ECLI:NL:RBLIM:2024:2799

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
03/254454-21 en 03/094010-23 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in softdrugs en meineed

Op 29 mei 2024 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, uitspraak gedaan in de strafzaken met parketnummers 03/254454-21 en 03/094010-23. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, wegens handel in softdrugs op grote schaal en meineed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging opzettelijk verkopen, afleveren en voorhanden hebben van een grote hoeveelheid hennep, evenals het telen van hennepplanten. De feiten vonden plaats in de periode van 14 juni 2020 tot en met 7 december 2021 in de gemeenten Echt-Susteren, Sittard-Geleen en Beek. Daarnaast heeft de verdachte op 12 augustus 2020 een valse verklaring onder ede afgelegd in een getuigenverhoor. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van de diefstal van elektriciteit is vrijgesproken. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn lage recidive risico en de overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03/254454-21 en 03/094010-23 (ttz.gev.)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, hierna: (de) verdachte of [verdachte] ,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S.F.J. Bergmans, advocaat kantoorhoudende te Sittard.

1.Onderzoek van de zaak

De zaken zijn op de terechtzitting van 16 april 2024 gevoegd en inhoudelijk behandeld. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is op 29 mei 2024 gesloten.
[naam 1] heeft zich in de zaak met parketnummer 03/254454-21 als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de terechtzitting gehoord de heer [naam 2] . De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) met het parketnummer 03/068294-22.

2.De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
03/254454-21
De verdenking komt er, nadat ter terechtzitting van 31 mei 2022 nadere omschrijving van de tenlastelegging is toegelaten, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1:het in vereniging opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep, hashish en/of marihuana in Echt-Susteren, Sittard-Geleen en/of Beek in de periode van 14 juni 2020 tot en met 7 december 2021;
Feit 2:het in vereniging opzettelijk telen, bereiden, bewerken en/of verwerken, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben van 561 hennepplanten en/of 408 hennepstekken in Sittard-Geleen op 7 december 2021;
Feit 3:het in vereniging opzettelijk aanwezig hebben van 2,2 kilogram en/of 75 hennepstekken in Sittard-Geleen op 7 december 2021;
Feit 4:het in vereniging opzettelijk aanwezig hebben van 50 kilogram hennep in Beek op
7 december 2021;
Feit 5:het in vereniging voorhanden hebben van stoffen en/of voorwerpen waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat deze bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten, in Susteren op
7 december 2021;
Feit 6:het in vereniging stelen van een hoeveelheid elektriciteit toebehorend aan [naam 1] in Sittard-Geleen op 7 december 2021 door middel van braak of verbreking.
03/094010-23
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich op
12 augustus 2020 in ‘s-Hertogenbosch schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk afleggen van een valse verklaring onder ede.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
03/254454-21 en 03/094010-23
De officier van justitie acht alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
03/254454-21
De verdediging heeft zich voor de feiten 1, 3, 4 en 5 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot de feiten 2 en 6 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken, omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs biedt om tot een bewezenverklaring van die feiten te komen. De betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde onder feit 2 is gebaseerd op de gegevens uit het peilbaken onder de Volkswagen Transporter waar verdachte gebruik van maakte. Verdachte heeft verklaard dat hij in het betreffende busje goederen vervoerde. Derhalve duiden de feitelijke handelingen die door verdachte zijn verricht betreffende het pand gelegen aan de [adres 2] in Sittard-Geleen hooguit op medeplichtigheid en niet op het ten laste gelegde medeplegen van hennepteelt. Uit het dossier blijkt evenmin dat verdachte de op die locatie aangetroffen hennep opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Het door de officier van justitie ingenomen standpunt dat het een feit van algemene bekendheid is dat bij een hennepplantage diefstal van elektriciteit plaatsvindt, wordt door de verdediging betwist mede omdat dit standpunt geen stand heeft gehouden bij de Hoge Raad.
03/094010-23
Ondanks het feit dat het dossier wettig bewijs biedt, mist de verdediging de overtuiging
-gelet op de omstandigheden waaronder de verdachte de betreffende zinsnede heeft gezegd- dat verdachte toen hij deze verklaring heeft afgelegd, heeft willen liegen. Derhalve verzoekt de verdediging verdachte van dit feit vrij te spreken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
03/254454-21
Inleiding
Onderzoek Nairobi is voortgevloeid uit de onderzoeken WERL en ARGUS die zich richtten op mogelijke strafbare feiten gepleegd door de organisatie van het bedrijf SkyECC en criminele samenwerkingsverbanden van de NN-gebruikers van SkyECC die gebruik maakten van cryptotelefoons van SkyECC. Door analyse van de SkyECC-data zijn gebruikers met criminele doeleinden in beeld gekomen, waaronder de verdachten in onderzoek Nairobi: [medeverdachte] en [verdachte] .
