewerking te verlenen aan de beoordeling van haar medische toestand benodigd voor de ontslagaanvraag bij het UWV en haar opstelling in de communicatie met Apotheek Eijsden leiden tot het oordeel dat aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] stelt juist het omgekeerde. Zij voert aan dat juist door Apotheek Eijsden een onwerkbare situatie is gecreëerd en dat Apotheek Eijsden grovelijk haar re-integratieverplichtingen heeft veronachtzaamd. Ook heeft Apotheek Eijsden een valse grond voor ontslag aangevoerd met als enige oogmerk het creëren van een onwerkbare situatie en langs die weg ontslag te realiseren. Door onterecht de re-integratie van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] abrupt te beëindigen, door onterecht [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] van de een op de nadere dag de toegang te ontzeggen tot de werkvloer, door [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] onterecht te bestoken met e-mails met onterechte beschuldigingen, door herhaaldelijk onterechte loonstops op te leggen en door een onprofessionele onbetamelijke houding aan te nemen, heeft Apotheek Eijsden ernstig verwijtbaar gehandeld, zo stelt [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] .
4.4.
De kantonrechter zal in het onderstaande op de over en weer gemaakte verwijten ingaan en beoordelen of er sprake is geweest van ernstig verwijtbaar handelen van één van partijen.
De re-integratie en de arbeidsverhouding tot 5 juni 2023
4.5.
Voorop staat dat er geen aanwijzingen zijn dat tot 5 juni 2023, toen [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] al ruim een jaar en 8 maanden arbeidsongeschikt was voor haar eigen werk, er in de arbeidsverhouding tussen partijen of in de re-integratiepogingen (majeure) problemen waren. Apotheek Eijsden heeft aan haar loonbetalingsverplichting voldaan, er waren probleemanalyses van de bedrijfsarts, er was na het eerste ziektejaar een arbeidsdeskundig rapport opgesteld en de daarin opgenomen aanbeveling om een spoor 2 traject op te stellen, werd door Apotheek Eijsden opgevolgd. Pas nadat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] in mei 2023 voldoende hersteld was van haar operatie in januari 2023 om weer langzaam haar werk op te pakken, ging het fout. Zij werkte op dat moment twee keer 1 uur per week, maar was, volgens de probleemanalyse van de bedrijfsarts en de opgestelde FML, niet alleen veel meer belastbaar dan zij op dat moment volgens Apotheek Eijsden liet zien, maar zou volgens zijn prognose over 8 tot 12 weken hersteld zijn. Vervolgens is een gesprek gevoerd op 5 juni 2023, dat door de deelnemers aan dit gesprek volstrekt verschillend is geïnterpreteerd. Pas veel later is van dit gesprek door Apotheek Eijsden een gespreksverslag opgemaakt dat door [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] inhoudelijk wordt weersproken. Wat daar precies is gezegd, kan dus niet worden vastgesteld, maar is ook niet van doorslaggevende betekenis voor de vaststelling van ernstige verwijtbaarheid omdat die kan worden vastgesteld op basis van hetgeen er allemaal na het gesprek op 5 juni 2023 is gebeurd.
Het gesprek van 5 juni 2023
4.6.
Toch zijn partijen het over heel veel dingen wel eens: Apotheek Eijsden heeft in dit gesprek haar twijfels geuit over de prognose van de bedrijfsarts dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] over 8 tot 12 weken hersteld zou zijn, zij heeft te kennen gegeven dat er alleen van herstel sprake zou zijn als álle onderdelen van de functie weer door [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] konden worden verricht (dus ook het met de auto bezorgen van medicijnen), zij heeft aangegeven dat zij de functie niet zou kunnen aanpassen en zij heeft laten vallen dat het dienstverband na afloop van het tweede ziektejaar zou eindigen. Of het vervolgens [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] is geweest die zou hebben gezegd dat verdere re-integratie in de eigen functie dan geen zin zou hebben (zoals Apotheek Eijsden stelt) of dat die conclusie door Apotheek Eijsden als voldongen feit werd gepresenteerd (zoals [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] stelt), kan niet meer worden achterhaald. Feit is dat partijen na dit gesprek dachten dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] niet meer in haar eigen functie zou re-integreren en zich volledig zou gaan richten op haar herstel en re-integratie in spoor 2.
Apotheek Eijsden heeft te vroeg geconstateerd dat de arbeidsverhouding was verstoord, gedraald met mediation en ten onrechte de betaling van loon stopgezet
4.7.
