ECLI:NL:RBLIM:2024:2909

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
10964949 \ CV EXPL 24-1141
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en contractuele verplichtingen tussen Cinefox en KVR

In deze zaak vordert Cinefox Bioscoop- en Theaterreclame B.V. (hierna: Cinefox) betaling van KVR Car Detailing B.V. (hierna: KVR) voor openstaande facturen op basis van een schriftelijke overeenkomst die op 3 november 2022 is gesloten. De overeenkomst houdt in dat Cinefox reclame zal maken voor KVR in bioscopen, waarvoor KVR een jaarlijkse vergoeding van € 1.695,00 (exclusief btw) dient te betalen. Cinefox heeft KVR een factuur gestuurd van € 2.050,95 voor de periode januari 2023 tot januari 2024, maar KVR heeft deze factuur niet betaald, ondanks meerdere aanmaningen.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft KVR betoogd dat de overeenkomst niet geldig is omdat deze zou zijn ondertekend door een onbevoegde medewerkster. De kantonrechter heeft dit verweer verworpen, aangezien de overeenkomst is ondertekend door de bevoegde directeur van KVR, en KVR niet heeft aangetoond dat de ondertekening onrechtmatig was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst voor vijf jaar is aangegaan en dat KVR niet heeft voldaan aan haar betalingsverplichtingen.

De kantonrechter heeft Cinefox in het gelijk gesteld en KVR veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 12.159,15, vermeerderd met rente en kosten. KVR is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.586,22. Dit vonnis is uitgesproken op 29 mei 2024 door mr. P.H.M. Kuster.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10964949 \ CV EXPL 24-1141
Vonnis van 29 mei 2024 – bij vervroeging
in de zaak van
CINEFOX BIOSCOOP- EN THEATER RECLAME B.V.,
te Wijchen,
eisende partij,
hierna te noemen: Cinefox,
gemachtigde: Flanderijn,
tegen
KVR CAR DETAILING B.V.,
te Amstenrade,
gedaagde partij,
hierna te noemen: KVR ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- het bericht van 12 april 2024 met producties van Cinefox
- de mondelinge behandeling van 16 april 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling werd KVR vertegenwoordigd door [naam 1] , de vader van de directeur van KVR.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 3 november 2022 is een schriftelijke overeenkomst gesloten tussen Cinefox en KVR. Partijen zijn daarin (samengevat) overeengekomen dat Cinefox reclame zal maken voor KVR in drie zalen van bioscoop Vue te Kerkrade en dat KVR daarvoor € 1.695,00 (exclusief btw) per jaar aan Cinefox dient te betalen. De overeenkomst vermeldt dat deze voor vijf jaar is aangegaan. Op de achterzijde van de overeenkomst staan de algemene leverings- en betalingsvoorwaarden cinefox bioscoop- en theaterreclame b.v. (hierna: de algemene voorwaarden) vermeld.
2.2.
In de overeenkomst staat dat deze is ondertekend door de heer [naam directeur] . Bij de functie van de ondertekenaar staat vermeld: “directie”.
2.3.
[naam directeur] staat bij de Kamer van Koophandel geregistreerd als de alleen/zelfstandig bevoegde directeur van KVR.
2.4.
Bij factuur van 11 januari 2023 heeft Cinefox aan KVR een bedrag van € 2.050,95 (= € 1.695,00 vermeerderd met btw) in rekening gebracht voor de periode januari 2023 – januari 2024.
2.5.
De betreffende bioscoop is in de periode 23 januari tot 9 maart 2023 als gevolg van brand dicht geweest. Ter compensatie heeft Cinefox bij e-mail van 13 maart 2023 aan KVR aangeboden de volgende factuur (in 2024) niet in januari maar in maart te versturen.
2.6.
Ondanks aanmaningen en sommaties heeft KVR de factuur van 11 januari 2023 niet betaald.
2.7.
Bij e-mail van 17 mei 2023 heeft Cinefox aan KVR medegedeeld dat, als KVR niet binnen vijf werkdagen het bedrag van € 2.050,95 betaalt, zij haar vordering uit handen zal geven aan haar incassogemachtigde en dat zij dan gerechtigd is om de toekomstige vier jaartermijnen te vorderen.
2.8.
KVR heeft niet binnen de door Cinefox gestelde termijn betaald.
2.9.
Bij e-mail van 24 juli 2023 heeft de incassogemachtigde van Cinefox KVR vervolgens gesommeerd tot betaling van:
- de factuur van 11 januari 2023 van € 2.050,95
- de resterende vier jaren van in totaal € 8.203,80
- de rente € 182,60
- de buitengerechtelijke kosten van € 1.538,21
2.10.
Bij e-mail van 24 juli 2023 heeft [naam directeur] aan de incassogemachtigde het volgende bericht:
“Ik heb inderdaad een contract bij cinefox ik heb aangegeven wegens ziekte dat ik de facturen voor 10 augustus zou betalen 3 facturen van ongeveer 250 dat er nu een contract breuk is schrik ik ervan ik wil heel graag voor een oplossing zorgen maar dit had ik niet verwacht uw mag mij uiteraard altijd bellen.”
2.11.
Ook daarna heeft KVR niets betaald aan Cinefox.