De genoemde verdachten hebben gebruik gemaakt van Sky-ID’s met daaraan gekoppelde gebruikersnamen, zogenoemde nicknames, die (mede) tot hun identificatie hebben geleid. Volgens de politie heeft [medeverdachte] gebruik gemaakt van de Sky-ID’s [gebruikersnaam 1] , [gebruikersnaam 2] en [gebruikersnaam 3] en de nicknames “ [nickname 1] ” en “ [nickname 1] ”. [verdachte] zou gebruik gemaakt hebben van het Sky-ID [gebruikersnaam 4] en de nickname “ [nickname 2] ”. Het aan verdachten toegeschreven berichtenverkeer via SkyECC heeft geleid tot de verdenking dat verdachten [medeverdachte] en [verdachte] zich bezig hielden met (onder meer) handel in verdovende middelen. In de loop van het onderzoek is gebleken dat [medeverdachte] gebruik maakte van de diensten van [verdachte] als chauffeur, vandaar de nickname “ [nickname 2] ”.
Vrijspraak feiten 2 en 6
[verdachte] heeft gebruik gemaakt van een Volkswagen Transporter, voorzien van het Nederlandse kenteken [nummer] . In het kader van het onderzoek is dit voertuig voorzien van een peilbaken om diens vervoersbewegingen vast te leggen en te analyseren. Uit de analyse van de peilbakengegevens is gebleken dat het betreffende voertuig op donderdag
28 oktober 2021 en vrijdag 29 oktober 2021 een tussenstop maakte aan de [adres 2] in Geleen en vervolgens doorreed naar de [adres 3] in Beek. Op 7 december 2021 is op de locatie [adres 2] in Geleen een hennepkwekerij aangetroffen en op de locatie [adres 3] in Beek is een hennepdrogerij/hennepkwekerij aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat het gegeven dat het bij verdachte in gebruik zijnde voertuig op die twee genoemde data de locatie [adres 2] in Geleen heeft bezocht, niet zonder meer met zich brengt dat het de verdachte was die de op die locatie op 7 december 2021 aangetroffen hennep (mede) heeft geteeld, dan wel aanwezig heeft gehad.
In verband met de aangetroffen hennepplantage heeft een fraude-inspecteur van de Waterleiding Maatschappij Limburg (hierna: WML) onderzoek verricht naar het watergebruik op de locatie [adres 2] in Geleen. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat “ [bedrijf 1] ” op 7 juli 2020 een betaling aan WML heeft gedaan. Op 4 augustus 2020, 12 december 2020, 22 februari 2021, 15 juni 2021 en 6 september 2021 zijn betalingen gedaan aan WML door “ [bedrijf 2] ”. Blijkens de gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (hierna: RDW) is de Volkswagen Transporter met kenteken [nummer] ten name gesteld van het bedrijf “ [bedrijf 2] ”. Naar het oordeel van de rechtbank is deze link - ervan uitgaande dat het ondanks een letter verschil in de omschrijving hetzelfde bedrijf betreft - tussen het pand aan de [adres 2] in Geleen en de Volkswagen Transporter wel opvallend, maar deze biedt evenmin overtuigend bewijs dat verdachte de hennep in de [adres 2] (mede) heeft geteeld, dan wel aanwezig heeft gehad dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van stroom op die locatie.
Dit maakt dat verdachte van het ten laste gelegde onder de feiten 2 en 6 dient te worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen de ten laste gelegde feiten onder 1, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen als hieronder in 3.4 (de bewezenverklaring) omschreven.
Ter bevordering van de leesbaarheid van dit vonnis, heeft de rechtbank de bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring van de overige ten laste gelegde feiten opgenomen in bijlage II.
De rechtbank overweegt in het bijzonder als volgt.