[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] heeft echter kort na dit gesprek bij haar casemanager [naam casemanager] aangekaart dat zij het niet eens was met de uitkomst van het gesprek en dat zij wilde opbouwen in haar eigen werk. Vervolgens is de e-mailcorrespondentie met [naam eigenaar] begonnen, waarvan bij de weergave van de feiten een samenvatting is gegeven, maar die in zijn totaliteit tientallen pagina’s beslaat. [naam eigenaar] heeft in deze eerste mails weliswaar aangeboden met [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] in gesprek te gaan over re-integratie naar haar eigen werk, maar hij heeft ook meteen laten weten dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] het vertrouwen van hem en [naam leidinggevende] heeft geschaad en dat er daardoor sprake was van een verstoorde verhouding, waardoor terugkeer naar Apotheek Eijsden niet wenselijk werd geacht. [naam eigenaar] is toen al gaan aansturen op of een vertrekregeling, of re-integratie bij een andere apotheek. Ook heeft [naam eigenaar] een groot punt gemaakt van de belastbaarheid van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] en het aantal uren dat zij zou kunnen werken.
4.8.
Nu niet kan worden vastgesteld hoe het gesprek van 5 juni 2023 is verlopen, kan de kantonrechter evenmin vaststellen dat de lezing van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] van dit gesprek niet juist is. Dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] het vertrouwen van Apotheek Eijsden heeft beschaamd, kan dus evenmin worden gevolgd. Overigens is de kantonrechter van oordeel dat, voor zover [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] al zou hebben gezegd dat re-integratie in de eigen functie geen zin zou hebben, [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] daarop vrij kort na het bewuste gesprek is teruggekomen en dat redelijkerwijs niet kan worden geconcludeerd dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] daarmee enig vertrouwen heeft beschaamd, temeer daar de prognose voor hervatting in het 1ste spoor op dat moment gunstig was. Dat Apotheek Eijsden twijfels had bij de FML van de bedrijfsarts en de prognose van volledig herstel over 8 tot 12 weken, kan zo zijn, maar dan had het op de weg van Apotheek Eijsden gelegen om daarover een second opinion of een oordeel van het UWV te vragen. Ook had het op de weg van Apotheek Eijsden gelegen om met de nieuwe FML een nieuw arbeidsdeskundig oordeel te vragen om te bezien welke mogelijkheden er nog waren om [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] te laten re-integreren in haar eigen functie. Alleen een verkeerd gelopen gesprek op 5 juni 2023, ontslaat Apotheek Eijsden er niet van om deze mogelijkheden te benutten.
4.9.
Dat klemt temeer nu, toen het gesprek tussen Apotheek Eijsden en [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] uiteindelijk plaatsvond op 2 augustus 2023, het UWV op diezelfde dag besloot tot de loonsanctie en daarin zeer duidelijk aangaf dat Apotheek Eijsden de re-integratie in spoor 1 te vroegtijdig was gestopt en dat dit opnieuw moest worden opgepakt. Dit had in ieder geval voor Apotheek Eijsden voldoende stimulans moeten zijn om serieus werk te maken van re-integratie in het eigen werk, en – dus – in Eijsden. Apotheek Eijsden heeft [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] niet daartoe in de gelegenheid gesteld, maar is blijven vasthouden aan hervatting van de re-integratie bij apotheek Heer. Er was dan ook geen grondslag om de betaling van het loon met ingang van 7 augustus 2023 te beëindigen en ook niet met ingang van 22 september 2023, zeker niet nadat het UWV in haar rapport van vlak daarvoor – nl. op 6 september 2023 - had meegedeeld dat re-integratie in Apotheek Heer niet beschouwd kon worden als re-integratie in spoor 1.
4.10.
