ECLI:NL:RBLIM:2024:2632

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
10984467 \ EZ VERZ 24-81
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verwerping nalatenschap ten behoeve van minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de kantonrechter op 23 mei 2024 een beschikking gegeven over het verzoek van een verzoekster, die als wettelijke vertegenwoordiger van haar minderjarige kinderen een machtiging vraagt om de nalatenschap van de overledene te verwerpen. De overledene, geboren op 1977 en overleden in 2023, had geen testament en zijn nalatenschap werd door zijn echtgenote verworpen. De verzoekster heeft aangevoerd dat de termijn van drie maanden voor het indienen van de verklaring van verwerping is verstreken, maar dat de omstandigheden van de zaak rechtvaardigen dat de machtiging toch wordt verleend. De kantonrechter overweegt dat de wetgever met artikel 4:193 BW bescherming heeft willen bieden aan minderjarige kinderen en dat een strikte toepassing van de termijn in dit geval zou leiden tot een onaanvaardbare situatie voor de kinderen. De verzoekster heeft voldoende onderbouwd dat de nalatenschap negatief is en dat zij geen zicht heeft op de omvang en samenstelling daarvan. De kantonrechter wijst erop dat de machtiging niet betekent dat de nalatenschap is verworpen; daarvoor moet nog een verklaring worden afgelegd bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 10984467 \ EZ VERZ 24-81
Beschikking van de kantonrechter van 23 mei 2024
Over het verzoek van
[verzoekster] ,
geboren te [plaatsnaam] op [geboortedatum] 1981,
wonende te [postcode] [plaatsnaam] , aan de [adres] ,
verzoekster,
in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarigen:

1.[kind 1] , geboren te [plaatsnaam] op [geboortedatum] 2010,

2.
[kind 2], geboren te [plaatsnaam] op [geboortedatum] 2013.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen, zoals ontvangen op 11 maart 2024,
- het e-mailbericht van 8 april 2024 met bijlagen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 april 2024. Verzoekster is verschenen. [de kinderen] zijn in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken.

2.De feiten

2.1.
Op [datum overlijden] 2023 is te [plaatsnaam] overleden [overledene] , geboren te [plaatsnaam] op [geboortedatum] 1977 (hierna te noemen: erflater of de vader).
2.2.
Verzoekster en erflater hebben een relatie met elkaar gehad. Deze relatie is in 2014 beëindigd. [de kinderen] zijn geboren uit de relatie van verzoekster en erflater. [de kinderen] zijn door hun vader erkend. Verzoekster oefent het gezag over [de kinderen] alleen uit.
2.3.
De erflater heeft niet bij testament over zijn nalatenschap beschikt.
2.4.
De erflater was ten tijde van zijn overlijden gehuwd met mevrouw E.M. [echtgenote overledene] .
2.5.
Mevrouw E.M. [echtgenote overledene] heeft de nalatenschap van de overledene op 23 februari 2023 verworpen. Hiervan is door de griffier in de rechtbank Rotterdam aantekening gemaakt in het boedelregister.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoekster vraagt de kantonrechter machtiging te verlenen om namens [de kinderen] de nalatenschap van de overledene te verwerpen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter overweegt allereerst dat zij geen aanleiding heeft gezien [echtgenote overledene] en (bekende) schuldeisers van de nalatenschap op te roepen voor de mondelinge behandeling, aangezien zij geen belanghebbenden zijn. Deze zaak heeft immers geen rechtstreeks effect op de rechten en verplichtingen van [echtgenote overledene] en ook niet op schuldeisers van de nalatenschap.
4.2.
