11.5.Verder geldt dat eisers ook weinig tegen de rapporten en conclusies van de toezichthouder inbrengen. Hoewel de bewijslast van het wel of niet bestaan van een overtreding op verweerder en niet op eisers rust, ligt het bij het weerspreken van rapporten en conclusies van toezichthouders wel op de weg van eisers om dit met voldoende onderbouwing te doen. De enkele stelling dat zij af en toe de wasemkap ruiken en dat soms licht brandt op de badkamer en uit de foto’s van de toezichthouder zou volgen dat er wel gebruik wordt gemaakt van de schuur is onvoldoende om de conclusies van de toezichthouder te weerspreken. Gebruik maken van de schuur en zelfs incidenteel van de daar aanwezige woonvoorzieningen is immers geen wonen als bedoeld in artikel 24 van het bestemmingsplan. Desgevraagd op zitting konden eisers ook niet aangeven dat er ten tijde van de bestreden besluiten (meer dan incidenteel) personen in de schuur zouden verblijven. Ook konden zij geen antwoord geven op de vraag waarom de buren zowel in de schuur als in het hoofdgebouw zouden wonen en dus als één huishouden in twee zelfstandige woningen zouden wonen. Gelet hierop is geen sprake van een overtreding van artikel 24, onder c, van het bestemmingsplan.
12. Eisers stellen zich op het standpunt dat de wasemkap verwijderd dient te worden uit het bijgebouw, omdat deze in strijd is het Bouwbesluit en vanwege een vergunningvoorschrift dat de wasemkap verplaatst dient te worden. Dat voorschrift volgt volgens eisers uit een uitlating c.q. toezegging van verweerder in een beslissing op bezwaar gericht aan eiseres in het kader van haar bezwaar tegen de tijdelijk verleende omgevingsvergunning aan de buren.
13. De rechtbank overweegt als volgt.
14. Voor zover de beroepsgrond van eisers ziet op de strijdigheid van de wasemkap met de artikelen uit het Bouwbesluit is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is van strijd met enige bepaling uit het Bouwbesluit of dat eventuele strijdige artikelen uit het Bouwbesluit ook strekken tot bescherming van de belangen van eisers. Verweerder heeft dit in de bestreden besluit toereikend gemotiveerd.
15. De rechtbank constateert daarnaast dat het door eisers gestelde vergunningvoorschrift helemaal geen vergunningvoorschrift is, omdat het niet is opgenomen in de tijdelijke omgevingsvergunning aan de buren dan wel in een andere relevante omgevingsvergunning. Het is een uitlating van verweerder in een besluit gericht aan eiseres. Al hierom kan niet worden gesproken van een overtreding. Een eventuele toezegging door verweerder aan eiseres, als die er al is geweest wat de rechtbank in het midden laat, kan op zichzelf niet gehandhaafd worden als aan die toezegging door verweerder geen gevolg is gegeven.
16. Eisers stellen zich ten slotte op het standpunt dat de Cv-ketel uit het bijgebouw verwijderd dient te worden omdat deze volgens hen in strijd is met het Bouwbesluit.
17. De rechtbank overweegt als volgt.
18. Voor zover de beroepsgrond van eisers ziet op de strijdigheid van de Cv-ketel met de artikelen uit het Bouwbesluit is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is van strijd met enige bepaling uit het Bouwbesluit of dat eventuele strijdige artikelen uit het Bouwbesluit ook strekken tot bescherming van de belangen van eisers. Verweerder heeft dit in de bestreden besluit toereikend gemotiveerd. Gelet hierop slaagt deze beroepsgrond van eisers niet.
19. De beroepen van eisers zijn gelet op het voorgaande ongegrond.
20. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.J.A. Smitsmans, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E.M. Genders, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op: 17 mei 2024
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 17 mei 2024