ECLI:NL:RBLIM:2024:2297

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
C/03/318251 / HA ZA 23-230
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na onterecht vasthouden van tractor door reparateur

Op 21 november 2022 heeft eiseres haar tractor ter reparatie naar gedaagde, Intrak Voerendaal B.V., gebracht. Bij het ophalen op 25 november 2022 weigerde gedaagde de tractor af te geven, omdat er openstaande facturen waren. In een kort geding op 28 februari 2023 oordeelde de rechtbank dat gedaagde zich ten onrechte op het retentierecht beriep en de tractor op 1 maart 2023 moest afgeven. Eiseres vordert nu schadevergoeding voor de kosten van een vervangende tractor, reiskosten en schade aan de tractor zelf. De rechtbank wijst de schade voor de huur van een vervangende tractor en een deel van de reiskosten toe, maar wijst de overige schade af. De rechtbank oordeelt dat gedaagde toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de verbintenis om de tractor op tijd af te geven. De gevorderde schadevergoeding van € 27.445,70 wordt deels toegewezen, met een totaalbedrag van € 17.779,60 aan schadevergoeding, plus buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De rechtbank wijst de wettelijke rente toe vanaf de datum van de dagvaarding, 15 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/318251 / HA ZA 23-230
Vonnis van 1 mei 2024
in de zaak van
[eiseres],
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. R. Bijlsma te Huissen,
tegen
INTRAK VOERENDAAL B.V.,
te Voerendaal,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Intrak,
advocaat: mr. W. Meijs te 's-Hertogenbosch.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 mei 2023 met producties 1 tot en met 9;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 8;
- de nagekomen productie 9 van Intrak;
- het tussenvonnis van 9 augustus 2023 waarin de mondelinge behandeling is bepaald;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 19 maart 2024;
- de spreekaantekeningen van partijen;
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

De feiten
2.1.
Op 21 november 2022 heeft [eiseres] haar tractor ter reparatie naar Intrak gebracht. Toen [eiseres] de tractor op 25 november 2022 weer wilde ophalen, weigerde Intrak deze af te geven. Zij wilde eerst betaling van enkele openstaande facturen. Op 28 februari 2023 heeft deze rechtbank in kort geding beslist dat Intrak zich ten onrechte op het retentierecht beriep. Intrak moest de tractor aan [eiseres] afgeven. Dat is op 1 maart 2023 gebeurd.
De vordering
2.2.
In deze procedure vordert [eiseres] vergoeding van schade. Doordat Intrak op
25 november 2022 ten onrechte weigerde de tractor af te geven, heeft [eiseres] langer dan gepland een vervangende tractor moeten huren en onnodig kosten voor de reis en de reistijd gemaakt, aldus [eiseres] . Daarnaast stelt zij dat de tractor door Intrak is beschadigd. [eiseres] vordert daarom betaling van in totaal € 27.445,70, plus rente en incassokosten.
2.3.
De rechtbank zal hieronder de gevorderde schadeposten beoordelen.
Schade doordat Intrak de tractor onder zich heeft gehouden
2.4.
Intrak heeft niet betwist dat zij de tractor ten onrechte onder zich heeft gehouden. De rechtbank neemt dit daarom als vaststaand feit aan. Daarmee is Intrak toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verbintenis. Partijen hadden immers afgesproken dat [eiseres] de tractor na reparatie op 25 november 2022 kon ophalen. Dat is uiteindelijk pas op 1 maart 2023 gebeurd. Partijen zijn het niet eens over de vraag of [eiseres] daardoor schade heeft geleden, en zo ja, hoe veel.
De kosten voor de vervangende tractor
2.5.
[eiseres] vordert, na vermindering van haar eis, als schade voor de huur van een vervangende tractor vanaf 25 november 2022 tot 1 maart 2023 € 17.760,00.
2.6.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Intrak de stelling van [eiseres] dat zij gedurende deze hele periode een vervangende tractor nodig had, onvoldoende gemotiveerd betwist. Het feit dat [eiseres] in Nederland geen bedrijfsactiviteiten ontplooit, zoals Intrak heeft aangevoerd, betekent niet dat een vervangende tractor onnodig was. [eiseres] heeft namelijk onweersproken toegelicht dat zij, hoewel gevestigd in Heerlen, een veeteeltbedrijf in België exploiteert. Op die locatie heeft [eiseres] zeven dagen per week een tractor nodig, onder meer voor het voeren van de dieren gedurende meerdere momenten tijdens de dag. In dat licht bezien kon, anders dan Intrak meent, niet van [eiseres] worden gevraagd dat zij de tractor steeds afzonderlijk per benodigd uur zou huren en weer zou terugbrengen. Dat [eiseres] een vervangende tractor nodig had voor deze hele periode, staat dus vast.
2.7.
Intrak vindt het gevorderde bedrag van € 17.760,00 niet redelijk. Zij meent dat de verhuur van tractoren gewoonlijk niet plaatsvindt op basis van een vaste huurprijs per dag, maar op basis van achteraf vast te stellen draaiuren. De rechtbank verwerpt dit betoog. Uit een door [eiseres] overgelegde creditnota van Intrak van 28 juli 2021 (productie 5 dagvaarding) blijkt namelijk dat Intrak ook zelf ten minste in één geval rekende met een vaste huurprijs per dag. Verder heeft [eiseres] volgens Intrak een splinternieuwe en dus te duur type tractor gehuurd. De rechtbank volgt Intrak hierin niet. [eiseres] heeft namelijk ter zitting onweersproken verklaard dat de gehuurde tractor uit het bouwjaar 2001 stamt.
2.8.
Uit de door [eiseres] overgelegde factuur blijkt dat aan haar voor de huur van de tractor een tarief van € 185,00 per dag in rekening is gebracht. Uitgaande van acht uren per dag, komt dat neer op een uurtarief van afgerond € 23,00 per uur. Intrak heeft verklaard zelf te rekenen met een tarief van € 22,00 per uur. Deze tarieven liggen zo dicht bij elkaar dat de rechtbank het tarief van € 185,00 per dag redelijk acht.
2.9.
Tot slot heeft Intrak betwist dat [eiseres] de factuur daadwerkelijk heeft betaald. Volgens Intrak is er daarom geen sprake van schade. [eiseres] heeft ter zitting uitgelegd dat de kosten van de huur zijn verrekend met een vordering die [eiseres] had op het bedrijf waar zij de tractor van huurde, vanwege door [eiseres] uitgevoerde werkzaamheden (het persen van hooibalen). Intrak heeft dat niet weersproken, zodat de rechtbank daarvan uitgaat.
2.10.
De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 17.760,00 voor de huur van een vervangende tractor daarom toewijzen.
De reiskosten en de reistijd
2.11.
Verder vordert [eiseres] € 421,00 aan reiskosten (€ 91,00) en reistijd (€ 330,00). Haar bestuurder is op 25 november 2022 samen met zijn vriendin voor niets heen en weer gereden om de tractor op te halen (70 kilometer à € 0,65 per kilometer + 2 x 1,5 uur x € 55,00).
2.12.
Dat [eiseres] op 25 november 2022 vergeefs naar Intrak is afgereisd, staat vast. Volgens Intrak had [eiseres] deze kosten niet hoeven te maken, omdat zij aangeboden heeft om de tractor op 1 maart 2023 naar [eiseres] te brengen. Of Intrak dit aanbod gedaan heeft, kan in het midden blijven. Naar het oordeel van de rechtbank gaat de schadebeperkings-plicht namelijk niet zover, dat [eiseres] van dat (vermeende) aanbod gebruik moest maken. Het stond haar vrij de tractor zelf op te halen.
2.13.
Ook het aantal kilometers staat vast. Intrak heeft er weliswaar op gewezen dat [eiseres] kantoor houdt in Heerlen, maar [eiseres] heeft onweersproken gesteld dat de retourafstand van Intrak naar [plaats] in België 70 kilometer bedraagt. Dat is de plaats waar [eiseres] haar opstallen huurt en haar werkzaamheden verricht, en waar haar bestuurder woont. De rechtbank gaat daarom uit van een retourafstand van 70 kilometer.
2.14.
[eiseres] vordert 65 cent per kilometer en stelt dat dit haar daadwerkelijke kosten zijn geweest. Intrak vindt dat exorbitant hoog. Bij gebrek aan nadere onderbouwing door [eiseres] ziet de rechtbank aanleiding om aansluiting te zoeken bij het tarief voor getuigen in strafzaken en wijst 28 cent per kilometer toe. Dat komt neer op € 19,60 (70 km x € 0,28).
2.15.
De gevorderde vergoeding voor de uren die de bestuurder van [eiseres] en zijn vriendin aan de reis hebben besteed, wordt afgewezen. Intrak heeft betwist dat [eiseres] in dat kader daadwerkelijk schade heeft geleden en [eiseres] heeft dat, in het licht van die betwisting, onvoldoende toegelicht en onderbouwd.
Slotsom
2.16.
Aan geleden schade doordat Intrak de tractor onder zich heeft gehouden, wijst de rechtbank in totaal € 17.779,60 (€ 17.760,00 + € 19,60) toe.
De schade aan de tractor
2.17.
De gevorderde vergoeding voor schade aan de tractor, bestaande uit een beschadigde zwaailamp, beschadigde spiegel en beschadigde achterbanden, wordt afgewezen. [eiseres] heeft namelijk onvoldoende feiten en omstandigheden aangedragen op basis waarvan de rechtbank kan vaststellen dat de schade is ontstaan toen de tractor bij Intrak stond. Intrak heeft bovendien foto’s overgelegd waaruit blijkt dat de tractor in elk geval op 25 november 2022 al beschadigd was. Dat zegt weliswaar niets over de periode tussen 21 en 25 november 2022, maar het had op de weg van [eiseres] gelegen om zijn stelling, dat hij de tractor op 21 november 2022 onbeschadigd inleverde, nader toe te lichten en te onderbouwen. Dat heeft hij niet gedaan.
Wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten
2.18.
[eiseres] vordert wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (BW) over de schadevergoeding vanaf 1 maart 2023. Dat artikel heeft alleen betrekking op betalingsverplichtingen uit handelsovereenkomsten en dus niet op een vordering tot schadevergoeding, waar in deze zaak sprake van is. Daarvoor geldt het regime van artikel 6:119 BW. Voor wettelijke rente als bedoeld in dit artikel is vereist dat Intrak in verzuim is met het betalen van een geldsom. Dat Intrak op 1 maart 2023 al in verzuim was, is niet gesteld of gebleken. De rechtbank wijst de wettelijke rente over de toegewezen schadeposten daarom toe vanaf 15 mei 2023, de datum van de dagvaarding.
2.19.
[eiseres] maakt aanspraak op een vergoeding van € 4.116,85 aan buitengerechtelijke incassokosten. Dat zij buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft laten verrichten, is voldoende gesteld en door Intrak niet betwist. Het wettelijk bepaalde tarief bij een hoofdsom van € 17.779,60 bedraagt € 1.152,88. Dat bedrag zal worden toegewezen.
2.20.
De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
2.21.
Intrak is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 109,44
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat € 1.228,00 (2 punten × tarief II)
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 4.352,44
2.22.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
veroordeelt Intrak om aan [eiseres] te betalen € 17.779,60, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 15 mei 2023 tot de dag van betaling;
3.2.
veroordeelt Intrak tot betaling van € 1.152,88 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW als deze niet binnen veertien dagen na dit vonnis zijn voldaan;
3.3.
veroordeelt Intrak in de proceskosten van € 4.352,44, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis. Als Intrak niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Intrak € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
3.4.
veroordeelt Intrak in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na dit vonnis zijn voldaan;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het anders of meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.
Typ: LV