ECLI:NL:RBLIM:2024:3048

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
ROE 24 / 2953
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor afwijking bestemmingsplan ten behoeve van parkeren voor evenement

Op 5 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen Mondo Vastgoed B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf. Mondo Vastgoed B.V. had een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening, omdat zij een omgevingsvergunning had aangevraagd voor het tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan voor het gebruik van gronden nabij themapark Mondo Verde als parkeerterrein voor het evenement Pinkpop. De gemeente had de vergunning gedeeltelijk verleend en gedeeltelijk geweigerd, waarbij de weigering betrekking had op het parkeren buiten de gronden met de functieaanduiding 'parkeerterrein'. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van onomkeerbare financiële problemen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang van verzoekster niet voldoende was onderbouwd, aangezien een financieel belang op zichzelf geen reden is om een voorlopige voorziening te treffen. De uitspraak benadrukt dat de voorlopige voorzieningenprocedure bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen, en dat de continuïteit van een onderneming moet worden bedreigd om een voorlopige voorziening te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen en dat er geen aanleiding was voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/2953

uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 juni 2024 in de zaak tussen

Mondo Vastgoed B.V., uit [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. G.A.M. van de Wouw),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf

(gemachtigden: [Namen gemachtigde] ).

Procesverloop

Bij besluit van 20 maart 2024 (hierna: bestreden besluit) heeft verweerder een door verzoekster aangevraagde omgevingsvergunning voor het gebruik van gronden van verzoekster op de locatie [adres] in [vestigingsplaats] deels verleend en deels geweigerd.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en op 2 mei 2024 aan de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, vertegenwoordigd door [naam 1] en [naam 2] , de gemachtigde van verzoekster, bijgestaan door [Naam gemachtigde] van [bedrijf] , en de gemachtigden van verweerder.

Overwegingen

Inleiding
1. Verzoekster heeft op 22 december 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan wat betreft gronden aan de [adres] in [vestigingsplaats] , waar themapark Mondo Verde is gevestigd. Verzoekster wil de gronden gebruiken als parkeerterrein ten behoeve van het evenement Pinkpop.
2. Op de in de aanvraag genoemde gronden rust op grond van het geldende bestemmingsplan ‘Wereldtuinen Mondo Verde’ de bestemming ‘Cultuur en ontspanning’ met gedeeltelijk de functieaanduiding ‘parkeerterrein’. Op grond van het bestemmingsplan zijn ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’ uitsluitend parkeervoorzieningen ten behoeve van de entree van het themapark toegestaan. De aanvraag ziet op zowel de gronden met de functieaanduiding ‘parkeerterrein’ als gronden in het noordoostelijke deel van het themapark en rondom de vijver, waaraan niet de functieaanduiding ‘parkeerterrein’ is toegekend.
Het bestreden besluit
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aangevraagde omgevingsvergunning gedeeltelijk verleend en gedeeltelijk geweigerd. Verweerder heeft de aangevraagde vergunning tijdelijk, voor de duur van vijf jaar, verleend ten aanzien van parkeren op gronden met de functieaanduiding ‘parkeerterrein’. Het gaat daarbij om gronden die in de normale bedrijfsvoering worden gebruikt als parkeerterrein voor bezoekers van Mondo Verde. Verweerder heeft de aangevraagde omgevingsvergunning voor het overige geweigerd.
3.1.
Aan de gedeeltelijke weigering heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het parkeren buiten de gronden met de functieaanduiding ‘parkeerterrein’ ten behoeve van de bezoekers van Pinkpop in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Verzoekster is het niet eens met de gedeeltelijke weigering. Zij heeft daartegen bezwaar gemaakt en aan de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Wat wil verzoekster?
4. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat verweerder de omgevingsvergunning ten onrechte heeft geweigerd en bestrijdt dat sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening. Met het verzoek om voorlopige voorziening wil verzoekster bereiken dat zij wordt behandeld alsof aan haar de gevraagde omgevingsvergunning is verleend, met dien verstande dat zij ter zitting de gevraagde voorziening heeft beperkt tot de noordoostelijk gelegen gronden tot aan het eilandje waar de ringstaartmaki’s zijn gehuisvest. Ter zitting heeft verzoekster verduidelijkt dat zij met de voorziening wil bereiken dat naast de parkeerruimte voor bezoekers van Pinkpop extra parkeerruimte voor 200 personenauto’s en 30 touringcars mogelijk wordt gemaakt. Zij wil daarmee ook ruimte hebben voor haar eigen bezoekers.
Beoordeling spoedeisend belang
5. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Voorts speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol.
5.1.
Verzoekster heeft bij verweerder een bezwaarschrift ingediend tegen de weigering. Ter zitting heeft verweerder gezegd dat de beslissing op het bezwaarschrift niet is te verwachten voor de start van Pinkpop 2024. In zoverre is er spoed bij een beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening.
5.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de voorziening die verzoekster vraagt verstrekkend is. Het bestreden besluit, voor zover dat in deze procedure aan de orde is, strekt immers tot weigering van de omgevingsvergunning. Indien de voorzieningenrechter met verzoekster van oordeel zou zijn dat het bestreden besluit niet in stand zou kunnen blijven, dan zou dat nog niet betekenen dat aan haar alsnog de gevraagde vergunning zou worden verleend. Daarbij wijst de voorzieningenrechter er ook op dat verweerder de bezwaarprocedure kan benutten om eventuele gebreken te herstellen.
5.3.
Ter zitting is gebleken dat het spoedeisend belang van verzoekster is gelegen in het mislopen van inkomsten. De voorzieningenrechter overweegt dat uit vaste rechtspraak volgt dat een financieel belang op zichzelf geen reden is om een voorlopige voorziening te treffen. Dit financiële belang kan namelijk tot gelding worden gebracht als verzoekster in de bezwaarprocedure en de eventuele beroepsprocedure materieel in het gelijk zou worden gesteld. Het staat verzoekster dan vrij om, als zij meent schade geleden te hebben, schadevergoeding te vorderen.
5.4.
Het treffen van een voorlopige voorziening zou wel in beeld kunnen komen als het financiële belang zodanig zwaarwegend is dat sprake is van een financiële noodsituatie of de continuïteit van een onderneming wordt bedreigd. Verzoekster heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat door het verlies van inkomsten onomkeerbare financiële problemen zullen ontstaan die aanleiding moeten geven tot het treffen van een voorlopige voorziening.
6. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat, in afwachting van de beslissing op het bezwaarschrift, het vereiste spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening ontbreekt. Het verzoek zal reeds daarom worden afgewezen.
Conclusie
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.B.L. van der Weele, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.A.M. Bergmans, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 5 juni 2024.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.