ECLI:NL:RBLIM:2024:2786

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
11104650 CV EXPL 24-2427
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een woning door de huurder tegen haar ex-partner

In deze zaak heeft de eiseres, die de woning huurt, een kort geding aangespannen tegen haar ex-partner, de gedaagde, met het verzoek om hem te veroordelen de woning te verlaten. De eiseres heeft sinds 18 januari 2021 de woning gehuurd en heeft nooit een verzoek gedaan om de gedaagde als medehuurder aan te stellen. Na een voorval op 29 april 2024 heeft de eiseres de woning verlaten en woont zij noodgedwongen elders. De gedaagde heeft herhaaldelijk geweigerd de woning te verlaten, ondanks verzoeken van de eiseres.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde geen recht of titel heeft om in de woning te verblijven, aangezien de eiseres de enige huurder is. De rechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang voor de eiseres, omdat zij niet in de woning kan verblijven en ook haar dochter uit een eerdere relatie niet kan zien. De vordering van de eiseres om de gedaagde te veroordelen de woning te verlaten is toegewezen, met de bepaling dat de gedaagde dit binnen twee weken na betekening van het vonnis moet doen. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De rechter heeft de gevorderde dwangsom afgewezen, omdat de eiseres al op grond van de wet kan zorgen voor de ontruiming. Het verbod voor de gedaagde om de woning te betreden is toegewezen, evenals de proceskosten die de eiseres heeft gemaakt. Dit vonnis is uitgesproken op 29 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11104650 \ CV EXPL 24-2427
Vonnis in kort geding van 29 mei 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. S.M.J. Cordewener,
tegen
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. B.H.M. Nijsten.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding van 17 mei 2024;
- de mondelinge behandeling van 27 mei 2024, waarvan de griffier zittingsaantekeningen heeft gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectie relatie gehad. Zij hebben samen een kind.
2.2.
[eiseres] huurt sinds 18 januari 2021 de woning gelegen aan de [adres] in [woonplaats] .
2.3.
Op enig moment is [gedaagde] bij [eiseres] ingetrokken. Sinds 2 februari 2024 staat hij ook op voormeld adres ingeschreven in de gemeentelijke basisregistratie. Partijen hebben nooit een verzoek gedaan aan de verhuurder van de woning om [gedaagde] contractueel medehuurder te laten worden.
2.4.
Nadat de relatie tussen partijen beëindigd was, heeft [eiseres] herhaaldelijk aan [gedaagde] verzocht om de woning te verlaten. [gedaagde] heeft aan deze verzoeken geen gehoor gegeven.
2.5.
Na een voorval in de woning op 29 april 2024 heeft [eiseres] de woning verlaten. Sinds die datum verblijft zij noodgedwongen elders.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
- om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] in [woonplaats] , te verlaten, de woning ter vrije beschikking aan [eiseres] te stellen en te laten, onder afgifte van de sleutels, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00 voor elke dag dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet;
- om de woning niet meer te betreden, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per overtreding, met een maximum van € 10.000,00;
- tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] zonder enig recht of titel in de woning verblijft. Zij is de enige huurder van de woning en betaalt ook als enige de huur van de woning, [gedaagde] draagt daar niets aan bij. Nadat hun relatie was beëindigd heeft [eiseres] herhaaldelijk aan [gedaagde] verzocht om uit de woning te vertrekken maar hieraan heeft hij geen gehoor gegeven. Dat is onrechtmatig nu daarmee een inbreuk wordt gemaakt op het gebruiksrecht van [eiseres] als de huurster van de woning. Na het voorval van 29 april 2024 bleek samenwonen niet langer mogelijk en heeft [eiseres] de woning noodgedwongen en met het oog op de veiligheid van haar en haar kind moeten verlaten, aldus [eiseres] . Daarom heeft zij er een spoedeisend belang bij dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot het verlaten van de woning.
3.3. (
De gemachtigde van) [gedaagde] heeft ter zitting erkend dat [gedaagde] geen medehuurder is van de woning. [gedaagde] heeft echter wel bijgedragen aan de vaste lasten en andere kosten voor de woning. Ook staat hij ingeschreven aan het adres van de woning en ontving hij tot voor kort een uitkering voor gehuwden/samenwonenden samen met [eiseres] . [gedaagde] heeft sinds anderhalve week weer een betaalde baan en is hard op zoek naar een andere woning, zo heeft zijn gemachtigde ter zitting verklaard. In dat kader verzoekt [gedaagde] om een maand de tijd om een nieuwe woning te vinden. Het vinden van een andere woning is erg lastig gelet op de gespannen situatie op de woningmarkt, aldus [gedaagde] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Een voorziening in kort geding kan slechts worden gegeven als sprake is van een spoedeisende zaak waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad is vereist. [eiseres] heeft aangevoerd dat zij momenteel noodgedwongen elders woont omdat zij niet samen met [gedaagde] in de woning wil en kan verblijven gelet op het voorval van 29 april 2024 en de adviezen die Veilig Thuis daaromtrent aan haar heeft gegeven. Zij betaalt echter wel de vaste lasten voor de woning. Daarnaast heeft zij ter zitting aangevoerd dat zij nog een dochter uit een eerdere relatie heeft waarvoor een omgangsregeling geldt. Die omgang kan momenteel niet plaatsvinden omdat [eiseres] niet in haar eigen woning verblijft. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] hiermee voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een spoedeisend belang.
4.2.
Om de onverwijlde voorzieningen te kunnen toewijzen zoals gevorderd in dit kort geding, dient met redelijke mate van zekerheid aangenomen te kunnen worden dat in een bodemprocedure de met de gevraagde voorzieningen (nagenoeg) overeenstemmende vorderingen zullen worden toegewezen, zodat het gerechtvaardigd is daarop vooruit te lopen. Die beoordeling geschiedt op basis van hetgeen in deze korte procedure naar voren is gebracht en voldoende aannemelijk is gemaakt. Hiermee rekening houdende overweegt de kantonrechter als volgt.
4.3.
Gelet op de erkenning van [gedaagde] is komen vast te staan dat alleen [eiseres] huurder is van de woning aan de [adres] in [woonplaats] en dat [gedaagde] geen medehuurder is. Nu [eiseres] [gedaagde] niet langer in de woning wenst te laten verblijven, hem meermaals heeft verzocht om de woning te verlaten en [gedaagde] evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat hij op andere gronden aanspraak kan maken op het voortgezet verblijf in de woning, verblijft hij daar momenteel zonder enig recht of titel en is het evident dat hij de woning zal moeten verlaten. De kantonrechter zal de vordering van [eiseres] met betrekking tot het verlaten van de woning dan ook toewijzen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden afgewezen omdat de kantonrechter van oordeel is dat [eiseres] daar onvoldoende belang bij heeft aangezien zij al op grond van de wet met behulp van een gerechtsdeurwaarder kan bewerkstelligen dat [eiseres] de woning zal verlaten en de sleutels van de woning zal inleveren.
4.4.
De termijn waarbinnen [gedaagde] de woning dient te verlaten zal in redelijkheid worden bepaald op twee weken na betekening van dit vonnis. Gelet op de verklaring van zijn gemachtigde dat hij al naarstig op zoek is naar andere woonruimte, moet [gedaagde] in staat worden geacht om binnen die periode – al dan niet tijdelijk – onderdak te vinden.
4.5.
Tegen het gevorderde verbod op het niet meer betreden van de woning heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd. Dit onweersproken verbod zal daarom, inclusief de gevorderde dwangsomveroordeling, worden toegewezen.
4.6.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
135,97
- griffierecht
87,00
- salaris gemachtigde
814,00
Totaal
1.036,97
4.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om de woning aan de [adres] in [woonplaats] , binnen twee weken na betekening van dit vonnis te verlaten en ter vrije beschikking van [eiseres] te stellen en te laten, onder afgifte van de sleutels,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om voornoemde woning niet meer te betreden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per overtreding, met een maximum van € 10.000,00,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van € 1.036,97, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW als deze niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.
LC