Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- het bericht van 27 november 2023 met producties van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 8 december 2023
Rechtbank Limburg
In deze zaak vorderde eiser een verklaring voor recht dat hij een recht van overpad (erfdienstbaarheid) heeft ten laste van het erf van gedaagde, en dat gedaagde een sleutel van de toegangspoort aan eiser moet afgeven. De rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, heeft op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in deze civiele zaak. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.H.M. van den Broek, stelde dat hij sinds 2001 het oostelijk pad op het perceel van gedaagde gebruikt voor toegang tot zijn woonhuis. Gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.J.F. Oetgens van Waveren Pancras Clifford, voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van de vorderingen van eiser.
De rechtbank oordeelde dat eiser niet kon aantonen dat er een erfdienstbaarheid was ontstaan door verjaring. De rechtbank stelde vast dat er geen sprake was van goede trouw, wat een vereiste is voor verkrijgende verjaring. Eiser had geen notariële akte van vestiging en de toestemming die door de rechtsvoorganger van gedaagde was verleend, betrof een persoonlijk recht en niet een zakelijk recht. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van eiser moesten worden afgewezen, en dat hij in de proceskosten moest worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van gedaagde werden vastgesteld op € 1.872,00, en eiser werd ook veroordeeld in de nakosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.