ECLI:NL:RBLIM:2024:274

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
ROE 22/2818
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor legalisatie van appartementen in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 23 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor de legalisatie van twee appartementen. Eiser had op 30 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning, maar deze werd op 6 mei 2022 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenburg aan de Geul geweigerd. De weigering was gebaseerd op strijd met redelijke eisen van welstand en het bestemmingsplan, dat de appartementen als bijgebouwen kwalificeerde. Eiser ging in beroep tegen het bestreden besluit, maar de rechtbank oordeelde dat de weigering terecht was. De rechtbank stelde vast dat de appartementen niet voldeden aan de eisen van het bestemmingsplan, met name wat betreft de goothoogte en het gebruik van bijgebouwen als woning. Eiser betwistte de kwalificatie van de appartementen als bijgebouwen, maar de rechtbank volgde het standpunt van verweerder. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een goede ruimtelijke ordening en dat de aanvraag terecht was geweigerd. Eiser kreeg geen gelijk en het beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22 / 2818

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.J.J. Kreutzkamp),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenburg aan de Geul, verweerder
(gemachtigden: mr. G.A.M.C. Goossens en R.W.H. Brouns).

Procesverloop

Bij besluit van 6 mei 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten om de door eiser aangevraagde omgevingsvergunning voor het legaliseren van twee appartementen gelegen op het adres [adres] te [woonplaats] (hierna: de appartementen) te weigeren.
Bij besluit van 22 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft de weigering van de omgevingsvergunning in stand gelaten.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Op 30 maart 2022 heeft eiser een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend ten behoeve van de legalisatie van de appartementen. Verweerder heeft de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ op basis van het advies van de stadsbouwmeester geweigerd wegens strijd met redelijke eisen van welstand. [1] Daarnaast heeft verweerder de omgevingsvergunning geweigerd vanwege strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan [2] ‘Initieel Omgevingsplan Valkenburg aan de Geul 2020’ [3] (hierna: het bestemmingsplan), namelijk artikel 40.5, aanhef en onder c, en artikel 40.2.3, aanhef en onder b, van het bestemmingsplan. Omdat er volgens verweerder geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening heeft verweerder geweigerd om een omgevingsvergunning te verlenen voor de activiteit ‘handelen in strijd met het bestemmingsplan’. [4]
2. In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd, onder verwijzing naar het advies van de commissie voor de bezwaarschriften.
3. Eiser is het niet eens met de weigering van de omgevingsvergunning. Op hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd zal de rechtbank hierna ingaan.
Toepasselijk recht
4. Het bestreden besluit is een besluit genomen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Per 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden en is de Wabo ingetrokken. Omdat de aanvraag die heeft geleid tot het bestreden besluit is ingediend voor 1 januari 2024, volgt uit artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet dat dit geschil moet worden beoordeeld aan de hand van het voor die datum geldende recht.
Activiteit ‘bouwen’
5. Over de weigering van de vergunning voor de activiteit ‘bouwen’ overweegt de rechtbank het volgende.
6. Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo - voor zover hier relevant - is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
7. De omgevingsvergunning wordt – onder andere – geweigerd indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend. [5]
8. Over de aanvraag heeft de stadsbouwmeester een negatief advies afgegeven. Eiser heeft dit advies niet betwist en in beroep ook niets aangevoerd tegen de weigering van de omgevingsvergunning voor wat betreft de activiteit ‘bouwen’. Al daarom is er geen reden om de weigering van de omgevingsvergunning te vernietigen. Gelet op het verhandelde ter zitting ziet de rechtbank niettemin aanleiding om ook in te gaan op de weigering van de omgevingsvergunning wat betreft de activiteit ‘handelen in strijd met het bestemmingsplan’.
Activiteit ‘handelen in strijd met het bestemmingsplan’
9. Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo - voor zover hier relevant - is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
10. In artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo is bepaald dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1º met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2º in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3º in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke ordening bevat.
