ECLI:NL:RBLIM:2024:3162

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
10870321 CV EXLP 24-238
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van kosten voor herinspecties door de NVWA

In deze zaak vordert de Staat der Nederlanden betaling van drie facturen van in totaal € 561,63, plus rente en buitengerechtelijke incassokosten, van gedaagde, die een eenmanszaak voert onder de handelsnaam [handelsnaam]. De vordering is gebaseerd op kosten die zijn gemaakt door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) voor herinspecties die zijn uitgevoerd naar aanleiding van eerder geconstateerde overtredingen. De NVWA heeft herinspecties uitgevoerd op 30 maart 2022, 11 juli 2022 en 30 november 2022, en de kosten hiervan zijn aan gedaagde in rekening gebracht. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat er geen opdracht voor de inspecties is gegeven en dat er dubbele facturen zijn opgelegd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de NVWA een agentschap is dat valt onder het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en dat de Staat de rechthebbende is op de vordering. De rechter oordeelt dat de gang van zaken zoals geschetst door de Staat niet door gedaagde is weersproken. De facturen zijn bij de dagvaarding gevoegd en de rechter concludeert dat de Staat op basis van de Warenwetregeling de kosten voor de herinspecties aan gedaagde mag doorbelasten. De kantonrechter wijst de verweren van gedaagde af en oordeelt dat gedaagde het totaalbedrag van de facturen moet betalen, inclusief rente en incassokosten.

