ECLI:NL:RBLIM:2024:2466

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
C/03/311018 / HA ZA 22-490
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot benoeming van een makelaar voor de verkoop van een woning na overlijden van gedaagde

In deze civiele zaak vorderen eisers, na het overlijden van gedaagde, dat de rechtbank een makelaar benoemt om te bemiddelen bij de verkoop van de woning die deel uitmaakt van de nalatenschap van erflaatster. Gedaagde is na dagvaarding overleden en zijn advocaat heeft zich onttrokken, zonder dat er een nieuwe advocaat is aangesteld. De rechtbank overweegt dat de benoeming van een makelaar als deskundige op grond van artikel 194 Rv niet noodzakelijk is voor de beoordeling van de zaak. De rechtbank stelt vast dat het aan eisers is om een specifieke makelaar aan te wijzen als zij dat wensen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan en geeft eisers de gelegenheid om zich uit te laten over de aanwijzing van een makelaar. De zaak is verwezen naar de rol voor het nemen van akte aan de zijde van eisers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/311018 / HA ZA 22-490
Vonnis van 1 mei 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
eisers,
advocaat: mr. G.M.M. van Tilborg,
tegen
[gedaagde],
na dagvaarding overleden op [overlijdensdatum 1] 2023 te [overlijdensplaats] ,
voorheen wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagde,
advocaat onttrokken per 10 januari 2024, sindsdien geen nieuwe advocaat gesteld.
Partijen zullen hierna [eisers] (mannelijk meervoud) en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de rolbeslissing van 29 november 2023,
  • het B2-formulier van 8 januari 2024, waarbij mr. M.H.J.M. Stassen zich op de rol van 10 januari 2024 als advocaat van gedaagde aan de zaak onttrekt, ,
  • het rolbericht van 14 februari 2024 zijdens [eisers] , waarbij [eisers] de rechtbank vragen om het wijzen van vonnis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eisers] vorderen – samengevat – voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, dat de rechtbank bij vonnis:
I. een makelaar benoemt die in opdracht en voor rekening van beide partijen zal bemiddelen bij de verkoop van de woning, waarbij de kosten van de verkoop, waaronder begrepen de courtage van de benoemde makelaar, door partijen bij helfte wordt gedragen en met bepaling dat de benoemde makelaar de vraag- en laatprijs zal bepalen;
II.
primair:
[gedaagde] veroordeelt om binnen een week na betekening van het in dezen te wijzen vonnis over te gaan tot ondertekening van de door de benoemde makelaar ter hand gestelde overeenkomst van opdracht tot verkoopbemiddeling, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
subsidiair:
bepaalt dat het in dezen te wijzen vonnis in de plaats treedt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [gedaagde] tot het geven van opdracht tot verkoopbemiddeling oor de woning aan de benoemde makelaar;
III. [gedaagde] veroordeelt om binnen een week na een daartoe strekkend verzoek van de benoemde makelaar zijn medewerking te verlenen aan het maken van foto’s van het in- en exterieur van de woning, teneinde deze op een gebruikelijke wijze te plaatsen op de gebruikelijke verkoopsites, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
IV. [gedaagde] veroordeelt zijn medewerking te verlenen aan het toelaten van de benoemde makelaar en eventuele potentiële kopers die samen met de makelaar de woning willen bezichtigen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
V. [gedaagde] veroordeelt om, indien een bod wordt gedaan dat boven of op de door de benoemde makelaar vastgestelde minimum laatprijs ligt, dit bod te accepteren en de koopovereenkomst te ondertekenen, met bepaling dat bij gebreke van medewerking van [gedaagde] om aan deze veroordeling te voldoen, het in dezen te wijzen vonnis de toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [gedaagde] zal vervangen;
VI. [gedaagde] veroordeelt om met ingang van 1 april 2021 of een andere door de rechtbank te bepalen ingangsdatum tot en met de dag dat de woning is verkocht en geleverd aan een derde, een gebruikersvergoeding aan de nalatenschap van erflaatster te voldoen voor het gebruik van de woning van 4% van de helft van de overwaarde van de woning per jaar of een andere door de rechtbank te bepalen vergoeding, steeds bij vooruitbetaling te voldoen onder de last van vermeerdering van de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
VII.
primair:
[gedaagde] veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis de onder randnummer 20 van de dagvaarding vermelde goederen aan [eisers] af te geven, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
subsidiair:
[gedaagde] veroordeelt om uit hoofde van de door de nalatenschap geleden schade als gevolg van het weigeren van afgifte van de aan de nalatenschap behorende goederen, aan [eisers] een bedrag van € 6.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, te voldoen;
VIII. bepaalt dat de onder randnummer 21 van de dagvaarding vermelde goederen aan [gedaagde] worden toebedeeld onder de verplichting om een bedrag van € 4.000,00 te voldoen aan [eisers] , te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
IX. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
2.2.
Namens [gedaagde] is geen verweer gevoerd. Mr. Stassen heeft zich gesteld op de rol van 9 november 2022. Hij heeft toen uitstel verkregen voor het indienen van de conclusie van antwoord. Volgens mededeling van mr. Stassen is [gedaagde] vervolgens overleden. De erfgenamen van [gedaagde] zouden niet hebben gereageerd op het verzoek van mr. Stassen om contact op te nemen, waarna mr. Stassen zich heeft onttrokken als advocaat van [gedaagde] . Nadien heeft zich geen andere advocaat gesteld. Er is geen conclusie van antwoord genomen.