03/254454-21
SkyECC-berichten
De rechtbank stelt ten aanzien van de feiten waar SkyECC berichten voor het bewijs worden gebezigd voorop dat zij de identificatie door de politie van [medeverdachte] als gebruiker van de Sky-ID’s [gebruikersnaam 3] , [gebruikersnaam 2] en [gebruikersnaam 1] zoals vastgelegd in een proces-verbaal van bevindingen dat onderdeel uitmaakt van het dossier en opgenomen is in bijlage II, betrouwbaar en bruikbaar acht. De bevindingen zijn helder en overtuigend.
De rechtbank stelt verder voorop dat zij de identificatie door de politie van [verdachte] als gebruiker van het SkyECC-account [gebruikersnaam 4] zoals vastgelegd in het proces-verbaal dat onderdeel uitmaakt van het dossier en opgenomen is in bijlage II, eveneens betrouwbaar en bruikbaar acht. De rechtbank ziet hier evenmin aanleiding om te veronderstellen dat dit account ten onrechte aan genoemde persoon is toegeschreven
Feit 1
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte zich in de periode van 14 juni 2020 tot en met 7 december 2021 samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan de handel in softdrugs.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 22 maart 2022 verklaard dat zijn betrokkenheid zich beperkte tot het “rondrijden” voor [medeverdachte] en in zijn verhoor bij de politie op 28 april 2022 heeft hij verklaard dat hij op plekken hennep of aan de hennepkweek en -handel gerelateerde goederen ophaalde of bracht.
Daarnaast bevinden zich in het dossier legio chat-gesprekken die gevoerd zijn door het account [gebruikersnaam 4] . Deze gesprekken gaan over hennep en hennepgerelateerde zaken, op allerlei manieren aangeduid, bijvoorbeeld als nat, droog, stekken, am en shop. In die gesprekken wordt duidelijk dat verdachte veelvuldig rijdt voor [medeverdachte] . Hierbij wordt hij aangestuurd naar meerdere locaties om aldaar verdovende middelen dan wel geld (‘pap’) af te leveren of op te halen.
Bovendien is via observaties en via een peilbaken geconstateerd dat de verdachte op locaties is geweest waar vervolgens op 7 december 2021 ook daadwerkelijk softdrugs (feiten 3 en 4) en materialen bestemd voor het inrichten van een hennepkwekerij (feit 5) zijn aangetroffen.
Conclusie
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] zich in de ten laste gelegde periode samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan de handel in soft drugs.
Feiten 3, 4 en 5
Onder verwijzing naar de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder de feiten 3, 4 en 5. De bewijsmiddelen onder de feiten 3 en 5 bieden geen aanknopingspunten voor het bestaan van medeplegers, zodat de verdachte van het ‘tezamen en in vereniging’ plegen van die feiten zal worden vrijgesproken.
03/094010-23
De rechtbank stelt vast dat de verdachte, toen hij als getuige onder ede werd gehoord door de raadsheer-commissaris op 12 augustus 2020 in de zaak van [naam 3] (hierna: [naam 3] ), op vragen van diens raadsman mr. Beckers het volgende heeft verklaard:
“Toen de politie mij controleerde weet ik niet meer of ik een telefoon bij me had. In de periode 2012 en 2013 heb ik de woning van verdachte (noot griffier: [naam 3] ) nooit gebruikt voor een ontmoeting. Ik ken [medeverdachte] niet.”
Op 30 maart 2023 is de verdachte gehoord door de politie. De hiervoor aangehaalde passage is toen aan verdachte voorgelezen, waarop hij het volgende heeft verklaard:
“Zoals ik het hier bedoeld heb is dat ik [medeverdachte] in de periode 2012/2013 niet kende. Op 12 augustus 2020 kende ik [medeverdachte] wel.”
