Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding van 18 oktober 2023, met tien bijlagen;
- de conclusie van antwoord, met twee bijlagen;
- de conclusie van repliek, met één bijlage;
- de conclusie van dupliek, met één bijlage.
2.De beoordeling
In de tussentijd had ook mevrouw [gedaagde] contact gezocht met eiser en is zij bij eiser thuis geweest. Zij hebben overleg met elkaar gehad over de uitvaart (…) Kortom, over de feitelijke gang van zaken rondom de uitvaart is tussen eiser en mevrouw [gedaagde] contact geweest en in overleg met elkaar zijn bepaalde beslissingen genomen.” Hieruit leidt de kantonrechter af dat [eiser] stelt dat partijen gezamenlijk afspraken hebben gemaakt over de uitvaart en de kosten daarvan.
de kosten voor de uitvaart door 3 delen is 1,811,50 per persoon,hier was ik toendertijd mee akkoord en dit zou ik dan ook nog van mijn geld betalen.” Hieruit wordt afgeleid dat [gedaagde] uit eigen middelen zou bijdragen aan de uitvaartkosten, oftewel in persoon. Dat is dus niet vanuit haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van [minderjarige] . Omdat [gedaagde] in deze procedure uitsluitend is opgeroepen in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger en niet ook in persoon, kan een vordering van [eiser] op [gedaagde] in persoon niet worden toegewezen.