19.1.Uit het geluidsonderzoek van 22 februari 2021 volgt dat de geluidsniveaus als het gaat om stemgeluid die zijn berekend ter plaatse van de woning van [eiseres en eiser 2] zeer ruim voldoen aan de geluidswaarden uit het voormalige Activiteitenbesluit. Uit het geluidsonderzoek volgt dus dat er geen sprake is van onevenredige geluidshinder voor [eiseres en eiser 2] . [eiseres en eiser 2] heeft de bevindingen uit het akoestisch onderzoek niet betwist en heeft ook geen contra-expertise overgelegd. Bovendien mocht verweerder zich baseren op het geluidsonderzoek omdat hij aan zijn vergewisplicht heeft voldaan. Het rapport is logisch opgebouwd en duidelijk in zijn conclusies. Omdat er geen sprake is van onevenredige geluidshinder slaagt deze beroepsgrond van eisers niet.
Uitstraling van het strandpaviljoen
20. [eiseres en eiser 2] stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening omdat het strandpaviljoen, gelet op onder andere de hoogte hiervan, ruimtelijk gezien niet past binnen de omliggende omgeving.
21. De rechtbank overweegt als volgt.
22. Hoewel de rechtbank met [eiseres en eiser 2] van oordeel is dat de totale hoogte van het strandpaviljoen en zelfs de verhoging ten opzichte van wat is toegestaan in het bestemmingsplan niet onaanzienlijk is, maakt dat op zichzelf niet dat het verhoogde strandpaviljoen onevenredig hoog is gelet op de omgeving en in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij acht de rechtbank van belang dat [eiseres en eiser 2] niet heeft aangevoerd dat hij ten gevolge van de hoogte van het strandpaviljoen een vermindering van privacy en bezonning ondervindt. Het strandpaviljoen ligt relatief ver van andere bebouwing vandaan, met uitzondering van andere strandpaviljoens/horecagelegenheden. Ook heeft [eiseres en eiser 2] de bevindingen van het [vereniging] van 2 april 2021 dat het te bouwen strandpaviljoen landschappelijk past in zijn omgeving aan de Mookerplas niet inhoudelijk weersproken of hier een eigen rapport tegenover gesteld. Het is niet voldoende voor [eiseres en eiser 2] om enkel zijn eigen mening over de uitstraling van het strandpaviljoen te geven. Deze beroepsgrond van [eiseres en eiser 2] slaagt daarom niet.
23. [eiseres en eiser 2] stelt zich verder op het standpunt dat ten gevolge van het strandpaviljoen de parkeerproblemen in zijn straat zullen toenemen. [eiseres en eiser 2] bestrijdt niet dat er op korte afstand van het strandpaviljoen voldoende parkeerplaatsen zijn. Volgens [eiseres en eiser 2] is het probleem echter dat deze parkeerplaatsen betaalde parkeerplekken zijn waardoor bezoekers van het strandpaviljoen hiervan geen gebruik zullen maken maar hun auto zullen parkeren op plekken waar dit gratis is, namelijk onder meer in de straat waar [eiseres en eiser 2] woont.
24. De rechtbank overweegt als volgt.
25. Ter zitting is door [eiseres en eiser 2] bevestigd dat zijn beroepsgrond niet ziet op het aantal beschikbare parkeerplaatsen. [eiseres en eiser 2] heeft toegelicht dat hij niet beoogt aan te voeren dat er te weinig parkeerplaatsen op het eigen terrein van het strandpaviljoen of in de omgeving aanwezig zijn. [eiseres en eiser 2] voert daarentegen wel aan dat volgens hem in de praktijk geen gebruik zal worden gemaakt van deze aanwezige parkeerplaatsen. Naar het oordeel van de rechtbank is dit echter geen ruimtelijk aspect dat verweerder in het kader van de te maken belangenafweging had moeten meenemen. Het gaat er namelijk om dat er voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn en niet of hier daadwerkelijk gebruik van zal worden gemaakt. De rechtbank kan voorbijgaan aan de vraag of verweerder correct de parkeerregeling en de daarin opgenomen parkeernormen heeft toegepast omdat tussen partijen niet in geschil is dat er (ongeacht of er een parkeernorm geldt) voldoende parkeerplaatsen zijn in de omgeving en het [eiseres en eiser 2] enkel te doen is om de vraag of er daadwerkelijk van de parkeerplaatsen gebruik zal worden gemaakt.