Dat re-integratie bij Apotheek Eijsden niet mogelijk zou zijn, vanwege de verstoorde arbeidsverhouding, kan geen standhouden. Naar het oordeel van de kantonrechter waren die arbeidsverhoudingen begin augustus niet verstoord. Voor zover Apotheek Eijsden de mening was toegedaan dat een verstoorde arbeidsverhouding aan hervatting van de re-integratie op de werkplek te Eijsden in de weg stond, had het op haar weg gelegen om op dat moment – dus begin augustus 2023 – voortvarend stappen te ondernemen om de verhoudingen te herstellen, temeer daar [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] op 2 augustus 2023 mediation had voorgesteld. Apotheek Eijsden heeft toen echter uitgesproken dat zij er een hard hoofd in had of mediation succesvol zou zijn. Het hebben van bedenkingen bij de mate van succes van het inzetten van een mediationtraject is echter geen rechtvaardiging om daar dan maar mee te dralen, zeker daar het Apotheek Eijsden was die stelde dat de arbeidsverhouding (blijvend) verstoord zou zijn (verslag gesprek 2 augustus 2023). Op dat moment, dus begin augustus 2023, heeft Apotheek Eijsden niets met dat verzoek om mediation gedaan, is zij blijven vasthouden aan haar voorstel om te re-integreren in Apotheek Heer en heeft zij ook loonstops opgelegd toen [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] dat weigerde, omdat zij – op juridisch correcte gronden – vasthield aan re-integratie in haar eigen functie.
4.11.
Apotheek Eijsden kan verder worden verweten dat zij nagelaten heeft tijdig een verslag te maken van het gesprek op 5 juni 2023 en dit aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] voor te leggen. Een correcte verslaglegging – een taak die in beginsel op de werkgever rust – lag temeer voor hand nu de verstoring van de arbeidsverhouding zijn oorsprong vindt in hetgeen partijen tijdens dit gesprek wel of niet zouden hebben gezegd. Mogelijk was de discussie dan niet zo uit de hand gelopen of kon het geschil in kiem worden gesmoord.
Tussenconclusie: Apotheek Eijsden heeft ernstig verwijtbaar gehandeld
4.12.
Door dit alles komt de kantonrechter tot het oordeel dat Apotheek Eijsden ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten. De door [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] verzochte verklaring voor recht zal dan ook worden toegewezen.
[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] heeft niet ernstig verwijtbaar gehandeld
4.13.
De kantonrechter ziet geen grond om tot het oordeel te komen dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] haar re-integratieverplichtingen niet is nagekomen. Het ligt immers juist andersom. Wel heeft [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] verwijtbaar gehandeld door te weigeren een machtiging te ondertekenen in verband met het verstrekken van medische gegevens benodigd voor de ontslagaanvraag bij het UWV. [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] heeft ter zitting weliswaar gesteld dat zij al een eerdere machtiging daartoe had afgegeven, maar, als dit inderdaad het geval is geweest, volstond deze machtiging kennelijk (mogelijk vanwege tijdsverloop) niet meer en [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] heeft niet duidelijk kunnen maken waarom zij geweigerd heeft nogmaals een machtiging af te geven, zeker daar [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] blijkens de brief van haar behandelaar van 5 januari 2024 (bijlage 34 verweerschrift) over de gewenste informatie beschikte. Hierdoor heeft [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] de ontslagprocedure bij het UWV gefrustreerd. De kantonrechter zal deze verwijtbare handelwijze van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] als een op de hoogte van de billijke vergoeding drukkende component meenemen. De kwalificatie
ernstigverwijtbaar handelen, met onder meer het verlies van het recht op een transitievergoeding als gevolg, gaat de kantonrechter echter te ver, mede gelet op het ernstig verwijtbare handelen van Apotheek Eijsden zelf.
Tussenconclusie: Apotheek Eijsden moet aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] een billijke vergoeding betalen
4.14.
Nu er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door Apotheek Eijsden, is zij op grond van het bepaalde in artikel 7:671b, lid 9 onder c BW een billijke vergoeding verschuldigd aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] . De kantonrechter overweegt dat het er bij de begroting van de billijke vergoeding om gaat dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De rechter dient de billijke vergoeding te bepalen op een wijze die, en op het niveau dat, aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval (vgl. Kamerstukken II 2013-2014, 33 818, nr. 3, p. 32-34, en nr. 4, p. 61). In de uitspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2017:1187 (New Hairstyle) zijn gezichtspunten geformuleerd aan de hand waarvan de begroting kan plaatsvinden.
Mate van verwijtbaarheid
4.15.
Wat betreft de mate van verwijtbaarheid wordt verwezen naar hetgeen daarover onder 4.7 t/m 4.12 reeds is overwogen. Samengevat heeft Apotheek Eijsden zeer eigengereid gehandeld, door op eigen houtje spoor 1 te staken, te snel te beweren dat de arbeidsverhouding was verstoord, tegen beter weten in vast te houden aan re-integratie binnen Apotheek Heer en onterecht loonstops op te leggen. Dit heeft ertoe geleid dat de arbeidsverhouding verstoord is geraakt en heeft de re-integratie onnodig gefrustreerd. Ondanks het feit dat Apotheek Eijsden op grond van de oordelen van het UWV had kunnen begrijpen dat zij niet de juiste koers voer met haar re-integratieverplichtingen, bleef zij vasthouden aan de re-integratie binnen Apotheek Heer én aan de opgelegde loonsancties. Dit heeft bij [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] veel stress en spanningen teweeggebracht.
