ECLI:NL:RBLIM:2024:2357

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
ROE 24/2003
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor tijdelijke huisvesting van vluchtelingen

Op 2 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, die bezwaar hadden gemaakt tegen een eerdere omgevingsvergunning voor tijdelijke huisvesting van vluchtelingen, vroegen om een voorlopige voorziening tijdens hun beroep tegen het bestreden besluit van 11 april 2023. Dit besluit had de bezwaren van verzoekers ongegrond verklaard en de omgevingsvergunning met zes maanden verlengd tot 15 november 2023. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was bij het verzoek, aangezien de termijn van de eerdere vergunning al was verstreken en de nieuwe vergunning, die op 15 mei 2024 afloopt, niet het gevolg was van het bestreden besluit. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat verzoekers niet tijdig een nieuwe aanvraag hadden ingediend en de vereiste spoed ontbrak. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze mondelinge uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/2003

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

2 mei 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam] en [naam] , verzoekers

(gemachtigde: mr. R.J. Boogers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leudal

(gemachtigde: G. Neelis).

Procesverloop

In het besluit van 11 oktober 2022 heeft het college aan [naam] een omgevingsvergunning verleend voor de tijdelijke huisvesting van vluchtelingen op de locatie [adres] in [plaats] voor de duur van 6 maanden (tot 15 mei 2023). Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt omdat verzoekers een omgevingsvergunning hebben aangevraagd voor de duur van 60 maanden en zij van mening zijn dat het college de omgevingsvergunning voor de aangevraagde duur had moeten verlenen.
In het besluit van 11 april 2023 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van verzoekers ongegrond verklaard. Bij dit besluit heeft het college de duur van de omgevingsvergunning met zes maanden verlengd (tot 15 november 2023).
Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit (bekend onder zaaknummer ROE 23/1086). Tijdens de beroepsprocedure heeft het college aan verzoekers een nieuwe tijdelijke omgevingsvergunning verleend, eveneens voor de huisvesting van Oekraïners, met een nieuwe termijn van 6 maanden (tot 15 mei 2024).
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 mei 2024 op zitting behandeld. Verzoekers zijn verschenen, vertegenwoordigd door [naam] en bijgestaan door hun gemachtigde. De gemachtigde van het college heeft telefonisch deelgenomen aan de zitting.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekers geen spoedeisend belang hebben bij schorsing van het bestreden besluit en wijst het verzoek om voorlopige voorziening daarom af. Daarom bestaat ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter motiveert dit oordeel als volgt.
2. Verzoekers hebben verzocht om een voorlopige voorziening tijdens het beroep tegen de (eerdere) vergunning van 11 oktober 2022 en de beslissing op bezwaar daarover (het bestreden besluit) van 11 april 2023. Het gaat daarbij om een tijdelijke omgevingsvergunning die na een verlenging bij het bestreden besluit is afgelopen op 15 november 2023. Verzoekers hebben voor die tijd geen voorlopige voorziening gevraagd of een nieuwe aanvraag om omgevingsvergunning ingediend bij het college, terwijl verzoekers heel goed wisten dat die vergunning zou aflopen. Dit was immers de reden dat verzoekers tegen het bestreden besluit beroep hebben ingesteld. Verzoekers hebben ter zitting weliswaar redenen genoemd voor het feit dat voor hen eerder geen urgentie bestond om een voorlopige voorziening te verzoeken, maar die redenen kunnen niet afdoen aan het gegeven dat de duur van de omgevingsvergunning waartegen het verzoek om voorlopige voorziening is gericht al op 15 november 2023 is afgelopen. Zo is het aflopen van de zes maanden termijn uit de andere omgevingsvergunning op 15 mei 2024, waar voor verzoekers eigenlijk op dit moment de spoed in is gelegen, geen gevolg van de omgevingsvergunning waar het bestreden besluit op ziet. De omgevingsvergunning van 11 oktober 2022 is al enkele maanden uitgewerkt en daaruit kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter sinds 15 november 2023 geen spoedeisend belang meer volgen.
3. Dat verzoekers het met de afloop van de eerdere vergunning op 15 november 2023 inhoudelijk niet eens zijn en om die reden zijn opgekomen tegen het bestreden besluit, is hun goed recht, maar dat is op zichzelf geen reden voor het treffen van een voorlopige voorziening als daarvoor de vereiste spoed ontbreekt. Ook de wens van verzoekers om het verzoek om voorlopige voorziening in te dienen om op die manier eerder uitspraak te krijgen in de beroepszaak is op zichzelf geen reden voor het treffen van een voorlopige voorziening. De mogelijkheid om hangende beroep een voorlopige voorziening te vragen is namelijk niet bedoeld om ‘kortsluiting’ af te dwingen en zo de behandeling van de hoofdzaak te versnellen. Zeker als de vereiste spoed bij het treffen van een voorlopige voorziening ontbreekt.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2024
door mr. K.M.J.A. Smitsmans, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. N.A.M. Bergmans, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 8 mei 2024.

Tegen deze mondelinge uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.