In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 29 mei 2024 een vonnis gewezen in een incident betreffende een voorlopige voorziening. De eiseressen, die een koopovereenkomst hadden gesloten met de gedaagden voor de verkoop van een onroerende zaak, vorderden een voorschot op schadevergoeding van € 50.000,00. Dit voorschot was bedoeld om het pand in overeenstemming te brengen met de geldende wet- en regelgeving, nadat de gemeente Heerlen had geconstateerd dat er op meerdere punten sprake was van strijdigheid met de wet, met name op het gebied van brandveiligheid. De rechtbank oordeelde dat de eiseressen onvoldoende dringend belang hadden aangetoond voor de gevraagde voorziening, aangezien de gemeente hen de mogelijkheid had gegeven om de strijdigheden op te heffen tot 12 maart 2024. De rechtbank wees de vordering af en veroordeelde de eiseressen in de proceskosten van het incident, die aan de zijde van de gedaagden op nihil werden begroot, omdat de gedaagden geen conclusie van antwoord in het incident hadden genomen. De hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevindt.