ECLI:NL:RBLIM:2024:2662

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
10961001 CV EXPL 24-1112
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning wegens betalingsachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen STICHTING VINCIO WONEN en twee gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], die een woning huren van de stichting. De eisende partij, vertegenwoordigd door de gemachtigde Janssen & Janssen c.s. gerechtsdeurwaarders B.V., vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een betalingsachterstand. De huurprijs van de woning bedraagt € 675,43 per maand, welke tijdig dient te worden voldaan. De gedaagden hebben echter een huurachterstand opgebouwd, die op het moment van de zitting op 17 april 2024 meer dan drie maanden bedroeg.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden tekort zijn geschoten in hun verplichtingen uit de huurovereenkomst. De vordering van Vincio om de huurovereenkomst te ontbinden en de gedaagden te veroordelen tot ontruiming van de woning is toegewezen. Daarnaast zijn de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 2.766,17, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten. De rechter heeft ook bepaald dat de ontruiming binnen veertien dagen na betekening van het vonnis dient plaats te vinden.

De uitspraak is openbaar gemaakt en de kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Vincio direct kan overgaan tot uitvoering van het vonnis, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer 10961001 CV EXPL 24-1112
Vonnis van de kantonrechter van 22 mei 2024
in de zaak van
de stichting
STICHTING VINCIO WONEN,
gevestigd en kantoorhoudend in Hoensbroek,
eisende partij,
gemachtigde Janssen & Janssen c.s. gerechtsdeurwaarders B.V.
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

en

2.[gedaagde sub 2] ,

beiden wonend in [woonplaats] , aan de [adres] ,
gedaagde partij,
in persoon procederend.
Partijen worden hierna Vincio, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding d.d. 23 februari 2024
  • het mondelinge antwoord en de schriftelijke weergave daarvan
  • de rolbeslissing waarbij een mondelinge behandeling is gelast
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 17 april 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] huren van Vincio de woning gelegen in [woonplaats] aan de [adres] .
2.2.
De huurprijs bedraagt € 675,43 per maand, welk bedrag volgens de huurovereenkomst uiterlijk voor de eerste dag van iedere maand dient te worden voldaan.

3.De vordering en het geschil

3.1.
Op grond van een betalingsachterstand vordert Vincio - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad -:
  • ontbinding van de huurovereenkomst;
  • de veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Vincio te stellen;
  • de hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om aan Vincio € 2.766,22 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.350,86 vanaf
19 februari 2024 tot aan de dag van voldoening;
  • de hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om aan Vincio € 675,43 per maand te betalen voor iedere ingegane maand vanaf 1 maart 2024 tot het tijdstip van de ontruiming (tot aan de ontbinding ten titel van huur en daarna ten titel van gebruiksvergoeding);
  • de hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling van de proceskosten.
3.2.
Het bedrag van € 2.766,22 is als volgt opgebouwd:
€ 1.350,86 tot en met december 2023 onbetaald gelaten huur
€ 19,32 rente
€ 245,18 vergoeding van buitengerechtelijke kosten inclusief btw
€ 1.350,86 onbetaald gelaten huur over januari en februari 2024
€ 200,00- (op enig moment) in mindering betaald.
=========
€ 2.766,22.
3.3.
Ter zitting heeft de gemachtigde van Vincio te kennen gegeven dat inmiddels nog - in totaal - € 725,00 van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is ontvangen (wanneer precies blijft onduidelijk), doch dit is niet gepaard gegaan met een formele eiswijziging, zodat op de vordering als onder 3.2. geformuleerd dient te worden beslist.
3.4.
[gedaagde sub 1] heeft de omvang van de gestelde huurachterstand ter zitting niet weersproken, zodat die in deze procedure tussen partijen vaststaat.
3.5.
Vincio heeft ter zitting tevens te kennen gegeven weliswaar van mening te zijn dat [gedaagde sub 1] goede wil toont en dat zij bereid is om (opnieuw) betaalafspraken met [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te maken, maar dat zij niettemin een veroordelend vonnis als stok achter de deur wil hebben voor het geval [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de (nog te maken) betaalafspraken niet gaan nakomen. Bij (tijdige) nakoming van de te maken betaalafspraken zal Vincio in ieder geval niet tot tenuitvoerlegging van dit vonnis overgaan, aldus de gemachtigde van Vincio ter zitting.

4.De beoordeling

4.1.
Gezien de erkende omvang van de huurachterstand staat vast dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tekort geschoten zijn in de nakoming van de verbintenissen die voortvloeien uit de huurovereenkomst. De gevorderde ontbinding en ontruiming, alsmede de gevorderde betaling van de huurachterstand (waarvan - hoewel Vincio dat nergens met zoveel woorden stelt - desondanks vaststaat dat die op enig moment meer dan drie huurtermijnen heeft bedragen) en van de gebruiksvergoeding tot aan de ontruiming zijn derhalve toewijsbaar, alsmede de gevorderde en niet weersproken vergoeding van buitengerechtelijke kosten, zij het dat die laatste post blijkens de in het geding gebrachte productie 1 € 245,1
3bedraagt (en niet € 245,1
8), zodat het toe te wijzen bedrag € 2.766,17 is, nu voor de overige € 0,05 geen grondslag bestaat. Daarbij heeft - vanzelfsprekend - te gelden dat bij de eventuele tenuitvoerlegging van dit vonnis rekening dient te worden gehouden met de inmiddels gedane betalingen van in totaal € 725,00.
4.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Vincio tot de datum van dit vonnis begroot op € 1.109,39, bestaande uit € 476,00 aan salaris gemachtigde, € 496,00 aan griffierecht en € 137,39 aan explootkosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen Vincio en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gesloten huurovereenkomst betreffende de woning gelegen in [woonplaats] aan de [adres] ;
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om voormelde woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Vincio te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk om aan Vincio € 2.766,17 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.350,86 vanaf 19 februari 2024 tot aan de dag van voldoening;
5.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk om aan Vincio € 675,53 per ingegane maand te betalen vanaf 1 maart 2024 tot aan het tijdstip van de ontruiming;
5.5.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Vincio tot de datum van dit vonnis begroot op € 1.109,39;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en is in het openbaar uitgesproken.
RK