4.5.Verzoekster heeft gesteld en aan de hand van de door haar in het geding gebrachte stukken voldoende onderbouwd dat [echtgenote overledene] geen contact met haar en de kinderen wil. [de kinderen] hebben, toen bleek dat hun vader ongeneeslijk ziek was, enkele malen contact gehad met hem. Na zijn overlijden heeft verzoekster contact opgenomen met [echtgenote overledene] en / of met familieleden van de vader met het verzoek om [de kinderen] de uitvaart te laten bijwonen. Dat verzoek is niet gehonoreerd. Uiteindelijk is, na tussenkomst van de rechtsbijstandsverzekeraar van verzoekster, toestemming gegeven aan [de kinderen] om afscheid te nemen van hun vader in die zin dat zij de gesloten kist waarin erflater was opgebaard mochten bezoeken. Verzoekster mocht daarbij niet aanwezig zijn. De uitvaartplechtigheid hebben [de kinderen] niet mogen bijwonen. Vervolgens heeft geen contact meer plaatsgevonden tussen verzoekster en [echtgenote overledene] , ook niet met het oog op de afwikkeling van de nalatenschap. Verzoekster heeft op dit punt verklaard dat zij, mede als gevolg van deze gang van zaken, niet erop bedacht was dat [de kinderen] erfgenaam waren, dat zij betrokken dienden te worden bij de afwikkeling van de nalatenschap en dat zij als wettelijke vertegenwoordiger namens hen een keuze zou kunnen maken om de nalatenschap beneficiair te aanvaarden dan wel te verwerpen. Verzoekster was, zo heeft zij verklaard, in de veronderstelling dat [de kinderen] pas door plaatsvervulling, na een eventuele verwerping door [echtgenote overledene] , in beeld zouden komen als erfgenaam.
4.5.1.Blijkens het door verzoekster in het geding gebrachte uittreksel uit het boedelregister heeft [echtgenote overledene] de nalatenschap op 23 februari 2023 verworpen. Ook in dat kader heeft [echtgenote overledene] geen contact opgenomen met verzoekster. Dit had wel voor de hand gelegen. Als gevolg van de verwerping van de nalatenschap is [echtgenote overledene] geen erfgenaam meer. Dit betekent dat zij àlle tot de nalatenschap behorende vermogensbestanddelen, zoals persoonlijke spullen van erflater maar ook alle overige zaken die tot zijn nalatenschap behoren, in beginsel aan verzoekster als wettelijke vertegenwoordiger van [de kinderen] ter beschikking had moeten stellen. Dit zou alleen anders zijn in het geval de nalatenschap op dat moment al namens hen was verworpen. Dit is, zo heeft verzoekster verklaard, echter niet gebeurd. [echtgenote overledene] heeft haar, zo stelt zij, zelfs niet geïnformeerd over de verwerping van de nalatenschap.
4.5.2.Verzoekster is pas op de hoogte geraakt hiervan door ontvangst van een brief van (een advocaat van) de Volksbank N.V. van 28 november 2023. In die brief stelt de Volksbank dat zij schuldeiser is van de nalatenschap en verzoekt zij, zo begrijpt de kantonrechter, onder andere om informatie over de omvang en samenstelling van de nalatenschap. Verzoekster heeft bij e-mailbericht van 22 december 2023 de enige bij haar bekende informatie - dat voor zover zij weet een auto en een chalet tot de nalatenschap behoort - verstrekt en heeft de Volksbank voor het overige verwezen naar [echtgenote overledene] . De Volksbank reageert bij brief van 23 januari 2024, die door verzoekster in het geding is gebracht, hierop.
4.5.3.In die brief verzoekt de Volksbank, kort samengevat, om binnen vier weken een boedelbeschrijving, voorzien van onderliggende stukken, en de lijst van schuldeisers aan haar te doen toekomen. De Volksbank wenst, zo meldt zij in haar brief, op basis daarvan te beoordelen of de nalatenschap verhaal biedt voor een deel van haar vordering. In reactie op de mededeling van verzoekster in haar e-mailbericht van 22 december 2023 dat erflater voor zover haar bekend in het bezit was van een chalet en een auto, deelt de Volksbank mede dat “dit actief” in kaart dient te worden gebracht, dient te worden vermeld op de boedelbeschrijving en eventueel te gelde dient te worden gemaakt ten behoeve van de schuldeisers van de nalatenschap. Tot slot deelt de Volksbank mede dat verzoekster mogelijk tekortschiet in de naleving van de wettelijke verplichtingen die op haar als vereffenaar rusten en dat dit tot persoonlijke aansprakelijkheid zou kunnen leiden.
4.5.4.Als de kantonrechter de hand houdt aan de termijn van drie maanden dan betekent dit dat verzoekster, als wettelijke vertegenwoordiger van [de kinderen] , de nalatenschap moet vereffenen. Verzoekster heeft voldoende onderbouwd dat het saldo van deze nalatenschap negatief is. Enerzijds gelet op hetgeen zij heeft gesteld over de financiële positie van de vader tijdens de relatie en na beëindiging daarvan, waarbij de kantonrechter in aanmerking neemt dat verzoekster genoegzaam heeft onderbouwd dat de familierechter heeft geoordeeld dat erflater vanwege de grote omvang van zijn schulden geen draagkracht had om kinderalimentatie ten behoeve van [de kinderen] te voldoen. Anderzijds valt niet in te zien waarom [echtgenote overledene] de nalatenschap van haar echtgenoot zou verwerpen in het geval het saldo daarvan positief zou zijn. Dit betekent dat verzoekster in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger een nalatenschap dient te vereffenen met een negatief saldo.