Levensvatbaarheid strandpaviljoen
26. [eiseres en eiser 2] stelt zich verder op het standpunt dat hij zich afvraagt of een grootschalig horeca-etablissement, zoals het strandpaviljoen, rendabel is en past naast de toch al vele horecagelegenheden in Plasmolen.
27. De rechtbank overweegt als volgt.
28. Voor zover [eiseres en eiser 2] beoogt aan te voeren dat er leegstand in het pand van het strandpaviljoen zal ontstaan, is de rechtbank van oordeel dat hij dit onvoldoende heeft onderbouwd, laat staan dat [eiseres en eiser 2] inzichtelijk heeft gemaakt waarom de verhoogde bouwhoogte zou betekenen dat het concept van vergunninghouder niet levensvatbaar zou zijn. De vergunninghouder heeft ter zitting toegelicht dat het strandpaviljoen een
(horeca-)concept omvat dat gericht is op ouderen en dat zich in dat opzicht onderscheidt van de al aanwezige horecagelegenheden in Plasmolen. Voorts geldt dat het voor vergunninghouder en zijn horeca initiatief nu juist van belang is dat een strandpaviljoen met een verhoogd dakterras kan worden gerealiseerd. Dat dakterras draagt positief bij aan de exploitatiemogelijkheden van het strandpaviljoen.
Natura 2000-vergunning en watervergunning
29. [eiseres en eiser 2] stelt zich ook nog op het standpunt dat verweerder ten onrechte geen voorwaarden aan de omgevingsvergunning heeft verbonden waarin is opgenomen dat voordat met de uitvoering van de omgevingsvergunning mag worden begonnen een Natura 2000-vergunning en/of een watervergunning is verleend.
30. De rechtbank overweegt als volgt.
31. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat omdat uit de quickscan flora en fauna en de stikstofberekening niet blijkt dat een Natura 2000-vergunning of een flora-en faunaontheffing van de provincie nodig zijn, een dergelijke voorwaarde niet aan de omgevingsvergunning verbonden kan worden en/of er ook geen aanhaakverplichting voor vergunninghouder bestond. Daarnaast behoort het aanvragen van de benodigde watervergunning tot de eigen verantwoordelijkheid van de vergunninghouder. Mocht die nodig zijn en heeft vergunninghouder die niet, dan kan [eiseres en eiser 2] desgewenst om handhaving vragen. [eiseres en eiser 2] heeft overigens niet onderbouwd waarom een watervergunning noodzakelijk zou zijn in dit geval.
32. [eiseres en eiser 2] stelt zich als laatste op het standpunt dat het strandpaviljoen volgens de bouwtekeningen over de huidige wandelroute loopt (het Kromvenpad) en dat dit publieke pad toegankelijk moet blijven.
33. De rechtbank overweegt als volgt.
34. De rechtbank volgt [eiseres en eiser 2] niet in zijn standpunt omdat door de vergunninghouder ter zitting is toegelicht en ook uit de dossierstukken blijkt dat het strandpaviljoen wordt gebouwd naast het Kromvenpad waardoor dit pad openbaar toegankelijk blijft. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Griffierechten (alle eisers in alle zaken)
35. Eisers zijn het niet er mee eens dat er bij hen allemaal apart voor het instellen van beroep griffierecht is geheven. Volgens eisers hebben zij namelijk één keer beroep ingesteld tegen zeven samenhangende besluiten. Op grond van artikel 8:41, derde lid, van de Awb is in dat geval volgens eisers slechts eenmaal griffierecht verschuldigd en niet zeven keer griffierecht zoals is geheven.
36. De rechtbank overweegt als volgt.
37. Uit de recente uitspraak van de Afdeling van 3 april 2024volgt dat de regeling van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb ervan uitgaat dat degene die beroep instelt tegen meer dan één beslissing op bezwaar, als regel voor elk beroep afzonderlijk griffierecht is verschuldigd, ook als die beroepen zijn ingesteld bij één beroepschrift. Alleen als dezelfde belanghebbende één beroepschrift indient tegen twee of meer met elkaar samenhangende besluiten zoals bedoeld in artikel 8:41, derde lid, van de Awb, is slechts eenmaal griffierecht verschuldigd. Omdat eisers verschillende belanghebbenden zijn is artikel 8:41, derde lid, van de Awb niet van toepassing en zijn eisers op grond van
artikel 8:41, eerste lid, van de Awb ieder (per huishouden) apart griffierecht verschuldigd.
Conclusie en gevolgen (alle eisers in alle zaken)
38. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen van eisers ongegrond. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.