Op grond van artikel 4:190 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een volwassen erfgenaam een nalatenschap aanvaarden of verwerpen. Een aanvaarding kan zuiver geschieden of onder voorrecht van boedelbeschrijving. De wetgever stelt geen termijn voor het maken van die keuze. De wetgever heeft met artikel 4:193 BW beoogd bescherming te bieden aan minderjarige kinderen. Zuivere aanvaarding van een (aandeel in een) nalatenschap door minderjarige kinderen is niet mogelijk. Hiermee wordt voorkomen dat minderjarige kinderen in hun hoedanigheid van erfgenaam met hun overige vermogen aansprakelijk zijn jegens schuldeisers van de nalatenschap. De wetgever biedt wettelijke vertegenwoordigers bovendien de mogelijkheid om na machtiging van de kantonrechter een aan zijn of minderjarig kind toekomend(e) (aandeel in een) nalatenschap te verwerpen. Een verklaring van verwerping moet worden afgelegd binnen drie maanden vanaf het tijdstip waarop de nalatenschap, of een aandeel daarin, de erfgenaam toekomt. Als deze termijn is verlopen, dan geldt de nalatenschap als door de erfgenaam beneficiair aanvaard. In het geval een wettelijke vertegenwoordiger niet op de hoogte is van deze termijn, leidt dat ertoe dat het minderjarige kind de nalatenschap, dan wel het aandeel daarin, van rechtswege beneficiair heeft aanvaard. Het verzoek is gebaseerd op dit artikel.
4.3.
In dit geval heeft de overledene niet bij testament over zijn nalatenschap beschikt. Dit heeft tot gevolg dat op grond van het bepaalde in artikel 4:10 BW [de kinderen] samen met [echtgenote overledene] als eerste als erfgenamen tot de nalatenschap van de overledene worden geroepen. Anders dan verzoekster lijkt te veronderstellen, zijn [de kinderen] dus samen met [echtgenote overledene] erfgenaam zodra de nalatenschap is opengevallen, met andere woorden: vanaf het tijdstip van overlijden en dus niet vanaf het moment van verwerping daarvan door [echtgenote overledene] . Dit betekent dat een verklaring van verwerping had moeten worden afgelegd binnen drie maanden na het overlijden. Dat is niet gebeurd.
4.4.
Toch wordt de door verzoekster verzochte machtiging verleend. Voor dit oordeel is het volgende redengevend.
4.4.1.
Uit de parlementaire geschiedenis bij artikel 4:193 BW leidt de kantonrechter af dat de wetgever heeft gedacht dat de belangen van minderjarige kinderen afdoende zijn beschermd door de beneficiaire aanvaarding die van rechtswege volgt in het geval niet tijdig een verklaring van beneficiaire aanvaarding of van verwerping is afgelegd. Een beneficiair aanvaarde nalatenschap dient op de voet van artikel 4:202 BW te worden vereffend. Dat betekent in het geval van minderjarige kinderen dat hun wettelijke vertegenwoordiger, verzoekster in dit geval, als vereffenaar dient op te treden. De wetgever heeft dit niet bezwaarlijk geacht. De gedachte was dat een en ander zonder het maken van (al te veel) kosten zou kunnen plaatsvinden.
4.4.2.
In dit geval leidt dat ertoe dat verzoekster als wettelijke vertegenwoordiger van [de kinderen] een nalatenschap dient te vereffenen waarvan voldoende is onderbouwd dat deze negatief is. Bovendien heeft verzoekster voldoende onderbouwd dat zij geen zicht heeft op de omvang en samenstelling van de nalatenschap, dat het niet in de rede ligt dat zij de relevante informatie die zij als vereffenaar nodig heeft én de tot de nalatenschap behorende vermogensbestanddelen tot haar beschikking krijgt zonder daarvoor kosten te moeten maken en dat zij mogelijk wordt geconfronteerd met een aansprakelijkstelling door schuldeisers van de nalatenschap op de voet van artikel 4:184 lid 2 sub d BW. De kantonrechter overweegt hiertoe als volgt.
4.5.
