ECLI:NL:RBLIM:2024:2652

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
ROE 22/1937
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de opleiding tot politievlieger en de beoordeling van niet-technische vaardigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 24 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die zijn opleiding tot politievlieger bij de Landelijke Eenheid heeft aangevochten, en de korpschef van Politie, die de opleiding heeft beëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen officiële beoordeling heeft plaatsgevonden, zoals vereist in het mentorboek, en dat de beëindiging van de opleiding daarom op dezelfde wijze moet worden beoordeeld als wanneer er wel een beoordeling was geweest. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij de focus lag op de ontwikkeling van de eiser tijdens de verlengingsperiode van zijn opleiding. De rechtbank concludeert dat de eiser aan het einde van deze periode nog steeds niet voldeed aan de vereiste vaardigheden, met name op het gebied van belastbaarheid en niet-technische vaardigheden zoals communicatie en besluitvaardigheid. De rechtbank oordeelt dat de korpschef op basis van de mentorrapporten en de gesprekken met eiser terecht heeft besloten om de opleiding te beëindigen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en de rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/1937

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2024

in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde 1] ),
en

De korpschef van Politie, verweerder

(gemachtigden: mr. I.E.H. Versteijlen en [gemachtigde 2] ).

Inleiding

In het besluit van 24 februari 2022 (het primaire besluit) heeft [naam teamchef] , teamchef, in samenspraak met de Flight Manager besloten om met ingang van 27 juli 2021 eisers opleidingstraject tot politievlieger te beëindigen.
In het besluit van 7 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij deze rechtbank.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 9 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Relevante feiten en omstandigheden
1. Eiser is met ingang van 8 september 2018 benoemd in de functie van politievlieger bij de Landelijke Eenheid, Team Vliegdienst. Bij de start van zijn opleiding heeft hij het Mentorboek ontvangen. Eiser is niet gelijk begonnen met mentorfase A van zijn opleiding tot politievlieger op de helikopter EC-135, omdat hij op dat moment nog bepaalde opleidingsonderdelen moest afronden. Wel is eiser op 8 september 2018 gestart met zijn Commercial Pilot License (CPL) opleiding met een ander type helikopter. Vanaf 10 december 2019 is eiser overgestapt op de EC-135.
1.1.
Op 13 juni 2020 is eiser begonnen aan mentorfase A van zijn opleiding. Hij had op dat moment al 150 vlieguren op de EC-135 gemaakt.
1.2.
Tijdens mentorfase A van het opleidingstraject is eiser gekoppeld aan een eigen mentor en aan andere mentoren, die met hem meevliegen en hem coachen. Na iedere vlucht hebben de mentoren een rapport (een kort verslag) opgemaakt van de vlucht en is er een debriefing (nabespreking van de uitgevoerde vlucht) geweest.
1.3.
Op 21 september 2020 heeft er een voortgangsgesprek plaatsgevonden met eiser, omdat de ontwikkeling van eiser op het gebied van de vereiste technische- (vliegmanoeuvres) en niet-technische vaardigheden (communicatie, flexibiliteit, belastbaarheid en besluitvaardigheid) in de ogen van verweerder achterbleven. Naar aanleiding van dit gesprek zijn er afspraken met eiser gemaakt en heeft eiser ondersteuning gekregen van een luchtvaartpsycholoog.
1.4.
Eind maart 2021 heeft eiser het aantal vlieguren, die staan voor mentorfase A (270 uren), erop zitten. Omdat eiser volgens verweerder nog niet het vereiste niveau heeft behaald, heeft er op 9 april 2021 een tweede voortgangsgesprek plaatsgevonden. Daarbij is afgesproken dat mentorfase A met drie maanden wordt verlengd tot 9 juli 2021, waarna er een definitief besluit over de voortgang van eisers opleidingstraject wordt genomen. Dit is bevestigd in een e-mail van 10 april 2021 aan eiser.
1.5.
