Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde sub 1] ,
1.De procedure
- de dagvaarding tevens incident ex artikel 843a Rv, met producties 1 t/m 27,
- de conclusie van antwoord in het incident.
2.De feiten
[eiseres] bericht (productie 2 bij dagvaarding):
- Partij 1[ [naam] ]
en partij 2[ [eiseres] ]
, hebben een affectieve relatie met elkaar gehad; - Gedurende hun affectieve relatie heeft partij 1 aan partij 2 verschillende bedragen ter leen verstrekt en diverse kosten namens partij 2 betaald;
- Van deze bedragen blijkt uit de overboekingen die zijn verricht vanuit de privé-bankrekening(en) van partij 1;
- Dat de affectieve relatie van partij 1 en partij 2 is beëindigd en dat zij in dit kader formeel willen vastleggen welke bedrag partij 2 aan partij 1 verschuldigd is.
3.De vorderingen in de hoofdzaak
d.d. 21 maart 2020 zijn zorgplicht jegens [eiseres] ernstig heeft verzaakt, waardoor [eiseres] substantiële vermogensschade heeft geleden,
4.Het geschil in het incident
[eiseres] aan de notaris werd verstrekt en waaruit de datum van verstrekking blijkt, overige mededelingen of anderszins inhoud van vertrouwelijke aard kan worden weggelakt.
5.De beoordeling in het incident
28 juni 2022 op verzoek van [eiseres] diverse stukken aan haar hebben toegezonden, waaronder de onderhandse geldleningsovereenkomsten, transactiedetails van een aantal betalingen en een document met omschrijving ‘Annuïteit op basis van huidige waarde, maandtermijnen’.
6.De beslissing
€ 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
22 mei 2024staat voor conclusie van antwoord.