Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de brief van 18 oktober 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de conclusie van dupliek
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen ING Bank N.V. en een gedaagde, die als medebestuurder van de failliete vennootschap Adriboo BV optrad. ING had een borgstelling van € 75.000,00 van de gedaagde, die was afgegeven ter dekking van een kredietfaciliteit aan Adriboo BV. Na het faillissement van Adriboo BV heeft ING de gedaagde aangesproken op de borgstelling, maar de gedaagde heeft zich verweerd door te stellen dat de vordering was verjaard en dat er een vaststellingsovereenkomst was gesloten die de eerdere borgstelling verving.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde op 26 januari 2016 een vaststellingsovereenkomst met ING heeft gesloten, waarin hij zich verplichtte om een bedrag van € 50.000,00 te betalen. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde deze verplichting niet was nagekomen, maar dat de vaststellingsovereenkomst de rechtsverhouding tussen partijen had gewijzigd. ING had in deze procedure echter geen beroep gedaan op de vaststellingsovereenkomst, maar enkel op de borgstelling. De rechtbank concludeerde dat ING geen aanspraak meer kon maken op de borgstelling, omdat zij zich had beperkt tot die grondslag en de gedaagde niet meer kon worden aangesproken op de borgstelling.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van ING afgewezen en ING veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn vastgesteld op € 4.850,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.