Op 25 juni 2021 hebben de mentoren de ontwikkeling van eiser als politievlieger in mentorfase A besproken. De mentoren zijn tot het oordeel gekomen dat zij onvoldoende ontwikkeling hebben gezien in met name de niet-technische vaardigheden van eiser. Dit oordeel hebben de mentoren onderbouwd met voorbeelden uit verschillende mentorrapporten. Volgens de mentoren zal eiser het einddoel – te weten: “veilig en effectief single pilot onder alle omstandigheden” – niet gaan halen en zij vinden het daarom onverantwoord om eisers opleidingstraject voort te zetten. De mentoren hebben de leiding dan ook geadviseerd om de opleiding van eiser stop te zetten.
1.6.
Op 8 juli 2021 is in een gesprek aan eiser medegedeeld dat zijn opleiding tot politievlieger wordt beëindigd. Op 27 juli 2021 heeft er een vervolggesprek plaatsgevonden.
1.7.
Aan eiser is op 10 november 2021 het voornemen tot beëindiging van zijn opleiding toegestuurd. Eiser heeft daarop mondeling zijn zienswijze toegelicht. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen.
1.8.
In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd en het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Volgens verweerder heeft eiser na 9 april 2021 weliswaar in zijn technische vaardigheden vooruitgang laten zien, maar bij een toename van druk bleef zijn presteren als gezagvoerder een punt van zorg. In het bijzonder schoot eiser dan tekort op niet-technische vaardigheden, zoals communicatie, assertiviteit, flexibiliteit, belastbaarheid en besluitvaardigheid. Het vliegen en het politiewerk gingen volgens verweerder los van elkaar goed, maar als die twee werkzaamheden gecombineerd werden en de druk toenam dan lagen eisers prestaties als gezagvoerder onder het gewenste niveau. Op zo’n momenten had eiser nog te vaak een mentor of een Tactical Flight Officer (TFO) nodig om hem te behoeden voor het maken van een fout.
Standpunt van eiser
2. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat hij niet aan de hand van concrete voorbeelden is gewezen op zijn tekortkomingen. Ook is hem geen serieuze en concrete verbeterkans geboden. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet, zoals voorgeschreven in het mentorboek, is voorgedragen voor de operationele check en is er ook geen (fase)beoordeling opgemaakt. Eiser heeft vraagtekens geplaatst bij de objectiviteit van de mentorrapporten. Volgens eiser zijn deze rapporten eenzijdig en subjectief en is daarin geen herkenbare aandacht voor de vereiste competenties te lezen. Daarnaast is het volgens eiser niet mogelijk geweest om iets in te brengen tegen de inhoud van de mentorrapporten. Verder heeft eiser naar voren gebracht dat hij heeft gevlogen met (ongeveer) zeven mentoren, ieder met hun eigen voorkeuren en technieken. Dit heeft volgens eiser bij hem gezorgd voor onduidelijkheid ten aanzien van wat precies van hem verwacht werd. Bovendien bestaan de mentoren uit vliegers en instructeurs. De vliegers zijn volgens eiser wel inhoudsdeskundig, maar niet opleidingsdeskundig en hebben dus geen gedegen achtergrond of ervaring om kennis over te brengen. Eiser heeft bestreden dat er maandelijks met hem gesprekken zijn gevoerd, waarin de gestelde tekortkomingen met hem zijn besproken. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet gewezen is op concrete verbeterpunten en ook niet op een mogelijke beëindiging van zijn opleiding als hij zijn functioneren op die punten niet zou verbeteren. Eiser heeft verder ontkend dat zijn bezoek aan de luchtvaartpsycholoog verband hield met het ontwikkelen van bepaalde functiegerichte competenties. Eiser is van mening dat de eindrapport van de mentoren van 25 juni 2021 niet gezien kan worden als een (fase)beoordeling op basis waarvan de opleiding mag worden beëindigd. Eiser plaatst verder vraagtekens bij de zorgvuldigheid waarmee dit rapport tot stand is gekomen. Zo weet hij niet wie allemaal hebben deelgenomen aan het overleg op 25 juni 2021.
2.1.
