ECLI:NL:RBLIM:2024:2416

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
C/03/325693 / HA ZA 23-554
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot doorhaling van de procedure en proceskostenveroordeling in civiele zaak

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, heeft eiseres na de conclusie van antwoord verzocht om de zaak door te halen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres om haar moverende redenen heeft afgezien van verdere procedurele stappen en heeft verzocht om volledige doorhaling van de zaak. Gedaagden hebben echter niet ingestemd met deze doorhaling en hebben aangegeven dat zij als gevolg van de handelswijze van eiseres aanzienlijke kosten hebben gemaakt. De rechtbank heeft geoordeeld dat doorhaling van de procedure alleen kan plaatsvinden op gezamenlijk verzoek van beide partijen, en dat eiseres haar vorderingen niet langer handhaaft. Hierdoor zijn de vorderingen van eiseres afgewezen en is zij veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.775,00, met uitzondering van het griffierecht voor gedaagde sub 3, aangezien de advocaat zich niet heeft gesteld voor deze gedaagde. Het vonnis is uitgesproken op 1 mei 2024 door mr. B.R.M. de Bruijn.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/325693 / HA ZA 23-554
Vonnis van 1 mei 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonend te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat: mr. J.B.G. Gelissen,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonend te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. P.M. Boiten,
2.
[gedaagde sub 2],
wonend te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. P.M. Boiten,
3.
[gedaagde sub 3],
wonend te [woonplaats 3] ,
na verwijzing geen advocaat gesteld,
4.
[gedaagde sub 4],
wonend te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. P.M. Boiten,
5.
[gedaagde sub 5],
wonend te [woonplaats 4] ,
advocaat: mr. P.M. Boiten,
gedaagden.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] (mannelijk meervoud) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van de kantonrechter van 13 december 2023,
  • de akte van uitlating naar aanleiding van het vonnis strekkende tot verwijzing van 9 januari 2024 zijdens [eiseres] ,
  • de brief zijdens [gedaagden] van 15 januari 2024,
  • de brief zijdens [eiseres] van 8 februari 2024.
1.2.
Bij akte uitlating heeft [eiseres] de rechtbank bericht dat zij om haar moverende redenen afziet om in deze zaak verder te procederen. [eiseres] heeft de rechtbank verzocht tot volledige doorhaling van deze zaak.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank kwalificeert de wens van [eiseres] om af te zien van verder procederen in deze zaak als een verzoek ex artikel 246 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), waarbij [eiseres] de procedure tegen [gedaagden] ter rolle wenst door te halen.
2.2.
[gedaagden] heeft niet met doorhaling van de zaak ingestemd. [gedaagden] hebben kenbaar gemaakt dat zij als gevolg van de handelswijze van [eiseres] veel kosten hebben gemaakt. [gedaagden] stellen zich op het standpunt dat [eiseres] om die reden in de proceskosten dient te worden veroordeeld.
2.3.
Op grond van artikel 246 lid 1 Rv kan doorhaling van de procedure alleen plaatsvinden op verzoek van beide partijen. Doorhaling op eenzijdig verzoek is niet mogelijk. Het afzien van [eiseres] om verder te procederen wordt zo begrepen dat zij haar vorderingen tegen [gedaagden] in deze procedure niet langer handhaaft. De vorderingen van [eiseres] worden daarom afgewezen.
2.4.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagden] worden vastgesteld tot de datum van het tussenvonnis van de kantonrechter van 13 december 2023, omdat [gedaagden] nadien geen proceshandelingen meer hebben verricht. De begroting van de kosten voor de procesbijstand vindt om die reden plaats aan de hand van de tarieven die worden gehanteerd bij procedures ten overstaan van de kantonrechter. De proceskosten van [gedaagden] worden aldus begroot op:
  • griffierecht € 1.301,00
  • salaris gemachtigde € 339,00 (1 punt)
  • nakosten
totaal € 1.775,00,
met dien verstande dat, nu mr. Boiten zich niet heeft gesteld voor gedaagde sub 3 in de procedure zoals voortgezet bij de kamer voor andere dan kantonzaken, het griffierecht niet aan deze gedaagde in rekening is gebracht en daarom geen deel uitmaakt van de ten gunste van deze uit te spreken proceskostenveroordeling. Dit wijzigt niets in het totaalbedrag dat [eiseres] aan proceskosten is verschuldigd. Dat blijft € 1.775,00.

3.De beslissing

3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van gedaagden sub 1,2,4 en 5 begroot op €1.775,00 en aan de zijde van gedaagde sub 3 op €474,00, met dien verstande dat [eiseres] in totaal €1.775,00 verschuldigd is, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.
type: FL
coll: