ECLI:NL:RBLIM:2024:2510

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
C/03/ 328602 /HA RK 24-60
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring van wrakingsverzoek tegen rechter in civiele zaak

Op 21 maart 2024 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, een beslissing genomen in een wrakingsprocedure. Verzoeker heeft de rechter, mr. T. Dohmen, gewraakt tijdens de rolzitting van een civiele zaak tussen de Stichting Mooiland als eiser en verzoeker als gedaagde. De wraking vond plaats voordat de rechter de algemene uitleg over de rolzitting kon geven. Verzoeker stelde dat de rechter bevooroordeeld was, omdat de eiser niet aanwezig was op de rolzitting.

De wrakingskamer heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat een rechter slechts gewraakt kan worden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. Het subjectieve standpunt van de verzoeker is van belang, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.

In dit geval heeft de wrakingskamer geconcludeerd dat de afwezigheid van de eiser op de rolzitting geen grond voor wraking vormt. Aangezien er geen andere gronden voor de wraking zijn aangevoerd, heeft de wrakingskamer het verzoek zonder verdere mondelinge behandeling kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken door de meervoudige kamer op dezelfde dag.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht, wrakingskamer
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/ 328602 /HA RK 24-60
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
[verzoeker] ,
verzoeker,
dat strekt tot wraking van mr. T. Dohmen, rechter in de rechtbank Limburg, hierna de rechter.

1.De procedure

Op 13 maart 2024 heeft verzoeker bij de aanvang van de rolzitting, alvorens de rechter kon starten met de algemene uitleg over de rolzitting, de rechter gewraakt in de zaak met nummer 10980960 CV EXPL 24-1230 tussen de Stichting Mooiland als eisende en verzoeker als gedaagde partij.

2.De beoordeling

Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij vooringenomen is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van een verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend: de vrees voor partijdigheid van de rechter moet objectief gerechtvaardigd zijn.
Verzoeker heeft een dagvaarding ontvangen. Op de dag van de rolzitting heeft verzoeker, na binnenkomst in de zittingszaal, geconstateerd dat eiser niet aanwezig was en heeft hij, zonder de algemene uitleg over de rolzitting af te wachten, de rechter gewraakt omdat deze bevooroordeeld zou zijn.
Een rolzitting is geen gewone zitting. Op de rolzitting kunnen partijen hun visie op de zaak geven, maar zij kunnen er ook voor kiezen om niet naar de zitting te komen en geen toelichting te geven. Eiser heeft er blijkbaar voor gekozen om niet naar de zitting te komen.
De wrakingskamer stelt vast dat het niet aan de rechter is of eiser wel of niet ter zitting aanwezig is. Omdat de afwezigheid van eiser geen grond voor wraking is en er overigens geen gronden voor wraking zijn aangevoerd, wordt het verzoek zonder verdere mondelinge behandeling kennelijk ongegrond verklaard.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. R.A.J. van Leeuwen en
mr. A.K. Kleine, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024.