4.16.
Daar staat tegenover dat niet gezegd kan worden dat Apotheek Eijsden al vanaf het begin van de arbeidsongeschiktheid heeft aangestuurd op beëindiging van de arbeidsrelatie. Gedurende een periode van een jaar en acht maanden heeft Apotheek Eijsden wel aan haar re-integratieverplichtingen voldaan. Pas in de laatste vier maanden van het tweede ziektejaar ging het fout.
4.17.
Ook kan Apotheek Eijsden gevolgd worden in haar stelling dat zij in juni 2023 verrast was over het oordeel van de bedrijfsarts dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] , die op dat moment 2 keer één uur per week werkte en met haar beperkingen niet kon autorijden, binnen 8 tot 10 weken weer volledig hersteld zou zijn voor haar eigen werk en over de bijstelling van de probleemanalyse op 2 augustus 2023 op grond waarvan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] 4 keer 3 uur per week zou kunnen werken in aangepast werk. Dat Apotheek Eijsden haar vraagtekens zette bij deze adviezen, gelet op de beperkingen die zij bij [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] zag, is voorstelbaar. Dat neemt uiteraard niet weg dat Apotheek Eijsden deze twijfels had kunnen en moeten voorleggen bij een second opinion of een deskundigenoordeel bij het UWV had moeten aanvragen, maar bij de beoordeling van
de matevan de ernstige verwijtbaarheid van Apotheek Eijsden speelt dit wel een rol. De kantonrechter heeft niet de indruk gekregen dat Apotheek Eijsden koste wat kost heeft aangestuurd op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] .
De verwachte duur van de arbeidsovereenkomst indien Apotheek Eijsden niet door ernstig verwijtbaar handelen de verstoring van de arbeidsverhouding en daardoor de ontbinding van de overeenkomst zou hebben veroorzaakt
4.18.
Bij de begroting van de billijke vergoeding is ook de waarde van de arbeidsovereenkomst van belang. In dat verband is van belang hoe lang de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog zou hebben voortgeduurd indien het verwijtbaar handelen of nalaten van Apotheek Eijsden wordt weggedacht en het inkomen dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] dan nog zou hebben genoten.
4.19.
De kantonrechter stelt voorop dat bij een dergelijke inschatting veel factoren onzeker zijn. Het verwijtbaar handelen weggedacht betekent in elk geval dat de loondoorbetalingsplicht van Apotheek Eijsden per einde wachttijd eind september 2023 zou zijn geëindigd. Omdat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] op dat moment niet was hersteld, ligt het voor de hand dat Apotheek Eijsden toestemming zou hebben gevraagd aan het UWV om de arbeidsovereenkomst te mogen opzeggen. Vaststaat dat de bedrijfsarts op 20 september 2023 heeft gerapporteerd dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] op dat moment voor maximaal 4 uur per week belastbaar was voor werk dat was aangepast aan haar beperkingen. De prognose was wel dat “op termijn” verbetering werd verwacht, maar niet is duidelijk op welke termijn. In de bijstelling probleemanalyse van 11 oktober 2023 schrijft de bedrijfsarts dat hij vreest dat de functionele beperkingen nog langere tijd zullen aanhouden. Op 2 november 2023 bleek dat de beperkingen weer waren toegenomen en dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] alleen zittend werk kon doen met haar been omhoog. De eind mei 2023 door de bedrijfsarts geuite verwachting dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] binnen 8-12 weken hersteld zou zijn, is niet uitgekomen. Hoewel herstel dus wel steeds werd verwacht, bleef een robuust herstel van de beperkingen telkens uit. Uit het arbeidsdeskundige onderzoek dat na het eerste ziektejaar was opgesteld blijkt dat er, gelet op de toen bestaande beperkingen, binnen Apotheek Eijsden geen passende of aan te passen functie voorhanden was. Die beperkingen waren in september en november 2023 nog steeds aanwezig en zelfs toegenomen. Ook het UWV heeft in het rapport van 4 december 2023 geoordeeld dat er geen mogelijkheden meer waren binnen spoor 1. Het is gelet op dit alles dan ook zeer goed denkbaar dat het UWV toestemming had verleend om de arbeidsovereenkomst op te zeggen als bedoeld in artikel 7:671a BW.
