Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
STICHTING VINCIO WONEN,
1.[gedaagde sub 1] ,
2.[gedaagde sub 2] ,
1.De procedure
- het exploot van dagvaarding d.d. 23 februari 2024
- het mondelinge antwoord en de schriftelijke weergave daarvan
- de rolbeslissing waarbij een mondelinge behandeling is gelast
- de mondelinge behandeling ter zitting van 17 april 2024.
2.De feiten
3.De vordering en het geschil
- ontbinding van de huurovereenkomst;
- de veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Vincio te stellen;
- de hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om aan Vincio € 2.766,22 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.350,86 vanaf
- de hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om aan Vincio € 675,43 per maand te betalen voor iedere ingegane maand vanaf 1 maart 2024 tot het tijdstip van de ontruiming (tot aan de ontbinding ten titel van huur en daarna ten titel van gebruiksvergoeding);
- de hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling van de proceskosten.
4.De beoordeling
3bedraagt (en niet € 245,1
8), zodat het toe te wijzen bedrag € 2.766,17 is, nu voor de overige € 0,05 geen grondslag bestaat. Daarbij heeft - vanzelfsprekend - te gelden dat bij de eventuele tenuitvoerlegging van dit vonnis rekening dient te worden gehouden met de inmiddels gedane betalingen van in totaal € 725,00.