7.2.De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
8. Eiser heeft allereerst verwezen naar de gronden van bezwaar, die als herhaald en ingelast moeten worden beschouwd. Eiser heeft aangevoerd dat hij het pand huurt van de erfgenamen van de voormalige verhuurder, die inmiddels overleden is. De voormalige verhuurder is volgens eiser strafrechtelijk veroordeeld voor feiten die dateren uit de periode 2002 -2008. Dit is volgens eiser zolang geleden dat deze feiten niet meer aan hem kunnen worden tegengeworpen. Ook staan de feiten, waarvoor de voormalige verhuurder is veroordeeld, volgens eiser niet in zodanige relatie tot de huur van het pand dat hij daar op kan worden afgerekend. Eiser heeft verder aangevoerd dat eventuele onvolkomenheden in de eerste Bibob-aanvraag, die aan hem in persoon worden tegengeworpen, niet van zodanige ernst of aard zijn dat dit terecht gebeurt. Ook is eiser van mening dat verweerder ten onrechte niet heeft meegewogen in zijn besluitvorming dat hij in het verleden een soortgelijke horecaonderneming heeft geëxploiteerd in de gemeente Kerkrade en dat er nooit problemen zijn geweest. Tot slot heeft eiser aangevoerd dat het om niet gebruik kunnen maken van het betreffende bedrijfspand, anders dan verweerder stelt, geen voordeel voor hem oplevert, omdat hij nog steeds geen exploitatievergunning heeft en dus ook geen onderneming kan runnen of een inkomen kan verdienen. Volgens eiser is het bestreden besluit in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
Gronden van bezwaar als herhaald en ingelast beschouwen
9. Ten aanzien van het betoog van eiser dat alles wat hij eerder heeft aangevoerd als herhaald en ingelast moet worden beschouwd, overweegt de rechtbank dat, nu de burgemeester in het bestreden besluit gemotiveerd heeft gereageerd op de gronden van bezwaar en eiser in beroep met de enkele verwijzing naar zijn gronden van bezwaar niet heeft toegelicht waarom hij het met de reactie van de burgemeester niet eens is, de beroepsgrond niet slaagt. De rechtbank bespreekt daarom alleen wat eiser in beroep concreet heeft aangevoerd.
Het advies van de LBB van 2 november 2021
10. De burgemeester heeft aan het bestreden besluit het LBB-advies van 2 november 2021 ten grondslag gelegd. Het LBB heeft in dit advies geconcludeerd dat er ernstig gevaar bestaat dat de aangevraagde exploitatievergunning mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten (artikel 3, eerste lid, onder a, van de Wet Bibob). Verder heeft het LBB geconcludeerd dat er ernstig gevaar bestaat dat de vergunning mede zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen (artikel 3, eerste lid, onder b, van de Wet Bibob).
11. Het LBB heeft haar oordeel ten aanzien van de a-grond gebaseerd op feiten en omstandigheden die erop wijzen dat de voormalige verhuurder valsheid in geschrifte heeft gepleegd, hij zich schuldig heeft gemaakt aan flessentrekkerij en oplichting en dat hij in de periode 2004-2009 in strijd heeft gehandeld met de AWR. Op 9 maart 2020 is [voormalig verhuurder] hiervoor strafrechtelijk veroordeeld tot een geldboete van € 200.000,00 en tot een gevangenisstraf van één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Het LBB acht het aannemelijk dat de voormalige verhuurder een zeer groot financieel voordeel heeft behaald met de hiervoor vermelde strafbare feiten, te weten (minimaal) een bedrag van € 132.021,00. Eiser staat volgens het LBB in relatie tot deze strafbare feiten en dit voordeel, omdat hij tot een zakelijk samenwerkingsverband heef gestaan tot de voormalige verhuurder (huurrelatie voor wat betreft pand en inventaris) én omdat die voornoemd indirect vermogen heeft verschaft aan eiser (omdat eiser tot nu toe geen huur heeft hoeven te betalen, maar wel gebruik heeft kunnen maken van het pand).