3.Het geschil

3.1.
Cinefox vordert - samengevat - veroordeling van KVR tot betaling van € 12.159,15, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
KVR voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Cinefox vordert betaling van een hoofdsom van € 10.254,75. Zij vordert dit op basis van de met KVR gesloten schriftelijke overeenkomst.
4.2.
Het lijkt erop dat KVR aanvankelijk heeft willen betogen dat zij niet gebonden is aan de overeenkomst omdat deze volgens haar is ondertekend door een medewerkster die niet bevoegd was KVR te vertegenwoordigen. KVR heeft in dat verband gesteld dat de overeenkomst is ondertekend door “een medewerkster” die inmiddels niet meer voor KVR werkt. Dit betoog is, zonder nadere toelichting, onnavolgbaar. De overeenkomst vermeldt immers dat deze is ondertekend door de bevoegde directeur, [naam directeur] . De kantonrechter merkt in dat verband verder op dat de handtekening onder deze overeenkomst hetzelfde eruit ziet als de handtekening op de volmacht die [naam 1] tijdens de mondelinge behandeling heeft overgelegd. Die handtekening is (ook) van [naam directeur] . Cinefox heeft in reactie op het verweer van KVR er verder op gewezen dat de overeenkomst vermeldt dat deze is ondertekend door [naam directeur] . Ook heeft zij betoogd dat de overeenkomst “ter plekke” bij KVR is ondertekend door [naam directeur] in het bijzijn van [naam 2] , werkzaam bij Cinefox. Het had gelet op dit alles op de weg van KVR gelegen om haar verweer dat de overeenkomst door een onbevoegde medewerkster zou zijn gesloten nader te onderbouwen. Nu zij dat niet gedaan heeft, moet het ervoor gehouden worden dat de overeenkomst wel degelijk is ondertekend door [naam directeur] .
4.3.
De schriftelijke overeenkomst vermeldt dat zij voor een periode van vijf jaar aangegaan is. Op basis van die periode heeft Cinefox de verschuldigde hoofdsom berekend. Het (aanvankelijk gevoerde) verweer van KVR dat het de bedoeling was om een overeenkomst voor de duur van één jaar te sluiten, wordt verworpen op grond van de volgende redenering. De schriftelijke overeenkomst is een onderhandse akte en die akte levert dwingend bewijs op van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard. Dit staat in art. 157 Rv. Met andere woorden: de kantonrechter moet ervan uitgaan dat de inhoud van deze schriftelijke overeenkomst de juiste weergave is van hetgeen partijen afgesproken hebben. KVR kan tegen dit dwingend bewijs wel tegenbewijs leveren, maar dat tegenbewijs is uitgebleven. KVR zal ook niet in de gelegenheid gesteld worden alsnog tegenbewijs te leveren aangezien haar stellingen over de wijze waarop de overeenkomst is gesloten veel te weinig consistent zijn. Zo heeft KVR eerst gesteld dat de “voormalig medewerkster” en de directeur met de vertegenwoordiger van Cinefox mondeling hadden afgesproken dat eerst een contract voor één jaar opgesteld zou worden, terwijl KVR daarna ter zitting heeft verklaard niet te weten of er iemand anders aanwezig was ten tijde van het sluiten van de overeenkomst. Bovendien lijkt het erop dat KVR haar verweer op dit punt niet langer handhaaft. Zo heeft KVR tijdens de zitting gesteld dat [naam directeur] zich er niet bewust van was dat hij een contract voor vijf jaar aanging en dat hij er spijt van heeft dat hij dit contract gesloten heeft. Met deze nadere stellingen betwist KVR kennelijk niet langer de duur van de overeenkomst zoals vermeld in de schriftelijke weergave van de overeenkomst. Het lijkt er veeleer op dat zij zich erop beroept niet bewust geweest te zijn van de consequenties van de gesloten overeenkomst. Ook de reactie van KVR (zie 2.10) toen deze procedure nog niet aanhangig gemaakt was, duidt erop dat dit de kern van KVR’s bezwaar is tegen de (hoogte van de) vordering van Cinefox. Dit bezwaar zal de kantonrechter hierna (in 4.4. en 4.5.) eveneens verwerpen.