In het aanvullend beroepschrift van 26 maart 2024 heeft eiser verwezen naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 4 april 2013 [1] , die volgens hem veel gelijkenissen vertoont met zijn zaak. Uit deze uitspraak volgt volgens eiser dat als een formele beoordeling ontbreekt bij een besluit over een ontheffing uit een opleiding vergelijkbare eisen mogen worden gesteld als de eisen waaraan een aan een zodanig besluit ten grondslag te leggen beoordeling moet voldoen. Afgezien van het eindrapport van de mentoren is er volgens eiser geen enkel functionerings- en/of gespreksverslag voorhanden waaruit blijkt dat hij tijdig en concreet is gewezen op de gestelde tekortkomingen en dat hem is kenbaar gemaakt op welke wijze hij die diende te verbeteren. Van een feitelijk verbeterplan is volgens eiser op geen enkele wijze sprake geweest. Eiser meent dat deze gebreken niet kunnen worden gerepareerd door de mentorrapporten, omdat – zoals eerder al door hem naar voren is gebracht – deze eenzijdig en subjectief zijn en daarin geen aandacht is besteed aan de vereiste competenties. Volgens eiser is verweerder er dan ook niet in geslaagd aannemelijk te maken dat het negatieve advies van de mentoren van 25 juni 2021 niet op onvoldoende gronden berust.
Inhoudelijk oordeel van de rechtbank
3. Uit het mentorboek maakt de rechtbank op dat aan het einde van mentorfase A van de opleiding tot politievlieger naast een theorietoets ook een operationele check (praktijktoets) plaatsvindt. Als de operationele check is afgerond, volgt tot slot de fasebeoordeling. Deze beoordeling is goed als de uitslag van de operationele check een “pass” (doorgang) is. Indien de uitslag van de operationele check een “fail” (mislukking) is, volgt er een fasebeoordelingsgesprek. Dit gesprek vindt ook plaats, indien de leerling-vlieger niet wordt voorgedragen door de mentoren voor een operationele check [2] .
3.1.
De rechtbank stelt vast dat in het geval van eiser er geen operationele check en geen fasebeoordeling heeft plaatsgevonden. Wel zijn er op 8 juli 2021 en 27 juli 2021 gesprekken met eiser gevoerd over het voornemen om de opleiding te stoppen. Deze gesprekken kunnen naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als een fasebeoordelingsgesprek. Verder staat vast dat eisers opleiding vlak voor het einde van de verlengingstermijn van de A-fase van zijn opleiding is beëindigd. Dit betekent dat er in eisers geval geen officiële beoordeling heeft plaats gehad.
3.2.
Door eiser is terecht gewezen op de uitspraak van de CRvB van 4 april 2013 [3] , waarin is overwogen dat in het geval er geen officiële beoordeling heeft plaatsgevonden het beëindigen van de opleiding op eenzelfde manier moet worden beoordeeld alsof er een beoordeling is opgemaakt.
3.3.
Uit vaste rechtspraak van de CRvB [4] volgt dat de toetsing van de inhoud van een beoordeling beperkt is tot de vraag of die beoordeling op voldoende gronden berust. Bij negatieve oordelen moet het bestuursorgaan dit met concrete feiten onderbouwen. Niet doorslaggevend is dan of elk feit juist is vastgesteld of geduid; het gaat erom of het totale beeld van de beoordeling deze toetsing doorstaat.
3.4.
De rechtbank overweegt dat met eiser twee voortgangsgesprekken zijn gehouden, maar daarvan zijn geen gespreksverslagen opgemaakt. In het eindrapport van de mentoren van 25 juni 2021 is echter weergegeven wat er tijdens het gesprek van 21 september 2020 is besproken en afgesproken. De gemaakte afspraken waren dat (i) eiser doorgaat in de mentorfase A, tot aan de urenstand die daarvoor staat, zijnde 270 uur, (ii) eiser ondersteuning krijgt van een luchtvaartpsycholoog, (iii) eiser keuzes moet maken tijdens de vluchten, die hij maakt, en (iv) er maandelijkse gesprekken met eiser worden gehouden over zijn voortgang. Door eiser is ter zitting erkend dat het voorgaande met hem besproken is en dat hij besluitvaardiger moest zijn. Wat tijdens het tweede voortgangsgesprek van 9 april 2021 is besproken, is vanwege het ontbreken van een gespreksverslag, niet duidelijk. Eiser heeft ter zitting verklaard dat – gelet op zijn aantekeningen die hij destijds heeft gemaakt – tijdens het gesprek op 9 april 2021 in ieder geval gesproken is over de belastbaarheid en hoe hij relaxter in de helikopter kan zitten. Niet is vast komen te staan dat op 9 april 2021 gesproken is over de andere niet-technische vaardigheden, waarover een politievlieger dient te beschikken, te weten: communicatie, assertiviteit, flexibiliteit en besluitvaardigheid.
3.5.
De rechtbank stelt verder vast dat in het gesprek van 9 april 2021 met eiser is afgesproken dat hij een verlenging krijgt van mentorfase A van drie maanden (tot 9 juli 2021). Eiser heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat hij wist dat als hij binnen die verlengingstermijn niet zou slagen voor zijn opleiding, deze zou worden beëindigd.