4.5.5.Daar komt bij dat verzoekster voldoende heeft onderbouwd dat zij zelf geen dan wel nauwelijks zicht heeft op de omvang en samenstelling van de nalatenschap, terwijl dit wel noodzakelijk is om haar rol van vereffenaar deugdelijk te kunnen vervullen. Verder heeft verzoekster onderbouwd dat [echtgenote overledene] , die als echtgenote en ex-erfgenaam wél weet (dan wel over de daarvoor relevante informatie kan beschikken dan wel deze heeft kunnen achterhalen) wat de omvang en samenstelling van de nalatenschap is, haar niet vrijwillig informatie zal verstrekken. Dit blijkt genoegzaam uit de door verzoekster aan de hand van correspondentie onderbouwde gang van zaken rondom de uitvaart van erflater én uit het feit dat [echtgenote overledene] na verwerping van de nalatenschap geen contact heeft opgenomen met verzoekster om de tot de nalatenschap behorende vermogensbestanddelen ten behoeve van [de kinderen] ter beschikking te stellen.
4.5.6.Tevens geldt dat verzoekster stelt dat zij rekening ermee houdt dat [echtgenote overledene] tot de nalatenschap behorende vermogensbestanddelen nog steeds in haar bezit heeft dan wel dat zij deze te gelde heeft gemaakt, nu deze niet aan [de kinderen] ter beschikking zijn gesteld. Of dit het geval is kan de kantonrechter niet beoordelen. Wel geldt dat de omstandigheid dat de tot de nalatenschap behorende vermogensbestanddelen tot dusver niet in kaart zijn gebracht en niet aan verzoekster ter beschikking zijn gesteld, meebrengt dat zij op dit moment niet aan haar verplichtingen als vereffenaar kan voldoen. In die hoedanigheid dient zij de tot de nalatenschap behorende vermogensbestanddelen immers te beheren en, zo nodig, ten behoeve van de schuldeisers te gelde te maken. Dat lukt nu niet. In het geval [echtgenote overledene] die vermogensbestanddelen onder zich blijft houden dan wel al te gelde heeft gemaakt, zal dat ook niet meer lukken.
4.5.7.Gelet hierop ligt het in de rede dat verzoekster kosten zal moeten maken, bijvoorbeeld voor het inschakelen van rechtsbijstand teneinde [echtgenote overledene] ertoe te bewegen de noodzakelijke informatie te verstrekken en de tot de nalatenschap behorende vermogensbestanddelen af te geven. De wetgever biedt weliswaar de mogelijkheid aan verzoekster om een verzoek tot benoeming van een (professionele) vereffenaar in te dienen, maar daarmee is verzoekster niet geholpen. Een te benoemen vereffenaar dient immers te worden betaald voor zijn werkzaamheden. Aangezien het niet voor de hand ligt dat de nalatenschap deze kosten kan voldoen, wordt verzoekster hiermee geconfronteerd. Linksom of rechtsom zal verzoekster dus hoogstwaarschijnlijk kosten moeten maken voor de vereffening van een negatieve nalatenschap. Die kosten drukken op het gezinsinkomen, zodat [de kinderen] indirect hierdoor worden benadeeld. De kantonrechter acht dit niet in hun belang.
4.5.8.Ten slotte acht de kantonrechter de kans reëel dat verzoekster in haar hoedanigheid van vereffenaar wordt geconfronteerd met een mogelijke aansprakelijkstelling door schuldeisers van de nalatenschap in het geval zij haar taak als vereffenaar niet naar behoren vervult. De Volksbank heeft verzoekster in haar brief van 23 januari 2024 al erop gewezen dat zij hiermee rekening moet houden.
4.5.9.Het is de vraag of zo’n aansprakelijkstelling succes zal hebben. Dat zou alleen het geval zijn als verzoekster in de vervulling van haar verplichtingen als vereffenaar in ernstige mate tekort zou schieten én haar daarvan een verwijt kan worden gemaakt. Niettemin acht de kantonrechter de belangen van [de kinderen] niet ermee gediend dat hun moeder als vereffenaar een aansprakelijkstelling en mogelijk een civiele procedure boven het hoofd hangt. Sterker nog, hun belangen worden hiermee onevenredig benadeeld. Verzoekster is in de gegeven omstandigheden immers volledig afhankelijk van de medewerking van [echtgenote overledene] en van de juistheid en volledigheid van de door haar te verstrekken informatie over én van de terbeschikkingstelling van de tot de nalatenschap behorende vermogensbestanddelen. De onzekerheid en spanningen die een eventuele aansprakelijkstelling met zich brengt hebben een negatieve invloed op de gezinssituatie. Bovendien zou een aansprakelijkstelling verzoekster nopen tot het maken van kosten voor rechtsbijstand, die drukken op het gezinsinkomen, als gevolg waarvan [de kinderen] indirect worden benadeeld.