4.20.
Daar komt bij dat Apotheek Eijsden heeft aangevoerd én onderbouwd dat er reeds voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] strubbelingen waren omtrent haar functioneren en houding (bijlagen 5 t/m 9 van het verzoek). [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] was 53 toen zij in dienst trad van Apotheek Eijsden en werkte daar vierenhalf jaar toen zij ziek werd. Er is dus geen sprake geweest van een langdurig vlekkeloos verlopen dienstverband. De stelling van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] dat haar dienstverband, als het ernstig verwijtbaar handelen van Apotheek Eijsden zou worden weggedacht, zeker tot haar pensioen zou hebben voortgeduurd, wordt dan ook niet onderschreven. De kantonrechter acht het meer aannemelijk dat dat dienstverband (of door opzegging met toestemming van het UWV of door ontbinding wegens verstoorde arbeidsverhoudingen) hoe dan ook op korte termijn zou zijn geëindigd. Dit alles maakt dat de waarde van de arbeidsovereenkomst nog zeer gering zou zijn en dit leidt dan ook tot een geringe op geld waardeerbare component die kan worden meegenomen bij de berekening van de billijke vergoeding.
Verwachtingen ten aanzien van toekomstige inkomsten.
4.21.
[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] heeft verklaard dat zij geen beperkingen meer ondervindt sinds een operatie in maart 2024. Verder is [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] , voordat zij bij Apotheek Eijsden in dienst trad, in staat geweest om in op uiteenlopende wijze in haar onderhoud te voorzien. Dit blijkt uit de arbeidsdeskundige rapportage van 6 oktober 2022 (onder bijlage 9 van het verzoek). Zij is niet per se aangewezen op een baan bij een apotheek of een soortgelijke baan. Zij heeft het spoor 2 traject doorlopen en daar sollicitatietrainingen gekregen. De kantonrechter is ervan overtuigd dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] in staat zal zijn om een nieuwe inkomstenbron te verwerven. Dit zal mogelijk enige tijd in beslag kunnen nemen, maar de arbeidsmarkt is gunstig en [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] heeft voor die tijd recht op een WW-uitkering ter overbrugging.
Verwijtbaar handelen [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek]
4.22.
Zoals hiervoor al is overwogen valt ook aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] een verwijt valt te maken omdat zij, ondanks vele verzoeken, heeft geweigerd om ten behoeve van de ontslagprocedure bij UWV een machtiging te ondertekenen tot verstrekking van medische gegeven aan de bedrijfsarts.
Conclusie: de kantonrechter acht een vergoeding van € 15.000,00 billijk
4.23.
Al het voorgaande in overweging nemend acht de kantonrechter een vergoeding van € 15.000,- bruto billijk. Dit is weliswaar vele malen lager dan het door [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] gewenste bedrag, maar [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] heeft de kantonrechter er niet van kunnen overtuigen dat de feiten en omstandigheden in dit geval een vergoeding van € 75.000,- bruto voor de mate van verwijtbaarheid van Apotheek Eijsden en bijna € 80.000,- bruto aan inkomensschade rechtvaardigen.
Ontbindingsdatum
4.24.
De datum van ontbinding van de arbeidsovereenkomst bepaalt de kantonrechter ingevolge artikel 7:671 lid 9 BW op 1 augustus 2024. Omdat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van het ernstig verwijtbaar handelen van Apotheek Eijsden zal de duur van de periode gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de datum van deze beschikking niet in mindering worden gebracht.
Transitievergoeding
4.25.
Aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] komt een transitievergoeding toe van € 5.888,97 bruto. Dit bedrag zal worden toegewezen. De wettelijke rente over de transitievergoeding zal worden toegewezen met ingang van 1 september 2024.
Loon, wettelijke verhoging en wettelijke rente
4.26.
Zoals hiervoor is overwogen onder 4.9 bestond er geen juridische grondslag de loonbetaling met ingang van augustus 2023 stop te zetten. Apotheek Eijsden zal dan ook worden veroordeeld om het loon met ingang van augustus 2023 t/m 11 november 2023, vermeerderd met vakantietoeslag en overige emolumenten te voldoen, te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging en de wettelijke rente.
4.27.
