ECLI:NL:RBLIM:2024:2317
Rechtbank Limburg
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening op basis van Opiumwet met betrekking tot woningsluiting
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 7 mei 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. T.J.N. Hameleers, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Maasgouw, dat haar verplichtte haar woning voor zes maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had op 13 maart 2024 een last onder bestuursdwang opgelegd, waartegen verzoekster bezwaar had gemaakt en om een voorlopige voorziening had verzocht. De voorzieningenrechter had eerder, op 21 maart 2024, het besluit geschorst tot de behandeling van het verzoek.
Tijdens de zitting op 1 mei 2024 werd duidelijk dat verzoekster inmiddels vervangende woonruimte had gevonden en dat de burgemeester had toegezegd om een week te wachten met de sluiting, zodat verzoekster haar woning kon leegmaken. Verzoekster trok haar verzoek tot voorlopige voorziening in, maar onder de voorwaarde dat de proceskosten vergoed zouden worden. De burgemeester was echter niet bereid om deze kosten te vergoeden. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was, aangezien verzoekster al een alternatieve woonruimte had gevonden en de burgemeester had toegezegd te wachten met de sluiting.
De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen, omdat er geen evident onrechtmatig besluit was en het spoedeisend belang ontbrak. De voorzieningenrechter wees het verzoek af, maar stelde dat de burgemeester de woning vanaf 7 mei 2024 mocht sluiten. Er was geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd op dezelfde dag naar de betrokken partijen verzonden.