Verzoekster heeft gesteld en aan de hand van de door haar in het geding gebrachte stukken voldoende onderbouwd dat [echtgenote overledene] geen contact met haar en de kinderen wil. [de kinderen] hebben, toen bleek dat hun vader ongeneeslijk ziek was, enkele malen contact gehad met hem. Na zijn overlijden heeft verzoekster contact opgenomen met [echtgenote overledene] en / of met familieleden van de vader met het verzoek om [de kinderen] de uitvaart te laten bijwonen. Dat verzoek is niet gehonoreerd. Uiteindelijk is, na tussenkomst van de rechtsbijstandsverzekeraar van verzoekster, toestemming gegeven aan [de kinderen] om afscheid te nemen van hun vader in die zin dat zij de gesloten kist waarin erflater was opgebaard mochten bezoeken. Verzoekster mocht daarbij niet aanwezig zijn. De uitvaartplechtigheid hebben [de kinderen] niet mogen bijwonen. Vervolgens heeft geen contact meer plaatsgevonden tussen verzoekster en [echtgenote overledene] , ook niet met het oog op de afwikkeling van de nalatenschap. Verzoekster heeft op dit punt verklaard dat zij, mede als gevolg van deze gang van zaken, niet erop bedacht was dat [de kinderen] erfgenaam waren, dat zij betrokken dienden te worden bij de afwikkeling van de nalatenschap en dat zij als wettelijke vertegenwoordiger namens hen een keuze zou kunnen maken om de nalatenschap beneficiair te aanvaarden dan wel te verwerpen. Verzoekster was, zo heeft zij verklaard, in de veronderstelling dat [de kinderen] pas door plaatsvervulling, na een eventuele verwerping door [echtgenote overledene] , in beeld zouden komen als erfgenaam.
4.5.1.
Blijkens het door verzoekster in het geding gebrachte uittreksel uit het boedelregister heeft [echtgenote overledene] de nalatenschap op 23 februari 2023 verworpen. Ook in dat kader heeft [echtgenote overledene] geen contact opgenomen met verzoekster. Dit had wel voor de hand gelegen. Als gevolg van de verwerping van de nalatenschap is [echtgenote overledene] geen erfgenaam meer. Dit betekent dat zij àlle tot de nalatenschap behorende vermogensbestanddelen, zoals persoonlijke spullen van erflater maar ook alle overige zaken die tot zijn nalatenschap behoren, in beginsel aan verzoekster als wettelijke vertegenwoordiger van [de kinderen] ter beschikking had moeten stellen. Dit zou alleen anders zijn in het geval de nalatenschap op dat moment al namens hen was verworpen. Dit is, zo heeft verzoekster verklaard, echter niet gebeurd. [echtgenote overledene] heeft haar, zo stelt zij, zelfs niet geïnformeerd over de verwerping van de nalatenschap.
4.5.2.
Verzoekster is pas op de hoogte geraakt hiervan door ontvangst van een brief van (een advocaat van) de Volksbank N.V. van 28 november 2023. In die brief stelt de Volksbank dat zij schuldeiser is van de nalatenschap en verzoekt zij, zo begrijpt de kantonrechter, onder andere om informatie over de omvang en samenstelling van de nalatenschap. Verzoekster heeft bij e-mailbericht van 22 december 2023 de enige bij haar bekende informatie - dat voor zover zij weet een auto en een chalet tot de nalatenschap behoort - verstrekt en heeft de Volksbank voor het overige verwezen naar [echtgenote overledene] . De Volksbank reageert bij brief van 23 januari 2024, die door verzoekster in het geding is gebracht, hierop.
4.5.3.
In die brief verzoekt de Volksbank, kort samengevat, om binnen vier weken een boedelbeschrijving, voorzien van onderliggende stukken, en de lijst van schuldeisers aan haar te doen toekomen. De Volksbank wenst, zo meldt zij in haar brief, op basis daarvan te beoordelen of de nalatenschap verhaal biedt voor een deel van haar vordering. In reactie op de mededeling van verzoekster in haar e-mailbericht van 22 december 2023 dat erflater voor zover haar bekend in het bezit was van een chalet en een auto, deelt de Volksbank mede dat “dit actief” in kaart dient te worden gebracht, dient te worden vermeld op de boedelbeschrijving en eventueel te gelde dient te worden gemaakt ten behoeve van de schuldeisers van de nalatenschap. Tot slot deelt de Volksbank mede dat verzoekster mogelijk tekortschiet in de naleving van de wettelijke verplichtingen die op haar als vereffenaar rusten en dat dit tot persoonlijke aansprakelijkheid zou kunnen leiden.
4.5.4.