Bij brief van 22 april 2024 heeft [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] weliswaar haar verzoek gewijzigd en verzocht om loonbetaling tot en met 23 november 2023, omdat deze datum zou blijken uit een brief van 18 december 2023 van het UWV aan haar, maar een vindplaats van deze brief is niet genoemd. Uit de brief van 5 december 2023 (productie 40 bij het verzoekschrift) is de einddatum van de loondoorbetalingsverplichting vastgesteld op 11 november 2023. De kantonrechter zal die datum aanhouden.
Eindafrekening
4.28.
Apotheek Eijsden zal ook worden veroordeeld tot het opmaken en verstrekken aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] van een correcte eindafrekening alsmede tot betaling aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] van hetgeen Apotheek Eijsden nog aan haar is verschuldigd, waaronder alle opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen en vakantietoeslag.
Vergoeding buitengerechtelijke kosten
4.29.
[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] heeft gesteld dat zij voor een bedrag van € 7.896,58 aan buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt en heeft ter onderbouwing facturen van haar gemachtigde overgelegd, die niet zijn voorzien van specificaties. Uit het bepaalde in artikel 6:96 lid 2 onder c BW zijn buitengerechtelijke kosten een vorm van schadevergoeding. Daarvoor is dus een titel vereist. [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] heeft niet verduidelijkt op grond van welke titel zij meent recht te hebben op schadevergoeding. Dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] ervoor heeft gekozen zich gedurende de laatste maanden van haar re-integratie intensief te laten bijstaan door haar gemachtigde, is haar eigen keuze, maar de kosten voor deze bijstand kunnen zonder nadere onderbouwing - die ontbreekt – niet allemaal zonder meer worden beschouwd als kosten bedoeld in artikel 6:96 lid 2
onder c BW.
4.30.
Wel acht de rechtbank termen aanwezig om een vergoeding toe te kennen voor de buitengerechtelijke pogingen die zijn ondernomen om Apotheek Eijsden buiten rechte te bewegen het loon van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] door te betalen, dat vanwege de (achteraf onterechte) loonstops niet werd betaald. De betaling van loon is immers een verbintenis tot betaling van een geldsom en daarop is het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (het Besluit)
van toepassing. Apotheek Eijsden heeft ongeveer 3 maanden geen loon betaald. De periodes van de loonsancties, noch de exacte bedragen van het niet-betaalde loon zijn door [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] gespecificeerd. Voor de berekening van de hoogte van de buitengerechtelijke kosten gaat dat kantonrechter schattenderwijs uit van een bedrag van afgerond € 6.500,00 bruto. Met inachtneming van het Besluit wordt het toe te kennen bedrag conform de staffel vastgesteld op € 700,00.
Wettelijke rente
4.31.
[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] heeft verzocht om Apotheek Eijsden te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de onder III (transitievergoeding, zie hiervoor 4.19) als ook de onder VI genoemde bedragen. Dit laatste is vermoedelijk een typefout, daar er onder VI geen bedrag is genoemd, maar onder IV wel. De kantonrechter zal dit verbeterd lezen en de wettelijke rente over de billijke vergoeding toewijzen met ingang van 1 september 2024.
Proceskosten
4.32.
Apotheek Eijsden zal in de proceskosten worden veroordeeld. Deze worden tot heden begroot op € 814,- aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente bij niet betaling van deze kosten binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 augustus 2024;
5.2.
verklaart voor recht dat Apotheek Eijsden jegens [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten;
5.3.
veroordeelt Apotheek Eijsden tot betaling aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] van € 5.888,97 bruto aan transitievergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 september 2024 tot de dag van betaling;
5.4.
veroordeelt Apotheek Eijsden tot betaling aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] van € 15.000,- bruto aan billijke vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 september 2024 tot de dag van betaling;
5.5.
veroordeelt Apotheek Eijsden tot betaling aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] van € 700,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.6.
veroordeelt Apotheek Eijsden tot betaling aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] van het achterstallig loon over de maanden augustus 2023 tot 11 november 2023, vermeerderd met de vakantietoeslagen en overige emolumenten, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente tot aan de dag van betaling;
5.7.
veroordeelt Apotheek Eijsden tot het opmaken en verstrekken aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] van een correcte eindafrekening alsmede tot betaling aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] van hetgeen Apotheek Eijsden nog aan haar is verschuldigd, waaronder alle opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen en vakantietoeslag;
5.8.
veroordeelt Apotheek Eijsden in de proceskosten van € 814,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de dag van betaling.
5.9.
verklaart de onderdelen 5.3 t/m 5.8 van deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2024.
BM