Is er sprake van strijd met het bestemmingsplan?
11. Ter plaatse van de appartementen gold ten tijde van het nemen van het bestreden besluit het ‘Initieel Omgevingsplan Valkenburg aan de Geul 2020’ (hierna: het bestemmingsplan). Op grond van het bestemmingsplan hebben de appartementen - voor zover hier relevant - de bestemming ‘Wonen’, de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’ en de gebiedsaanduiding ‘overige zone - Kernen’.
12. Uit artikel 40.5, aanhef en onder c van het bestemmingsplan volgt dat het verboden is om (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken als woning.
13. Op grond van artikel 1.45 van het bestemmingsplan is een 'bijgebouw’ een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat uit niet meer dan één bouwlaag bestaat.
14. Uit artikel 40.2.3, aanhef en onder b van het bestemmingsplan volgt dat de goothoogte van bijgebouwen maximaal 3,00 meter mag bedragen.
15. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de appartementen zijn aan te merken als bijgebouwen en deze daarom in strijd zijn met artikel 40.5, aanhef en onder c, van het bestemmingsplan. Daarnaast is volgens verweerder de goothoogte van de appartementen 3,30 meter waardoor deze tevens in strijd zijn met artikel 40.2.3, aanhef en onder b, van het bestemmingsplan.
16. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte de appartementen als bijgebouwen heeft aangemerkt in de zin van artikel 1.45 van het bestemmingsplan waardoor er volgens eiser geen sprake is van strijd met het bestemmingsplan. Volgens eiser zijn de appartementen niet architectonisch ondergeschikt aan het hoofdgebouw. Dat het hoofdgebouw uit meerdere bouwlagen bestaat, maakt dat niet anders. De appartementen zijn juist identiek aan de andere aanwezige appartementen. De appartementen kunnen door de vorm niet onderscheiden worden van het hoofdgebouw, althans van de zich daarin bevindende appartementen.
17. De rechtbank overweegt als volgt.
18. Dat de appartementen een goothoogte hebben van 3,30 meter en daarmee in strijd zijn met artikel 40.2.3, aanhef en onder b, van het bestemmingsplan is door eiser in beroep niet betwist. Wat eiser wel betwist is de strijdigheid met artikel 40.5 van het bestemmingsplan: volgens hem is deze bepaling niet van toepassing.
19. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat de appartementen waarop de aanvraag ziet vanwege hun architectonische en bouwkundige ondergeschiktheid ten opzichte van het naastgelegen en zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdgebouw aangemerkt moeten worden als bijgebouwen in de zin van artikel 1.45 van het bestemmingsplan. Deze bijgebouwen zijn weliswaar op grond van de ter plaatse geldende gebiedsaanduiding ‘overige zone - Kernen’ toegestaan binnen het bouwvlak, maar deze mogen op grond van artikel 40.5, aanhef en onder c, van het bestemmingsplan niet bewoond worden. De rechtbank volgt verweerder dan ook dat de aanvraag in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Daarbij acht de rechtbank tevens van belang dat eiser ter zitting niet heeft kunnen uitleggen wat de appartementen dan wel zijn.
20. Conclusie is dat verweerder de aanvraag terecht in strijd met de artikelen 40.2.3 en 40.5 van het bestemmingsplan heeft geacht.
Mocht verweerder de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan weigeren?
21. Zoals uit artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo volgt kan een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan alleen worden verleend als wordt voldaan aan twee voorwaarden. Allereerst moet – kort gezegd – sprake zijn van een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid, een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad of, zoals hier, een geval als bedoeld in artikel 4 van bijlage II bij het Bor. Ten tweede mag de activiteit niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. Het is aan verweerder om dat laatste te beoordelen; de bestuursrechter toetst terughoudend. Als aan de twee voorwaarden is voldaan, kan verweerder vergunning verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan.