3.6.
De rechtbank merkt op dat de beoordeling van eiser moet worden bezien in het licht van de situatie waarin die plaatsvindt. Het gaat hier om een opleiding, die is verlengd, omdat eiser op het einde van mentorfase A nog niet op een niveau was dat hij door kon gaan naar de B-fase van zijn opleiding. De rechtbank is – gelet op deze verlenging van de opleiding – van oordeel dat de beoordeling van eiser beperkt moet worden tot deze periode, met name het einde van deze periode (juni 2021) moet als belangrijkste ijkpunt worden genomen, omdat in het begin van de verlengingsperiode (april 2021) eiser nog bezig was met opbouwen.
3.7.
Uit de voorhanden zijnde mentorrapporten maakt de rechtbank op dat eiser aan het einde van de verlengingsperiode nog steeds niet goed “het plaatje in zijn hoofd heeft” en moeite heeft met “awareness” (bewustzijn) ten opzichte van het overig vliegverkeer. Dit blijkt uit de mentorrapporten van 10 juni 2021 en 25 juni 2021. Eiser schatte tijdens deze vluchten de situatie rond het vliegverkeer op Schiphol niet goed in. Naar het oordeel van de rechtbank is het van cruciaal belang dat een politievlieger, zoals eiser, dit wel moet kunnen in verband met de veiligheid in het luchtruim en op de grond. Het voorgaande betekent dat de belastbaarheid van eiser op dit punt nog onvoldoende is, terwijl van hem wel wordt verwacht dat hij deze vaardigheid voldoende heeft ontwikkeld bij de afronding van de A-fase van zijn opleiding. De rechtbank is van oordeel dat verweerder reeds hierom al aanleiding heeft kunnen zien om het opleidingstraject van eiser te beëindigen.
3.8.
Voor zover eiser heeft betoogd dat de mentorrapporten eenzijdig en subjectief zijn en daarin geen herkenbare aandacht voor de vereiste vaardigheden is te lezen, overweegt de rechtbank het volgende. Onderaan het mentorrapport is een apart kopje met aandachtspunten opgenomen, waarin de kritiekpunten op eisers vaardigheden die verbetering behoeven, worden vermeld. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de vaardigheden van een politievlieger zijn terug te vinden in het mentorboek [5] en in zijn functiebeschrijving. Eiser wordt geacht hiermee bekend te zijn. Bovendien heeft eiser zelf ter zitting verklaard dat in het laatste voortgangsgesprek van 9 april 2021 met hem is gesproken over zijn belastbaarheid. Dat de mentorrapporten eenzijdig en subjectief zijn, zoals eiser stelt, is de rechtbank niet gebleken. Verweerder heeft aangegeven dat eiser in het geval hij een aanvulling op het mentorrapport had willen maken, hij dit had kunnen doen. Eiser heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Hij heeft zich ook niet bij de mentoren gemeld om een mentorrapport te wijzigen in het geval van een inhoudelijke onjuistheid in dit rapport. Deze beroepsgrond van eiser slaagt niet.
3.9.
De rechtbank volgt het standpunt van verweerder in het verweerschrift, met de daarin gegeven toelichting, dat de stelling van eiser dat mentoren die geen opleidingsinstructeur zijn geen gedegen achtergrond of ervaring hebben om kennis over te brengen, niet kan worden gevolgd.
3.10.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder – in navolging van het advies van de mentoren van 25 juni 2021 – zich op het standpunt mocht stellen dat eiser een onvoldoende ontwikkeling heeft laten zien op het gebied van belastbaarheid met betrekking tot het “plaatje in zijn hoofd hebben” en “awareness”, die benodigd zijn voor de uitoefening van de functie politievlieger. Dit standpunt is door verweerder toereikend onderbouwd en berust op voldoende gronden. Verweerder heeft daarom kunnen overgaan tot het beëindigen van eisers opleiding. De overige beroepsgronden leiden niet tot een ander oordeel.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond.
4.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.H. Span-Henkens, rechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 24 mei 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Dit volgt uit pagina 11 en 12 van het mentorboek.
3.Zie noot 1.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 20 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:4326.
5.Zie pagina 12, onder 1.4.2, van het mentorboek.