ECLI:NL:RBLIM:2024:2758

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
C/03/327965 / HA ZA 24-101
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering in incident tot oproeping in vrijwaring in geschil over afwikkeling nalatenschap

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, betreft het een vordering in een incident tot oproeping in vrijwaring. De eisers in het incident zijn erfgenamen van de overleden erflaatster, die op 22 mei 2024 een vordering hebben ingediend. De erflaatster is op [overlijdensdatum] 2020 overleden en heeft in haar testament van 18 oktober 2018 beschikt over haar nalatenschap. De eisers menen dat de notaris bij het passeren van het testament niet heeft gecontroleerd of de in het testament vermelde schoonzussen nog in leven waren en of de registergoederen nog in het bezit van de erflaatster waren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de notaris en het notariskantoor in vrijwaring kunnen worden opgeroepen, omdat er voldoende gronden zijn aangevoerd die deze oproeping kunnen dragen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak is opnieuw op de rol gezet voor een conclusie van antwoord en opgave van verhinderdata voor een mondelinge behandeling in de periode van september tot en met december 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/327965 / HA ZA 24-101
Vonnis in incident van 22 mei 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonend te [woonplaats 1] ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. R. Teerink,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
niet verschenen,
2.
[gedaagde sub 2],
wonend te [woonplaats 3] ,
gedaagde,
niet verschenen,
3.
[gedaagde sub 3],
wonend te [woonplaats 4] ,
gedaagde,
niet verschenen,
4.
[gedaagde sub 4],
wonend te [woonplaats 5] ,
gedaagde,
niet verschenen,
5.
[gedaagde sub 5],
wonend te [woonplaats 6] ,
gedaagde,
niet verschenen,
6.
[gedaagde sub 6],
wonend te [woonplaats 5] ,
gedaagde,
niet verschenen,
7.
[gedaagde sub 7],
wonend te [woonplaats 7] ,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. H.A.J. Kalsbeek,
8.
[gedaagde sub 8],
wonend te [woonplaats 8] ,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. H.A.J. Kalsbeek,
9.
[gedaagde sub 9] , mede in zijn hoedanigheid als voormalig (mede-) executeur, althans executeur in de nalatenschap van [erflaatster],
wonend te [woonplaats 9] ,
gedaagde,
eiser in het incident,
advocaat mr. H.A.J. Kalsbeek,
10.
[gedaagde sub 10],
wonend te [woonplaats 9] ,
gedaagde,
eiser in het incident,
advocaat mr. H.A.J. Kalsbeek,
11.
[gedaagde sub 11],
wonend te ’ [woonplaats 10] ,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. H.A.J. Kalsbeek.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 35
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
Op [overlijdensdatum] 2020 is overleden [erflaatster] (hierna: erflaatster), geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1923. Erflaatster is gehuwd geweest met [erflater] . De heer [erflater] is vooroverleden. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen geboren.
2.2.
Bij testament van 18 oktober 2018, verleden voor [naam notaris 1] , notaris te [vestigingsplaats 1] , heeft erflaatster over haar nalatenschap beschikt (productie 1 bij dagvaarding). Partijen zijn tot erfgenamen benoemd. Daarnaast zijn [gedaagde sub 9] en [naam notaris 1] gezamenlijk tot executeur benoemd.
2.3.
Erflaatster heeft in haar testament, onder ‘LEGATEN’ het volgende opgenomen:
“1. Ik legateer, om te worden afgegeven binnen negen maanden na mijn overlijden, aan mijn twee schoonzusters:
a. mevrouw [naam 1] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] negentienhonderd drie en twintig;
b. mevrouw [naam 2] , geboren te [geboorteplaats 2] , [geboortedatum 3]
negentienhonderd een en twintig,
gezamenlijk, ieder voor een/tweede onverdeeld gedeelte, zulks met het recht van plaatsvervulling en aanwas, waarbij er eerst plaatsvervulling dient te worden toegepast:
de registergoederen (land) zoals die door mijn vooroverleden echtgenoot, de heer [erflater] , geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 4] negentienhonderd tweeëntwintig, zijn verkregen door inschrijving ten Kantore van de Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers te Maastricht op zeven januari negentienhonderd negen en zestig in het Register Hypotheken 4 in deel 2712 nummer 142 van het afschrift van een akte van verdeling met levering, zeventien december negentienhonderd acht en zestig voor de destijds te [vestigingsplaats 2] gevestigde notaris [naam notaris 2] verleden.
2. Ik legateer aan ieder van mijn achterneven en achternichten een bedrag gelijk aan hetgeen ten tijde van mijn overlijden voor hun is vrijgesteld van erfbelasting berekend volgens de Successiewet 1956 of een daarvoor in de plaats gekomen regeling. Hetgeen mijn achterneven en achternichten uit mijn nalatenschap zullen ontvangen krachtens voornoemde legaten, zal bij de desbetreffende ouder van de desbetreffende achterneven en
achternichten worden ingekort op hetgeen zij uit mijn nalatenschap zullen ontvangen als erfgenaam.”