De rechtbank is het met de verdediging eens dat door de wijze van verslaglegging in het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 12 augustus 2020 de context van de vraagstelling door de raadsman van [naam 3] verloren is gegaan. De rechtbank kan er echter niet omheen dat het verhoor plaatsvond tijdens de periode die in de onderhavige zaak aan verdachte ten laste is gelegd in verband met de handel in hennep. Uit het onderzoek in deze zaak is overduidelijk gebleken dat verdachte en [medeverdachte] elkaar kennen en kenden. Het kan derhalve niet anders dan dat de verdachte op 12 augustus 2020 opzettelijk onder ede in strijd met de waarheid heeft verklaard dat hij [medeverdachte] niet kende.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meineed.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
03/254454-21
1
op tijdstippen in de periode van 14 juni 2020 tot en met 7 december 2021 in Nederland, meermalen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een grote hoeveelheid hennep en/of hashish en/of marihuana, zijnde hashish en hennep en marihuana middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3
op 7 december 2021 in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,2 kilogram hennep en 75 hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4
op 7 december 2021 in de gemeente Beek, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 50 kilogram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
5
op 7 december 2021 in de gemeente Susteren,
stoffen en voorwerpen heeft voorhanden gehad, te weten
armaturen en assimilatielampen en elektriciteitssnoeren en een schakelbord en een
tijdschakelaar en transformators en afzuigslangen/koppelstukken en een koolstoffilter en een luchtafzuiger en slakkenhuizen en ventilatoren en airco’s en een opticlimate en kachels en een luchtbevochtiger en water-/beluchting-/en dompelpompen en groeimiddelen en een hygro-ph/ec en thermometers
waarvan hij wist dat voornoemde voorwerpen en stoffen bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
03/094010-23
op 12 augustus 2020 te 's-Hertogenbosch, in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vorderde en daaraan rechtsgevolgen verbond, te weten als getuige in een verhoor bij de raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het gerechtshof te 's Hertogenbosch, op 12 augustus 2020, mondeling en persoonlijk opzettelijk een valse verklaring onder ede heeft afgelegd door opzettelijk in strijd met de waarheid als volgt te verklaren, te weten:
"Toen de politie mij controleerde weet ik niet meer of ik een telefoon bij me had. In de periode 2012 en 2013 heb ik de woning van verdachte nooit gebruikt voor een ontmoeting. Ik ken [medeverdachte] niet."
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
03/254454-21
Feit 1
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd;
Feit 3
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
Feit 4
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
Feit 5
Stoffen en voorwerpen voorhanden hebben waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
03/094010-23
In de gevallen, waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert en daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling en persoonlijk opzettelijk een valse verklaring onder ede afleggen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf van tweeëntwintig maanden op te leggen. Daarbij is rekening gehouden met een lichte overschrijding van de redelijke termijn.
De officier van justitie heeft gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen bij eindvonnis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan de duur gelijk is aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur.
De verdediging heeft betoogd dat de redelijke termijn is overschreden.
Onder verwijzing naar het reclasseringsadvies van 4 april 2024 heeft de verdediging voorts uiteengezet dat de verdachte na de schorsing van de voorlopige hechtenis op 20 mei 2022 erin is geslaagd zijn leven op orde te krijgen. Hij heeft een woning, werk en hulpverlening. De reclassering acht het recidiverisico dan ook laag. Er is geen grond de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van anderhalf jaar schuldig gemaakt aan handel in softdrugs op grote schaal en hij heeft op 7 december 2021 een grote hoeveelheid hennep en voorwerpen die nodig zijn bij de kweek van hennep voorhanden gehad. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan meineed.
De verdachte heeft maar beperkt openheid van zaken gegeven en hij heeft eigenlijk geen spijt betuigd. Hij heeft zijn rol als chauffeur gebagatelliseerd, terwijl hij in die rol wel degelijk een essentieel onderdeel uitmaakte van de hennephandel. Dat hij hiermee heeft bijgedragen aan criminele activiteiten, die tot zeer kwalijke gevolgen voor de maatschappij leiden, heeft verdachte hier niet van weerhouden. Kennelijk heeft verdachte enkel oog gehad voor zijn eigen geldelijke gewin.
Nu de rechtbank verdachte van twee van de zeven ten laste gelegde feiten heeft vrijgesproken, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan de officier van justitie heeft gevorderd. Zij zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarbij de rechtbank kijkt naar de hoeveelheden verdovende middelen die de verdachte voorhanden heeft gehad. Deze hoeveelheden
- in totaal ruim 50 kilogram - vallen in de categorie van een gevangenisstraf van twaalf maanden.
De rechtbank zal in het voordeel van de verdachte meewegen dat zijn aandeel, hoewel essentieel, ten opzichte van dat van [medeverdachte] lichter is. Verdachte heeft naar eigen zeggen en blijkens het procesdossier de rol van chauffeur vervuld. De door hem verrichte werkzaamheden werden aangestuurd door [medeverdachte] .
Daarnaast zal rekening worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Volgens het reclasseringsadvies van 4 april 2024 heeft verdachte zijn leefgebieden goed op orde. Hij beschikt over huisvesting, full-time dagbesteding en hij komt financieel rond. Zijn schulden zijn afbetaald en hij ontvangt begeleiding van een jobcoach en ook psychische hulp. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag.
Redelijke termijn
Tot slot weegt de rechtbank het volgende mee bij het bepalen van de straf. Volgens de uitleg die de Hoge Raad in zijn jurisprudentie aan de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) heeft gegeven, geldt dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. In deze zaak is geen sprake van bijzondere omstandigheden. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn met een krap half jaar is overschreden nu de verdachte op 7 december 2021 in verzekering is gesteld, hetgeen de rechtbank aanmerkt als startpunt van de redelijke termijn.
Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad over de compensatie die bij een dergelijke overschrijding gegeven kan worden en gelet op al hetgeen hiervoor werd overwogen, zal de rechtbank niet komen tot het opleggen van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal de (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf van twaalf maanden, die als uitgangspunt geldt, deels voorwaardelijk opleggen, namelijk voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank ziet geen reden over te gaan tot het opheffen van de schorsing van de voorlopige hechtenis dan wel het opheffen van het geschorste bevel voorlopige hechtenis.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [naam 1] (parketnummer 03/254454-21, feit 6) heeft bij schadevergoedingsformulier van 29 april 2022 gevorderd materiële schade ter hoogte van
€ 4.312,54 te vergoeden. Ter terechtzitting van 16 april 2024 is de vordering gewijzigd in een totaalbedrag van € 36.588,30 aan materiële schade, bestaande uit de posten ‘verbruik elektriciteit’ van € 33.469,59, ‘administratiekosten’ van € 397,84, ‘netwerkkosten’ van
€ 2.486,87 en ‘uurtarief inspecteur’ van € 234,00. De schadevergoeding dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
Uitgaande van één oogst acht de officier van justitie de vordering van € 4.312,54 toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 december 2021 en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, gelet op het door haar gevoerde bewijsverweer, verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot schadevergoeding.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte van de diefstal van elektriciteit (feit 6) zal worden vrijgesproken, heeft dit tot gevolg dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.

8.Het beslag

De rechtbank zal de GSM die is aangetroffen in de Volkswagen Transporter (op de lijst vermeld onder 1) waar verdachte gebruik van maakte, verbeurdverklaren. De rechtbank gaat ervan uit dat het berichtenverkeer via deze GSM ten dienste heeft gestaan van de hennephandel als bedoeld in artikel 33a, lid 1, onder c, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
De Volkswagen Transporter (op de lijst vermeld onder 10) zal eveneens verbeurd worden verklaard. De bus is immers ook gebruikt bij het plegen van de strafbare feiten en niet kan worden vastgesteld aan wie de bus toebehoorde als bedoeld in artikel 33a, lid 2, onder b, Sr.
De goederen vermeld onder 4 tot en met 9 - hennepkwekerij/bouwmaterialen, hennep en henneptoppen - zullen worden onttrokken aan het verkeer nu hiermee de ten laste gelegde en deels bewezen verklaarde feiten zijn begaan, dit als een gezamenlijkheid van goederen kan worden beschouwd en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Nu geen gegevens zijn aangetroffen op de USB-sticks (op de lijst vermeld onder voorwerpen 2 en 3) die zijn gevonden nabij het schakelbord van de hennepplantage in het pand aan de [adres 2] in Sittard-Geleen en niet is komen vast te staan aan wie deze sticks toebehoorden, zal de rechtbank bewaring daarvan ten behoeve van de rechthebbende gelasten.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 207 Sr en de artikelen 3, 11 en 11a van Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de bij parketnummer 03/254454-21 onder feit 2 en feit 6 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezen verklaarde feiten tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van twee jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Benadeelde partij
  • bepaalt dat de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Beslag
- verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 1 GSM (Omschrijving: PL2300-2021191842-G1468066, wit, merk Google, voorwerp 1 op de lijst);
  • 1 personenauto, [nummer] (Omschrijving: PL2300-2021191842-G1467976, Volkswagen, voorwerp 10 op de lijst);
- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • hennepkwekerij, diversen (Omschrijving: PL2300-2021187651-G1468010, hennep, voorwerp 4 op de lijst);
  • hennepkwekerij, diversen (Omschrijving: PL2300-202121695-G1467985, hennep, voorwerp 5 op de lijst);
  • 2,2 kilogram verdovende middelen (Omschrijving: PL2300-2021193015-G1468499, henneptoppen, voorwerp 6 op de lijst);
  • bouwmateriaal (Omschrijving: PL2300-2021193015-G1468501, voorwerp 7 op de lijst);
  • 48,825 kilogram verdovende middelen (Omschrijving: PL2300-2021192152-G1468138, hennep, voorwerp 8 op de lijst);
  • bouwmateriaal (Omschrijving: PL2300-2021192152-G1468239, voorwerp 9 op de lijst);
- gelast de bewaring van de volgende in beslag genomen voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende:
  • USB-stick, memorykaart (Omschrijving: PL2300-2021187651-G1468017, Goudkleurig, voorwerp 2 op de lijst);
  • USB-stick, memorykaart (Omschrijving: PL2300-2021187651-G1468016, Goudkleurig, voorwerp 3 op de lijst);
Voorlopige hechtenis
- wijst af de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en
mr. D.J.E. Hamers-Aerts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Eroktay, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 29 mei 2024.