22. Bij de beslissing om al dan niet gebruik te maken van die bevoegdheid, is het aan verweerder om een belangenafweging te maken. Daarbij dient verweerder de ruimtelijke effecten die optreden als gevolg van de afwijking af te wegen tegen de met de afwijking gediende belangen. In beroep beoordeelt de bestuursrechter onder meer of de belangenafweging onevenredig is uitgevallen.
23. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Dit gezien de situering van de appartementen achter het hoofdgebouw (‘wonen achter wonen’), gezien de uitstraling van de appartementen als bijgebouw en gezien het niet voldoen aan de geldende parkeernorm.
24. Eiser stelt zich op het standpunt dat de bewoning op de betreffende plek ruimtelijk aanvaardbaar is en in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Volgens eiser is de parkeernorm die is toegepast, de verkeerde en bovendien in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Daarnaast is er volgens eiser voor wat betreft de minimale oppervlakte-eis van 50 vierkante meter sprake van een motiveringsgebrek nu verweerder, ondanks het advies van de commissie bezwaarschriften hiertoe, geen nadere motivering op dit punt heeft opgenomen in het bestreden besluit.
25. De rechtbank overweegt als volgt.
26. Ter zitting is gebleken dat voor verweerder de situering van de appartementen achter het hoofdgebouw van doorslaggevende betekenis is geweest om de afwijking van het bestemmingsplan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten. De rechtbank stelt vast dat de appartementen volgens de aanvraag niet direct aan de straat liggen, maar achterin het perceel, bijna 30 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw. De rechtbank ziet geen reden voor het oordeel dat verweerder de situering van de appartementen achter het hoofdgebouw, niet mocht aanmerken als in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Verweerder mocht dan ook al om die reden de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan weigeren. Gelet daarop kan bespreking van de twee overige punten achterwege blijven.
Vertrouwensbeginsel
27. Eiser heeft ten slotte erop gewezen dat de appartementen er al zeer geruime tijd staan, ook op tekeningen, en verweerder daarmee bekend was en daartegen nooit is opgetreden. Volgens eiser mocht hij er derhalve op vertrouwen dat deze appartementen reeds vergund waren en indien dit niet het geval zou zijn, de vergunningverlening een formaliteit had moeten zijn. Niettemin is verweerder uitgebreid gaan toetsen aan wet en regelgeving. Eiser heeft in dit kader erop gewezen dat volgens hem verweerder tijdens de hoorzitting in ieder geval heeft erkend dat er al zeer geruime tijd sprake is van een gedoogsituatie.
28. De rechtbank overweegt als volgt.
29. Wie zich beroept op het vertrouwensbeginsel moet aannemelijk maken dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit hij/zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid zou uitoefenen en zo ja hoe.
30. Daargelaten of het vertrouwensbeginsel zou kunnen leiden tot verlening van de gevraagde omgevingsvergunning ondanks de strijd met een goede ruimtelijke ordening, is de rechtbank van oordeel dat van de kant van de overheid niet gebleken is van een uitlating en/of gedraging als hiervoor genoemd. Dat tot nog toe niet handhavend is opgetreden en dat de gemeente wel onroerendezaakbelasting voor de bestaande appartementen heeft geheven, vormt geen toezegging dat op een aanvraag tot legalisering positief zou worden beslist. Dit betekent dat het vertrouwensbeginsel al daarom niet kan leiden tot vernietiging van de weigering van de omgevingsvergunning.
Conclusie en gevolgen
31. De conclusie van het voorgaande is dat verweerder terecht de omgevingsvergunning heeft geweigerd. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
32. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.B.L. van der Weele, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E.M. Genders, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2024 .
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 23 januari 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo en artikel 2.10, tweede lid, van de Wabo.
3.Vastgesteld door de gemeenteraad op 5 oktober 2020.
4.Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1° en 2°, van de Wabo in samenhang met artikel 4, negende lid, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
5.Artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wabo.