3.Het geschil

in de hoofdzaak

3.1.
Eiseres (hierna: [eiseres] ) wenst dat de nalatenschap van erflaatster wordt afgewikkeld en verdeeld. Zij vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaart dat de door erflaatster aan de dames [naam 1] en [naam 2] gelegateerde registergoederen niet tot de nalatenschap behoren en dat het legaat is komen te vervallen;
2. voor recht verklaart dat de declaratie ad € 1.179,75 van [naam bv] voor rekening van familie [erflater] , althans [gedaagde sub 9] , komt en te bepalen dat dit bedrag bij de verdeling van de nalatenschap verrekend dient te worden met de erfdelen van familie [erflater] , althans [gedaagde sub 9] ;
3. voor recht verklaart dat de alle declaraties van [naam advocaten] die ten laste van de nalatenschap zijn gebracht, waaronder de declaraties met een totale som van
€ 22.139,39, voor rekening van familie [erflater] , althans [gedaagde sub 9] , komen en te bepalen dat deze bedragen bij de verdeling van de nalatenschap verrekend dienen te worden met de erfdelen van familie [erflater] , althans [gedaagde sub 9] ;
4. voor recht verklaart dat ter zake de declaratie ad € 4.785,55 van [naam notarissen 1] een bedrag van € 2.390,05, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, voor rekening van familie [erflater] , althans [gedaagde sub 9] , komt en te bepalen dat dit bedrag bij de verdeling van de nalatenschap verrekend dient te worden met de erfdelen van familie [erflater] , althans [gedaagde sub 9] ;
5. bepaalt dat de registergoederen (grasland), kadastraal bekend gemeente [kadasternummers] , verkocht dienen te worden door een door de rechtbank in goede justitie te bepalen makelaar, waarbij de makelaar in goede justitie de vraag- en laatprijs bepaalt, althans de verkoop te bepalen op een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen wijze.
6. familie [erflater] , althans [gedaagde sub 9] , veroordeelt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met nakosten € 173,00 (zonder betekening) respectievelijk € 263,00 (met betekening), vermeerderd met de wettelijke rente over de proces- en nakosten als zij/hij de proces- en nakosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis heeft betaald.
in het incident3.2. Eisers in het incident (hierna: erven [erflater] ) vorderen dat hen wordt toegestaan de maatschap naar burgerlijk recht [naam notarissen 2] alsmede notaris
[naam notaris 1] pro se in vrijwaring op te roepen.
3.2.1.
Ter onderbouwing hiervan wordt aangevoerd dat [naam notaris 1] bij het passeren van het testament niet is nagegaan of beide in het testament vermelde schoonzussen nog in leven waren (dat was niet het geval) en of de registergoederen nog in het bezit van erflaatster waren (dat was eveneens niet het geval). [naam notaris 1] heeft bij brief van 16 april 2021 aan de advocaat van [eiseres] (productie 7 bij dagvaarding) bericht dat het de uitdrukkelijke wens c.q. intentie was van erflaatster en haar vooroverleden echtgenoot dat de percelen, dan wel de waarde daarvan, naar de zusters [erflater] zouden gaan. De erven [erflater] stellen dat, nu
[naam notaris 1] de wens van erflaatster niet heeft opgenomen in het testament, zij ernstig financieel benadeeld zijn bij de afwikkeling van de nalatenschap.
3.3.
[eiseres] stelt dat de incidentele vordering van de erven [erflater] niet met redenen omkleed is, maar zij refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Voor toewijzing van een vordering tot oproeping in vrijwaring is vereist dat de partij die een derde in vrijwaring wenst op te roepen zich beroept op een rechtsverhouding met die derde die meebrengt dat de partij de nadelige gevolgen van de beslissing in de hoofdzaak op die derde kan afwentelen. Het daadwerkelijk bestaan van de gestelde rechtsverhouding behoeft nog niet vast te staan. Dat zal in de vrijwaringszaak moeten worden onderzocht.
4.2.
Gelet op de door erven [erflater] aangevoerde grond voor de oproeping in vrijwaring, valt naar het oordeel van de rechtbank op voorhand niet uit te sluiten dat erven [erflater] geheel of gedeeltelijk regres zullen kunnen nemen op [naam notarissen 2] dan wel notaris [naam notaris 1] pro se. Dat is voor toewijzing van het verzoek voldoende.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen, nu de aangevoerde gronden die vordering kunnen dragen.
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
staat toe dat de maatschap naar burgerlijk recht [naam notarissen 2] alsmede notaris [naam notaris 1] pro se door [eiseres] worden gedagvaard tegen de terechtzitting van 3 juli 2024,
5.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
3 juli 2024voor conclusie van antwoord alsmede voor opgave verhinderdata aan de zijde van beide partijen voor een mondelinge behandeling in de periode september 2024 tot en met december 2024.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH