In deze zaak heeft de kantonrechter op 22 januari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding over ontruiming wegens huurachterstand. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J.J.M. Goumans, vorderde ontruiming van het gehuurde pand en betaling van achterstallige huurpenningen door de gedaagde, die in persoon procedeerde. De gedaagde huurde sinds 1 februari 2023 een woning van de eiser, maar heeft gedurende de huurperiode geen huurpenningen voldaan. De eiser heeft de gedaagde meerdere keren gesommeerd om de huurachterstand te voldoen, maar zonder resultaat. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 januari 2024 erkende de gedaagde dat hij geen huur heeft betaald, wat leidde tot een oplopende huurachterstand.
De kantonrechter overwoog dat de vordering tot ontruiming een ingrijpende maatregel is en dat er grote terughoudendheid moet worden betracht. De rechter constateerde dat de gedaagde erkende huur verschuldigd te zijn, maar dat er onduidelijkheid bestond over de hoogte van de huurprijs. De kantonrechter kon niet vaststellen of de handtekening van de eiser op een door de gedaagde overgelegde huurovereenkomst vervalst was, wat betekende dat de hoogte van de huurpenningen over een bepaalde periode niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering tot ontruiming toegewezen, met een ontruimingstermijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 1.125,00 aan achterstallige huur en € 2.094,93 aan kosten voor gas en elektriciteit, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden ook aan de gedaagde opgelegd, die grotendeels ongelijk kreeg in deze procedure.