In deze zaak, die voor de Kantonrechter in Maastricht is behandeld, vordert eiser, H.O.D.N. [handelsnaam 1] en T.H.O.D.N. [handelsnaam 2], betaling van openstaande facturen en de afgifte van gehuurde voertuigen van gedaagden [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. De procedure is gestart met een dagvaarding en heeft geleid tot een vonnis op 15 mei 2024. Eiser heeft verschillende facturen gepresenteerd die niet zijn betaald door gedaagden, die samen voertuigen hebben gehuurd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de huurverplichtingen en dat de vorderingen van eiser voldoende zijn onderbouwd.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde sub 1 niet kan ontkomen aan haar verplichtingen, ook al heeft zij aangevoerd dat zij geen rijbewijs heeft en de voertuigen voor gedaagde sub 2 heeft gehuurd. De rechter heeft vastgesteld dat beide gedaagden de huurovereenkomst zijn aangegaan en dat zij verantwoordelijk zijn voor de betaling van de huurprijs, schade en bijkomende kosten. De vordering van eiser om een totaalbedrag van € 14.420,76 te betalen, inclusief rente en kosten, is toegewezen. Daarnaast zijn gedaagden veroordeeld tot het teruggeven van de hoedenplanken en sleutels van de gehuurde voertuigen, onder verbeurte van een dwangsom.
De proceskosten zijn eveneens toegewezen aan eiser, die in het gelijk is gesteld. De rechter heeft de veroordeling hoofdelijk uitgesproken, wat betekent dat elke gedaagde het volledige bedrag kan worden aangesproken voor betaling. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 15 mei 2024.