De kantonrechter veroordeelt gedaagde tot betaling van een totaalbedrag van € 691,69 aan de Staat, te vermeerderen met wettelijke rente, en veroordeelt gedaagde in de proceskosten van de Staat, die zijn begroot op € 728,49. Dit vonnis is gewezen door mr. A. de Boer en is openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10870321 CV EXLP 24-238
Vonnis van de kantonrechter van 5 juni 2024
in de zaak van:
De publiekrechtelijke rechtspersoon
STAAT DER NEDERLANDEN,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
eisende partij,
hierna te noemen: de Staat,
gemachtigde: Flanderijn, gerechtsdeurwaarder,
tegen:
[gedaagde]h.o.d.n.
[handelsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 december 2023,
  • het mondelinge antwoord van [gedaagde] van 10 januari 2024,
  • de conclusie van repliek van 7 februari 2024,
  • de conclusie van dupliek van 27 maart 2024.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er vonnis zal worden gewezen.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[gedaagde] voert een eenmanszaak: [handelsnaam] . De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) heeft herinspecties uitgevoerd bij de zaak van [gedaagde] en brengt de kosten hiervan bij haar in rekening. [gedaagde] wil deze kosten niet betalen.
Wat wordt er gevorderd en wat is het verweer?
2.2.
De Staat vordert betaling van drie facturen met een totaalbedrag van € 561,63, rente hierover vanaf 8 mei 2022 tot de dagvaarding van € 28,13 en buitengerechtelijke incassokosten van € 101,93, vermeerderd met rente en proceskosten.
2.3. De facturen zien op drie herinspecties: op 30 maart 2022, 11 juli 2022 en
30 november 2022. De Staat stelt dat de NVWA op 27 januari 2022 naar aanleiding van verscheidene overtredingen een bestuurlijke boete aan [gedaagde] heeft opgelegd. De herinspectie op 30 maart 2022 is het gevolg geweest van deze boetebeschikking. Om te controleren of de geconstateerde overtreding is opgeheven, is deze inspectie uitgevoerd. Naar aanleiding van deze herinspectie is de factuur van 8 april 2022 gestuurd. Naar aanleiding van de herinspectie van 30 maart 2022, is op 31 maart 2022 een waarschuwing aan [gedaagde] gegeven in verband met allergeneninformatie. Deze overtreding is de aanleiding geweest voor een herinspectie op 11 juli 2022. De kosten van deze herinspectie zijn op 29 juli 2022 aan [gedaagde] gefactureerd. Naar aanleiding van de herinspectie van 11 juli 2022 is een rapport van bevindingen opgesteld en is op 2 september 2022 wederom een bestuurlijke boete opgelegd. Deze bevindingen en boete zijn de reden geweest dat op 30 november 2022 wederom een herinspectie is uitgevoerd om te controleren of de overtredingen waren opgeheven. De kosten van deze herinspectie zijn op 16 december 2022 aan [gedaagde] gefactureerd. Volgens de Staat ligt de grondslag voor de facturen in artikel 21 Warenwetregeling doorberekening kosten, op basis waarvan zij wettelijk vastgestelde bedragen in rekening mag brengen voor de verrichte herinspecties.
2.4. [gedaagde] stelt dat NVWA ongevraagd komt en zij geen opdracht daarvoor heeft gegeven. Volgens [gedaagde] zijn voor hetzelfde feit dubbele facturen opgelegd. Voor de veiligheid van producten moeten er monsters van het product worden genomen, maar dat is niet gebeurd stelt [gedaagde] . [gedaagde] stelt verder dat de NVWA alleen herinneringen van de facturen overlegt en niet de originele facturen. Volgens [gedaagde] komt de deurwaarder met de doorberekening van kosten, terwijl voor een zelfde soort zaak ( [naam] ) geen bedragen zijn ingevuld.
Wat vindt de rechter?
2.5.
De vordering heeft betrekking op handelingen van de NVWA. De NVWA is een agentschap dat valt onder het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dit ministerie is een bestuursorgaan zonder eigen rechtspersoonlijkheid dat aan de Staat toebehoort. Op grond van artikel 1:1 lid 4 Awb is de Staat de rechthebbende ten aanzien van de vordering op [gedaagde] .
2.6.
De gang van zaken zoals geschetst door de Staat (onder 2.3) is niet door [gedaagde] weersproken. Niet in geschil is dus dat de NVWA drie herinspecties heeft uitgevoerd. De stelling van [gedaagde] dat er dubbele facturen voor hetzelfde feit zijn opgelegd, volgt de kantonrechter dus niet. De facturen voor de herinspecties heeft de Staat bij de dagvaarding gevoegd. Er zijn dus ook niet alleen herinneringen overgelegd.
2.7.
Op grond van artikel 21 lid 1 van de Warenwetregeling doorberekening kosten, in samenhang met artikel 1:1 lid 4 van de Awb, mocht de Staat de kosten voor de herinspectie door de NVWA aan [gedaagde] doorbelasten. Dat [gedaagde] geen opdracht heeft gegeven voor de herinspecties is dus niet relevant. De grondslag voor de betalingsverplichting is niet een overeenkomst tussen partijen, maar is te vinden in de wet.
2.8.
Dat er geen monsters van producten zijn genomen, vindt de kantonrechter ook niet relevant. De inspecties zagen namelijk op allergeeninformatie en niet op (de kwaliteit van) producten. Dat aan [naam] geen bedragen in rekening zijn gebracht, doet aan de betalingsverplichting van [gedaagde] niet af. De kantonrechter kent de feiten in die zaak niet dus kan hier verder ook geen oordeel over vellen.
2.9.
Tot slot wijst de kantonrechter er nog op dat de facturen besluiten zijn in de zin van artikel 1:3 Awb. [gedaagde] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de facturen, waardoor hier formele rechtskracht aan toe komt. Dat betekent dat de kantonrechter uit moet gaan van de juistheid van de facturen. De verweren van [gedaagde] ten aanzien van de facturen kunnen ook om die reden niet slagen.
2.10.
[gedaagde] zal dus het totaalbedrag van de facturen van € 561,63, aan de Staat moeten betalen. De gevorderde wettelijke rente hierover is niet weersproken en ook toewijsbaar.
2.11.
Het gevorderde bedrag van € 101,93 aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal ook worden toegewezen.
Proceskosten
2.12.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld om de proceskosten van de Staat te betalen. De proceskosten worden aan de kant van de Staat begroot op:
- explootkosten € 130,49
- griffierecht € 328,00
- salaris gemachtigde
€ 270,00(2 punten x tarief € 135,00)
In totaal € 728,49.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 691,69 aan de Staat, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 6 december 2023 tot de dag van algehele betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de Staat begroot op € 728,49,
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. de Boer en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.