ECLI:NL:RBLIM:2024:2838

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
03-313509-22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift DNA-afname en de vereisten voor informed consent

Op 14 mei 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een bezwaarschrift op grond van artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Het bezwaarschrift, ingediend op 17 augustus 2023, was gericht tegen de afname van DNA-materiaal van de veroordeelde, die niet in raadkamer verscheen. De rechtbank oordeelde dat de afname niet correct was uitgevoerd, omdat niet kon worden vastgesteld dat de veroordeelde, die de Nederlandse taal niet machtig is, op een begrijpelijke manier was geïnformeerd over zijn rechten en de gevolgen van het afstand doen van het recht op afname door een arts of verpleegkundige. Dit leidde tot de conclusie dat er geen sprake was van 'informed consent'. De rechtbank verklaarde het bezwaar gegrond en beval de officier van justitie om het afgenomen celmateriaal te vernietigen. De beslissing werd genomen door rechter H.M.J. Quaedvlieg, in aanwezigheid van griffier I.M.J. Luyten, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Strafrecht
Zittingsplaats Maastricht
parketnummer : 03-313509-22
raadkamernummer : 23-020739
datum : 14 mei 2024
Beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het bezwaar op grond van artikel 7 Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA) van:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. M. Rafik, advocaat te Amsterdam ( [adres] ),
hierna te noemen: de veroordeelde.

Procedure

Het bezwaarschrift is op 17 augustus 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 14 mei 2024 het bezwaar in besloten raadkamer behandeld.
De veroordeelde is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Bezwaar

Het bezwaar richt zich tegen het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van de veroordeelde. Namens deze is aangevoerd dat de DNA-afname niet is uitgevoerd door een arts of een verpleegkundige en niet is vast te stellen of veroordeelde uitdrukkelijk en ondubbelzinnig in een voor hem begrijpelijke taal kenbaar is gemaakt bezwaar te kunnen maken tegen afname door een ander dan een arts of een verpleegkundige.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt dat het bezwaar gegrond dient te worden verklaard, nu niet kan worden vastgesteld dat sprake is van “informed consent”.

Beoordeling

Bij vonnis van 19 juli 2023 is de veroordeelde door de meervoudige strafkamer in deze rechtbank onder meer veroordeeld ter zake van medeplegen van het voorbereiden van mensensmokkel, terwijl van het feit levensgevaar voor een ander te duchten is (artikel 197a lid 1 Sr). Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wet DNA kan een bevel tot afname van celmateriaal enkel worden bevolen ter zake van een veroordeling van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv. De rechtbank stelt vast dat het misdrijf waarvoor het bevel is afgegeven, aan dit vereiste voldoet.
Blijkens artikel 5 lid 1 Wet DNA wordt DNA-materiaal afgenomen door een monster te nemen van wangslijmvlies en, wanneer dat om bijzondere geneeskundige redenen of vanwege verzet onwenselijk is of geen geschikt materiaal oplevert, door afname van bloed of haarwortels. Lid 2 bepaalt dat het celmateriaal wordt afgenomen door een arts of verpleeg-kundige of, in bij algemene maatregel van bestuur nader te bepalen gevallen, door een persoon die voldoet aan de daarbij te stellen eisen. Dit is nader uitgewerkt in het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken. Artikel 3 lid 3 daarvan bepaalt dat het afnemen van wangslijmvlies kan geschieden door een daartoe door de officier van justitie aangewezen opsporingsambtenaar die voldoet aan door bij ministeriële regeling vastgestelde eisen, ingeval de veroordeelde daartegen geen bezwaar maakt.
Uit het proces-verbaal van afname DNA-materiaal blijkt dat op 4 augustus 2023 door [naam] , niet zijnde een arts of verpleegkundige, wangslijm bij veroordeelde is afgenomen ter uitvoering van een daartoe strekkend bevel van de officier van justitie. Uit de aanwijzingsbeslissing van 1 januari 2018 blijkt dat [naam] bevoegd is om DNA afname te verrichten ingevolge een bevel als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden.
In het standaardformulier is aangekruist dat de veroordeelde geen bezwaar heeft tegen afname van wangslijm door genoemde opsporingsambtenaar. Echter niet is gebleken dat de communicatie met veroordeelde heeft plaatsgevonden in een taal die hij verstaat en op een wijze die voldoende waarborgen er voor biedt dat hij daadwerkelijk zijn rechten en de consequenties van het afstand doen van het recht op het afnemen van celmateriaal door een arts of verpleegkundige heeft begrepen. De veroordeelde is de Nederlandse taal niet machtig, zo blijkt uit het procesdossier.
Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van “informed consent” en moet de conclusie zijn dat de afname van celmateriaal niet conform de wettelijke regeling heeft plaatsgevonden. Het bezwaar zal gegrond worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- beveelt dat de officier van justitie ervoor zorg draagt dat het celmateriaal terstond wordt vernietigd.
Deze beslissing is gegeven door
mr. H.M.J. Quaedvlieg, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. I.M.J. Luyten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2024.