Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
UNIVERSITEIT MAASTRICHT,
1.De procedure
- het verzoekschrift met bijlagen 1 tot en met 51
- het verweerschrift met bijlagen 1 tot en met 63
- de door UM in het geding gebrachte aanvullende bijlagen 52 tot en met 58
- de pleitnota’s van mr. Coenegracht en mr. Lemmens
- de mondelinge behandeling van 3 mei 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden.
2.De feiten
Beste [de bestuursvoorzitter] ,
Geachte decaan, vice-decaan, cc instituutsdirecteur, voorzitter CVB,
Naar aanleiding van jullie mail wil ik jullie over het volgende informeren. Gezien de impasse waarin het traject zoals voorgesteld door de decaan en afgestemd met mij is gekomen, heeft het College van Bestuur deze ochtend besloten een onafhankelijk onderzoek te starten naar de situatie op de werkvloer bij VBW en HB en de onderlinge interacties daartussen.Enkelen onder jullie hebben ook recent verontrustende signalen aan mij gestuurd die noodzaken verder onderzoek te doen.
1. De sociale onveiligheid waarvan men melding maakt deze te ervaren, is gekoppeld aan een persoonlijke interpretatie en motief en niet aan een algemeen geldende of afgesproken definitie. Van sociale onveiligheid in de zin van de hedendaagse reikwijdte, met in het uiterste geval ‘seksueel grensoverschrijdend gedrag’, blijkt geen enkele sprake te zijn of te zijn geweest.
een persoonsgericht feitenonderzoek te verrichten naar [verweerder] dat is gericht op vaststelling van de feiten die van belang zijn voor de beoordeling van het beeld dat in het rapport [naam adviseur 2] en [naam adviseur 1] wordt geschetst, alsmede op een inventarisatie van de relevante feiten die zich na dat onderzoek hebben voorgedaan in relatie tot de problematiek die onderwerp van het onderzoek van [naam adviseur 2] en [naam adviseur 1] was”.
3.Het geschil
4.De beoordeling van het verzoek
“De aanbevelingen van de onderzoekers en de voorgenomen uitvoering daarvan door het CvB, worden door de heer [verweerder] niet geaccepteerd. In diverse gesprekken met hem is gezocht naar consensus over de wijze waarop uitvoering aan de aanbevelingen van de onderzoekers zou kunnen worden gegeven. Dit heeft niet tot toenadering geleid.”De uitnodiging aan de geïnterviewden had volgens de kantonrechter neutraler geformuleerd kunnen worden, maar - zoals hierna zal blijken - is hetgeen wordt geschreven niet onwaar. De vragen die aan de geïnterviewden zijn gesteld zijn in de verslagen van de interviews letterlijk opgenomen en zijn naar het oordeel van de kantonrechter open en neutraal. Dat de vraagstelling partijdig of sturend is geweest, is niet gebleken.
voeldeen dat hij niet hoeft aan te tonen dat dit terecht was, in de zin dat daar geobjectiveerde redenen en omstandigheden voor waren. De kantonrechter is dat niet met [verweerder] eens. Natuurlijk is sociale (on)veiligheid voor een deel “een gevoel” en kan een situatie voor de één sociaal onveilig voelen en voor een ander niet. Er zijn zeker ook situaties denkbaar waarin het moeilijk zal zijn sociale onveiligheid hard te maken, waar op een subtiele manier misbruik wordt gemaakt van gezagsrelaties, gepest of gediscrimineerd wordt. Echter ook in dat soort situaties moet het mogelijk zijn om concrete voorbeelden en situaties te benoemen zodat in ieder geval met een begin van aannemelijkheid kan worden aangenomen dat er sprake is van een sociaal onveilige werksituatie. In dit geval echter is er sprake van een hoogleraar met een grote mate van autonomie, waarvan zijn werkgever zonder voorbehoud hoog opgeeft van zijn academische prestaties. In december 2022 heeft [verweerder] nog gesproken met de begeleidingscommissie behorende bij zijn persoonlijke leerstoel, waar hij is gecomplimenteerd met zijn mooie onderscheidende onderzoekslijn, de hoge kwaliteit van zijn publicaties, zijn groot wervend vermogen en de kwaliteit en kwantiteit van de promoties. [verweerder] heeft blijkens dit verslag aandacht gevraagd voor de hoge werkdruk, maar de kwestie sociale veiligheid niet genoemd [34] . Kennelijk krijgt hij in zijn werkomgeving voldoende ruimte om zijn onderzoek te doen, mensen op te leiden en wordt hij geprezen om zijn prestaties op wetenschappelijk gebied. Als hij ondanks dit alles van mening is dat hij zijn werk moet doen in een sociaal onveilige omgeving en het zijn werkgever verwijt dat die daar niet in ingrijpt, mag van hem worden verwacht dat hij heel concrete voorbeelden geeft van onveilige situaties die zich hebben voorgedaan. Daarmee blijft [verweerder] keer op keer in gebreke.
voelenzich wel tegengewerkt door HB, NUTRIM en de decaan, maar dat dit werkelijk het geval zou zijn, is niet gebleken. Gelet op deze duidelijke conclusies, die zijn getrokken op basis van interviews met vele personen, kan [verweerder] in deze procedure niet volstaan met wederom ongefundeerde, algemeen geformuleerde “voorbeelden” ter staving van de door hem gevoelde sociale onveiligheid. De kantonrechter kan niet anders dan oordelen dat dit gevoel ieder fundament mist en er geen sprake was van daadwerkelijke sociale onveiligheid in zijn werkomgeving.
De groep [verweerder] heeft een lange historie van het niet kunnen begrijpen, laat staan accepteren van bestuurlijke besluiten. De onderzoeksgroep is een hechte, wat naar binnen
€ 135.954,31 bruto. [verweerder] heeft hiertegen geen verweer gevoerd, zodat de kantonrechter van de juistheid van dat bedrag uitgaat en dit bedrag zal toewijzen.
5.De beoordeling van het tegenverzoek
6.De proceskosten
€ 814,00