ECLI:NL:RBLIM:2024:2282

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
ROE 21/1488, 21/1977, 21/1978, 21/1979, 21/1980, 21/1981 en 21/1982
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluiten tot niet-ontvankelijkheid en gedeeltelijk ongegrond verklaren van bezwaren tegen omgevingsvergunning voor strandpaviljoen

Op 3 mei 2024 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers beroep aantekenden tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Mook en Middelaar. De zaak betreft de omgevingsvergunning voor de bouw van een strandpaviljoen aan de Mookerplas te Plasmolen. Eisers, die zich niet konden identificeren als belanghebbenden, stelden dat hun bezwaren ten onrechte niet-ontvankelijk waren verklaard. De rechtbank oordeelde dat de eisers geen feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervonden van de bouw van het strandpaviljoen, en dat zij daarom niet als belanghebbenden konden worden aangemerkt in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat de bezwaren van de overige eisers terecht niet-ontvankelijk waren verklaard. Daarnaast werd vastgesteld dat de vergunninghouder met toepassing van de kruimelgevallenregeling van het bestemmingsplan mocht afwijken. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van eisers, met betrekking tot parkeeroverlast en geluidsoverlast, niet slagen. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en wees de eisers op de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 21 / 1488, ROE 21 / 1977, ROE 21 / 1978, ROE 21 / 1979,
ROE 21 / 1980, ROE 21 / 1981 en ROE 21 / 1982

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 mei 2024 in de zaken tussen

[eiser 1] ,

[eiseres],
[eiser 2],
[eiser 3],
[eiser 4],
[eiser 5],
[eiser 6],
[eiser 7],
[eiser 8],
[eiser 9],
allen uit [woonplaats 1] ,
(gemachtigde: [eiser 1] ),
hierna samen te noemen: eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Mook en Middelaar, verweerder
(gemachtigde: mr. M.J.M. Gelissen).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij], uit [vestigingsplaats] (de vergunninghouder)
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Bij besluit van 16 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een strandpaviljoen met sanitaire voorziening bij De Mookerplas te Plasmolen op het perceel aan de [adres 1] te [plaats] .
Bij afzonderlijke besluiten van 20 april 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder besloten om het bezwaar van [eiseres] en [eiser 2] in zoverre gegrond te verklaren dat de motivering van de verleende omgevingsvergunning wordt aangepast. Verweerder heeft voor het overige besloten om het bezwaar van [eiseres] en [eiser 2] ongegrond te verklaren en de verleende omgevingsvergunning niet te herroepen. Verweerder heeft daarnaast besloten om de bezwaren van de overige eisers niet-ontvankelijk te verklaren.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten afzonderlijk beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft de beroepen op 29 maart 2024 gevoegd op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser 1] , eiseres en gemachtigde van eisers, [eiser 3] ,
[eiser 7] , [eiseres] en [eiser 2] , allen eisers, de gemachtigde van verweerder en de gemachtigde van de vergunninghouder.