Als de kantonrechter de hand houdt aan de termijn van drie maanden dan betekent dit dat verzoekster, als wettelijke vertegenwoordiger van [de kinderen] , de nalatenschap moet vereffenen. Verzoekster heeft voldoende onderbouwd dat het saldo van deze nalatenschap negatief is. Enerzijds gelet op hetgeen zij heeft gesteld over de financiële positie van de vader tijdens de relatie en na beëindiging daarvan, waarbij de kantonrechter in aanmerking neemt dat verzoekster genoegzaam heeft onderbouwd dat de familierechter heeft geoordeeld dat erflater vanwege de grote omvang van zijn schulden geen draagkracht had om kinderalimentatie ten behoeve van [de kinderen] te voldoen. Anderzijds valt niet in te zien waarom [echtgenote overledene] de nalatenschap van haar echtgenoot zou verwerpen in het geval het saldo daarvan positief zou zijn. Dit betekent dat verzoekster in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger een nalatenschap dient te vereffenen met een negatief saldo.
4.5.5.
Daar komt bij dat verzoekster voldoende heeft onderbouwd dat zij zelf geen dan wel nauwelijks zicht heeft op de omvang en samenstelling van de nalatenschap, terwijl dit wel noodzakelijk is om haar rol van vereffenaar deugdelijk te kunnen vervullen. Verder heeft verzoekster onderbouwd dat [echtgenote overledene] , die als echtgenote en ex-erfgenaam wél weet (dan wel over de daarvoor relevante informatie kan beschikken dan wel deze heeft kunnen achterhalen) wat de omvang en samenstelling van de nalatenschap is, haar niet vrijwillig informatie zal verstrekken. Dit blijkt genoegzaam uit de door verzoekster aan de hand van correspondentie onderbouwde gang van zaken rondom de uitvaart van erflater én uit het feit dat [echtgenote overledene] na verwerping van de nalatenschap geen contact heeft opgenomen met verzoekster om de tot de nalatenschap behorende vermogensbestanddelen ten behoeve van [de kinderen] ter beschikking te stellen.
4.5.6.
Tevens geldt dat verzoekster stelt dat zij rekening ermee houdt dat [echtgenote overledene] tot de nalatenschap behorende vermogensbestanddelen nog steeds in haar bezit heeft dan wel dat zij deze te gelde heeft gemaakt, nu deze niet aan [de kinderen] ter beschikking zijn gesteld. Of dit het geval is kan de kantonrechter niet beoordelen. Wel geldt dat de omstandigheid dat de tot de nalatenschap behorende vermogensbestanddelen tot dusver niet in kaart zijn gebracht en niet aan verzoekster ter beschikking zijn gesteld, meebrengt dat zij op dit moment niet aan haar verplichtingen als vereffenaar kan voldoen. In die hoedanigheid dient zij de tot de nalatenschap behorende vermogensbestanddelen immers te beheren en, zo nodig, ten behoeve van de schuldeisers te gelde te maken. Dat lukt nu niet. In het geval [echtgenote overledene] die vermogensbestanddelen onder zich blijft houden dan wel al te gelde heeft gemaakt, zal dat ook niet meer lukken.
4.5.7.
Gelet hierop ligt het in de rede dat verzoekster kosten zal moeten maken, bijvoorbeeld voor het inschakelen van rechtsbijstand teneinde [echtgenote overledene] ertoe te bewegen de noodzakelijke informatie te verstrekken en de tot de nalatenschap behorende vermogensbestanddelen af te geven. De wetgever biedt weliswaar de mogelijkheid aan verzoekster om een verzoek tot benoeming van een (professionele) vereffenaar in te dienen, maar daarmee is verzoekster niet geholpen. Een te benoemen vereffenaar dient immers te worden betaald voor zijn werkzaamheden. Aangezien het niet voor de hand ligt dat de nalatenschap deze kosten kan voldoen, wordt verzoekster hiermee geconfronteerd. Linksom of rechtsom zal verzoekster dus hoogstwaarschijnlijk kosten moeten maken voor de vereffening van een negatieve nalatenschap. Die kosten drukken op het gezinsinkomen, zodat [de kinderen] indirect hierdoor worden benadeeld. De kantonrechter acht dit niet in hun belang.