4.4.
Cinefox vordert niet alleen betaling van de openstaande jaarfactuur van 11 januari 2023, maar ook betaling van de vier daaropvolgende jaren. Zij baseert de vordering voor wat betreft die vier jaren op de artikelen 8b en 8c van de algemene voorwaarden. Uit deze artikelen volgt dat, wanneer KVR een factuurbedrag niet binnen de daarvoor gestelde termijn betaalt, Cinefox de nog niet vervallen jaarlijkse betalingen (verhoogd met eventuele rente en kosten) zonder verdere ingebrekestelling opeisbaar te vorderen heeft van KVR. Niet in geschil is dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn. KVR voert wel aan dat Cinefox deze voorwaarden niet met haar besproken, noch aan haar uitgelegd heeft. Dit verweer kan KVR niet baten. Cinefox heeft die verplichting namelijk niet.
4.5.
KVR stelt dat zij naar aanleiding van de reclame (die overigens nog steeds wordt vertoond in de bioscoop Vue) geen enkele respons heeft gehad. Ook dit argument kan niet leiden tot een gehele of gedeeltelijke afwijzing van de gevorderde hoofdsom.
Het gaat in deze zaak immers om een overeenkomst tussen twee zakelijke partijen en die worden geacht zelf de goede en kwade kansen van de overeenkomst af te wegen. KVR heeft kennelijk het besluit genomen om met Cinefox voor de duur van vijf jaar in zee te gaan, in de hoop dat de reclame voor haar gunstig zou uitpakken. Volgens haar heeft de reclame haar niets opgeleverd. Het is naar het oordeel van de kantonrechter de vraag hoe KVR dat zo zeker weet. KVR heeft dat namelijk in het geheel niet toegelicht. De overeenkomst vermeldt overigens niets over een gegarandeerde of te verwachten respons op de reclame. Wel vermeldt de overeenkomst welke verplichtingen Cinefox jegens KVR heeft en wat KVR daarvoor moet betalen. Cinefox voldoet (onbetwist) aan haar verplichtingen die uit de overeenkomst voortvloeien en KVR dient dan ook te voldoen aan haar betalingsverplichting jegens Cinefox.
4.6.
De conclusie van voorgaande overwegingen is, dat KVR zal worden veroordeeld tot betaling van de hoofdsom van € 10.254,75.
4.7.
Ook zal de contractuele rente worden toegewezen. Tot de dag van dagvaarding (14 februari 2024) bedraagt deze € 1.273,44.
4.8.
Cinefox vordert verder vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten op grond van art. 9b van de algemene voorwaarden. Daarin staat dat deze kosten ten minste 15% bedragen. Het gevorderde bedrag van € 1.538,21 (= 15% van € 10.254,75) is dus toewijsbaar.
4.9.
Het totaal van de hiervoor vermelde toewijsbare bedragen is € 13.066,40. Cinefox vordert echter uiteindelijk een lager bedrag, namelijk € 12.159,15. Daarom zal dit lagere bedrag toegewezen worden.
4.10.
KVR is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Cinefox worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2,00 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.586,22

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt KVR om aan Cinefox te betalen een bedrag van € 12.159,15, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 1,5% per maand over een bedrag van € 10.254,75, met ingang van 14 februari 2024, tot de dag van betaling,
5.2.
veroordeelt KVR in de proceskosten van € 1.586,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als KVR niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.