Buiten staat
Mr. Dijkshoorn-Sleebe is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
03/254454-21
Aan de verdachte is, nadat ter terechtzitting van 31 mei 2022 nadere omschrijving van de tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd dat
1
hij op tijdstippen in de periode van 14 juni 2020 tot en met 07 december 2021 in de gemeente Echt-Susteren en/of de gemeente Sittard-Geleen en/of de gemeente Beek, in elk geval in Nederland, meermalen, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid hennep en/of hashish en/of marihuana, in elk geval telkens een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of hashish en/of marihuana, telkens zijnde hashish en/of hennep en/of marihuana een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B
Opiumwet)
2
hij op of omstreeks 07 december 2021, in de gemeente Sittard-Geleen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 561 hennepplanten en/of 408 hennepstekken, althans een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan en/of stekken en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 11 lid 3 Opiumwet, art 3 ahf/ond B
Opiumwet)
3
hij op of omstreeks 07 december 2021 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,2 kilogram en/of 75 hennepstekken, in elk geval eén hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C
Opiumwet)
4
hij op of omstreeks 07 december 2021 in de gemeente Beek, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 50 kilogram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C
Opiumwet)
5
hij op of omstreeks 07 december 2021 in de gemeente Susteren,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten
armaturen en/of assimilatielampen en/of elektriciteitssnoeren en/of een schakelbord en/of een
tijdschakelaar en/of transformators en/of afzuigslangen/koppelstukken en/of een koolstoffilter en/of een luchtafzuiger en/of slakkenhuizen en/of ventilatoren en/of airco’s en/of een opticlimate en/of kachels en/of een luchtbevochtiger en/of water-/beluchting-/en dompelpompen en/of groeimiddelen en/of een hygro-ph/ec en thermometers
waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had (den) te vermoeden dat
voornoemde voorwerpen en/of stoffen bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 11a Opiumwet)
6
hij op of omstreeks 07 december 2021, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking.
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
03/094101-23
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 12 augustus 2020 te 's-Hertogenbosch,
in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vorderde en/of daaraan rechtsgevolgen verbond, te weten als getuige in een verhoor bij de raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het gerechtshof te
's Hertogenbosch, op 12 augustus 2020, mondeling en persoonlijk opzettelijk een valse verklaring onder ede heeft afgelegd door opzettelijk in strijd met de waarheid en/of met de werkelijkheid als volgt te verklaren, te weten:
"Toen de politie mij controleerde weet ik niet meer of ik een telefoon bij me had. In de periode 2012 en 2013 heb ik de woning van verdachte nooit gebruikt voor een ontmoeting. Ik ken [medeverdachte] niet."
(Artikel art 207 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
BIJLAGE II: De bewijsmiddelen
Vanwege de omvang en het gebruik van afbeeldingen zijn de bewijsmiddelen niet gepubliceerd.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03/254454-21 en 03/094010-23 (ttz.gev.)
Proces-verbaal van de openbare zitting van 29 mei 2024 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [adres 1] .
Raadsman is mr. S.F.J. Bergmans, advocaat, kantoorhoudende te Sittard.
Tegenwoordig:
mr. M.B. Bax , voorzitter,
mrs. D.J.E. Hamers-Aerts en mr. D. Osmić, rechters,
mr. , officier van justitie,
mr. L. Eroktay , griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zittingzaal aanwezig.
De voorzitter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.