4.5.8.
Ten slotte acht de kantonrechter de kans reëel dat verzoekster in haar hoedanigheid van vereffenaar wordt geconfronteerd met een mogelijke aansprakelijkstelling door schuldeisers van de nalatenschap in het geval zij haar taak als vereffenaar niet naar behoren vervult. De Volksbank heeft verzoekster in haar brief van 23 januari 2024 al erop gewezen dat zij hiermee rekening moet houden.
4.5.9.
Het is de vraag of zo’n aansprakelijkstelling succes zal hebben. Dat zou alleen het geval zijn als verzoekster in de vervulling van haar verplichtingen als vereffenaar in ernstige mate tekort zou schieten én haar daarvan een verwijt kan worden gemaakt. Niettemin acht de kantonrechter de belangen van [de kinderen] niet ermee gediend dat hun moeder als vereffenaar een aansprakelijkstelling en mogelijk een civiele procedure boven het hoofd hangt. Sterker nog, hun belangen worden hiermee onevenredig benadeeld. Verzoekster is in de gegeven omstandigheden immers volledig afhankelijk van de medewerking van [echtgenote overledene] en van de juistheid en volledigheid van de door haar te verstrekken informatie over én van de terbeschikkingstelling van de tot de nalatenschap behorende vermogensbestanddelen. De onzekerheid en spanningen die een eventuele aansprakelijkstelling met zich brengt hebben een negatieve invloed op de gezinssituatie. Bovendien zou een aansprakelijkstelling verzoekster nopen tot het maken van kosten voor rechtsbijstand, die drukken op het gezinsinkomen, als gevolg waarvan [de kinderen] indirect worden benadeeld.
4.6.
De kantonrechter heeft in de parlementaire geschiedenis bij artikel 4:193 BW geen aanknopingspunt gevonden om te veronderstellen dat de wetgever rekening ermee heeft gehouden dat een situatie zoals deze zich zou kunnen voordoen. Integendeel, het lijkt erop dat de wetgever geen rekening ermee heeft gehouden dat beneficiaire aanvaarding van rechtswege deze gevolgen kan hebben. De kantonrechter is daarom van oordeel dat onverkorte toepassing van de hiervoor genoemde “drie maanden termijn” in dit specifieke geval tot een resultaat leidt dat in strijd is met bedoeling van de wetgever en de rechtsbescherming die de wetgever minderjarigen met artikel 4:193 BW heeft willen bieden. De kantonrechter acht die gevolgen maatschappelijk onaanvaardbaar. Uit het oogpunt van rechtsbescherming wordt de verzochte machtiging dan ook verleend.
4.7.
De kantonrechter wijst erop dat met het verlenen van de machtiging de nalatenschap nog niet is verworpen. Daartoe dient nog een verklaring te worden afgelegd ter griffie van de rechtbank die recht doet in het arrondissement waartoe de laatste woonplaats van de overledene behoort. Dat is de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Deze verklaring dient zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen een maand na vandaag, te worden afgelegd en op de voet van artikel 4:191 lid 1 BW te worden ingeschreven in het boedelregister. Volledigheidshalve merkt de kantonrechter op dat deze beschikking bij de af te leggen verklaring dient te worden overgelegd.
4.8.
De kantonrechter ziet aanleiding deze beschikking ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verleent [verzoekster] machtiging om ten behoeve van haar minderjarige kinderen [kind 1] geboren te [plaatsnaam] op [geboortedatum] 2010 en [kind 2] geboren te [plaatsnaam] op [geboortedatum] 2013, de nalatenschap van [overledene] geboren te [plaatsnaam] op [geboortedatum] 1977 en overleden te [plaatsnaam] op [datum overlijden] 2023 te verwerpen,
5.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
bepaalt dat de verklaring van verwerping uiterlijk binnen een maand na vandaag dient te zijn afgelegd en dient te zijn ingeschreven in het boedelregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.H.J. Lafghani en in het openbaar uitgesproken op
23 mei 2024.