3.De beoordeling

3.1.
Op [overlijdensdatum 2] 2021 is de moeder van [eisers] , mevrouw [erflaatster] (hierna: erflaatster) overleden. Erflaatster was ten tijde van haar overlijden – onder huwelijkse voorwaarden – gehuwd met [gedaagde] . Erflaatster heeft bij testament van 22 maart 1995 over haar nalatenschap beschikt en partijen ieder voor gelijke delen tot haar erfgenamen benoemd. [eisers] stellen zich op het standpunt zij de nalatenschap van erflaatster beneficiair hebben aanvaard en voor zover hen bekend is, heeft [gedaagde] de nalatenschap verworpen.
3.2.
Volgens [eisers] behoort de helft van de (ten tijde van het overlijden van erflaatster gemeenschappelijk bewoonde) woning, staande en gelegen te [plaats 1] aan de [adres] (hierna: de woning), de op de woning rustende hypothecaire geldlening en (een deel van) de inboedel tot de nalatenschap van erflaatster. Dit blijkt volgens [eisers] uit de huwelijkse voorwaarden, welke erflaatster en [gedaagde] op 15 december 2003 ten overstaan van notaris [naam notaris] te [plaats 2] zijn overeengekomen.
3.3.
[eisers] voeren aan dat de nalatenschap van erflaatster onverdeeld is gebleven en dat zij uit deze onverdeeldheid wensen te geraken. [eisers] vorderen om die reden onder meer dat door de rechtbank een makelaar wordt benoemd om tussen partijen onder andere te bemiddelen bij de verkoop van de woning. De rechtbank overweegt in dit kader als volgt.
3.4.
De rechtbank merkt op dat zij op grond van artikel 194 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bevoegd is een makelaar als deskundige te benoemen en opdracht te geven. De rechtbank benoemt echter alleen een makelaar als deskundige indien dit nodig is voor de beoordeling van de zaak. In deze zaak is de benoeming van een makelaar als deskundige niet nodig voor de beoordeling van de zaak, waardoor de rechtbank geen ruimte ziet om bij eindvonnis een (specifieke) makelaar (als deskundige) te benoemen. De rechtbank begrijpt de vordering van [eisers] echter zo dat zij willen dat [gedaagde] zijn medewerking verleent aan de verkoop van de woning door tussenkomst van een makelaar. De rechtbank is van oordeel dat, in het geval [eisers] in dat kader een makelaar aangewezen willen zien en zij de persoon van de makelaar in het in deze zaak te wijzen vonnis vermeld wil hebben, het op de weg van [eisers] ligt om aan te geven welke makelaar dat moet zijn.
3.5.
De rechtbank zal om die reden [eisers] in de gelegenheid stellen om zich bij akte desgewenst uit te laten over de aanwijzing van een specifieke makelaar voor de bemiddeling bij de verkoop van de woning. Mochten [eisers] in het (gestelde) overlijden van [gedaagde] aanleiding zien hun vorderingen (ook) overigens te wijzigen, kunnen zij dat ook melden.
3.6.
De rechtbank zal in afwachting van de door [eisers] te nemen akte iedere verdere beslissing aanhouden.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verwijst de zaak naar de rol van
15 mei 2024voor het nemen van akte aan de zijde van [eisers] zoals vermeld onder 3.5.,
4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024. [1]

Voetnoten

1.type: FL