Overwegingen

Overgangsrecht Omgevingswet
1. De bestreden besluiten zijn besluiten genomen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Per 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden en is de Wabo ingetrokken. Omdat de aanvraag die heeft geleid tot de bestreden besluiten is ingediend voor 1 januari 2024, volgt uit artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet dat dit geschil moet worden beoordeeld aan de hand van het voor die datum geldende recht.
De feiten
2. Op 5 november 2019 heeft de vergunninghouder een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag is ingediend ten behoeve van het bouwen van een strandpaviljoen met sanitaire voorziening bij De Mookerplas te Plasmolen op het perceel aan de [adres 1] te [plaats] . De aanvraag ziet op de activiteiten ‘bouwen’ [1] en ‘handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening’ [2] .
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aangevraagde omgevingsvergunning verleend. Volgens verweerder is het aangevraagde strandpaviljoen in strijd met
artikel 13.2.5, onder b, van het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Mookerplas e.o., 1e herziening’ [3] . Dit omdat de goothoogte van het strandpaviljoen 11,25 meter bedraagt terwijl op grond van de voornoemde bepaling uit het bestemmingsplan een goothoogte van maximaal 8 meter is toegestaan. Verweerder is, voor zover in deze zaak van belang, met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo in samenhang met artikel 4, onderdeel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) (de kruimelgevallenregeling) van het bestemmingsplan afgeweken. Volgens verweerder is er sprake van een goede ruimtelijke ordening. Verweerder stelt zich, op basis van een integrale afweging van de relevante aspecten en gelet op het welstandsadvies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit van 28 februari 2020, op het standpunt dat met het aangevraagde project de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit van de naaste omgeving voldoende gewaarborgd blijft. Eisers hebben tegen het primaire besluit afzonderlijk bezwaar gemaakt.
4. Bij het bestreden besluit, dat is gericht aan [eiseres] en [eiser 2] (hierna samen te noemen: ‘ [eiseres en eiser 2] ’), heeft verweerder besloten om het door hen ingediende bezwaar in zoverre gegrond te verklaren dat de motivering van de verleende omgevingsvergunning wordt aangepast. Verweerder heeft, in navolging van het advies van de commissie bezwaarschriften, de motivering ten aanzien van de goede ruimtelijke ordening aangepast. Verweerder heeft daartoe een akoestisch onderzoek laten uitvoeren, een parkeernotitie laten opstellen en het [vereniging] om advies gevraagd over de ruimtelijke inpassing van het strandpaviljoen in zijn directe omgeving.
4.1.
Uit het akoestisch onderzoek van 22 februari 2021 blijkt volgens verweerder dat bij de woningen in de omgeving van het strandpaviljoen als het gaat om stemgeluid afkomstig van het te realiseren dakterras geluidsniveaus worden berekend die zeer ruim voldoen aan de geluidswaarden uit het voormalige Activiteitenbesluit over zowel de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus als de maximale geluidswaarden.
4.2.
Uit de parkeernotitie van 2 maart 2021 van Leisurelands blijkt volgens verweerder niet alleen dat er voor het betreffende gebied en de restaurantbestemming geen parkeernorm van toepassing is, maar ook dat de parkeerbehoefte van het restaurant met gemak kan worden opgevangen door de aanwezige parkeerplaatsen binnen een straal van 250 meter, waar gasten van het restaurant tegen een gereduceerd tarief gebruik van kunnen maken. Gelet op onder meer de grote loopafstand tot het parkeerterrein aan de [adres 2] wordt een toename van de parkeerdruk daar door de komst van het strandpaviljoen uitgesloten volgens verweerder.
4.3.
Uit het advies van het [vereniging] van 2 april 2021 blijkt volgens verweerder verder dat de commissie ruimtelijke kwaliteit van mening is dat het te bouwen strandpaviljoen landschappelijk zal passen in zijn omgeving aan de Mookerplas. Verweerder heeft gelet op de hiervoor genoemde adviezen bij het bestreden besluit voor het overige besloten om het bezwaar van [eiseres en eiser 2] ongegrond te verklaren en de verleende omgevingsvergunning in stand te laten.
5. Bij de bestreden besluiten gericht aan de overige eisers, heeft verweerder besloten om de bezwaren van de overige eisers niet-ontvankelijk te verklaren. Volgens verweerder zijn eisers, behalve [eiseres en eiser 2] , niet aan te merken als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gelet op onder andere de (grote) afstanden tussen hun woningen en het strandpaviljoen en gezien het feit dat eisers geen zicht hebben op het strandpaviljoen.
6. Eisers zijn het niet eens met de bestreden besluiten en hebben hiertegen ieder afzonderlijk beroep ingesteld. De rechtbank zal hierna ingaan op wat eisers in beroep hebben aangevoerd.
Gronden van beroep en beoordeling
De ontvankelijkheid van eisers (zaken ROE 21 / 1488 en ROE 21 / 1977 tot en met ROE 21 / 1981)
7. Eisers, met uitzondering van [eiseres en eiser 2] , stellen zich op het standpunt dat verweerder hun bezwaren ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat zij geen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb zouden zijn. De eisers in kwestie stellen dat zij wel degelijk feitelijke gevolgen van enige betekenis zullen ondervinden van het strandpaviljoen. Volgens die eisers is namelijk het geluidsrapport van 22 februari 2021, dat verweerder ten grondslag heeft gelegd aan de bestreden besluiten, niet juist omdat hierbij enkel stemgeluid is betrokken en niet ook versterkte muziek. Het meenemen van deze geluidsbron in het geluidsonderzoek zou er volgens eisers toe leiden dat zij wel degelijk feitelijke gevolgen van enige betekenis zullen ondervinden.
8. De rechtbank dient te beoordelen of eisers ( [eiseres en eiser 2] uitgezonderd) door verweerder terecht niet als belanghebbende in voornoemde zin zijn aangemerkt. Als dat het geval is, dan zijn de beroepen van die eisers ongegrond. Als voornoemde eisers wel belanghebbende zijn, dan zijn de beroepen van de eisers gegrond. De rechtbank overweegt als volgt.
9. Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Alleen diegene die een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
10. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) is het uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken als de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene zo gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. [4]
10.1.
De rechtbank stelt de volgende afstanden tussen de woningen van eisers en het strandpaviljoen gelegen aan de [adres 1] te [plaats] vast. [5]
  • [eiser 1] en [eiser 3] , [adres 3] te [woonplaats 2] : 470 meter
  • [eiser 4] , [adres 4] te [woonplaats 3] : 450 meter
  • [eiser 5] en [eiser 6] , [adres 5] te [woonplaats 4] : 590 meter
  • [eiser 7] , [adres 6] te [woonplaats 5] : 460 meter
  • [eiser 8] , [adres 7] te [woonplaats 6] : 930 meter
  • [eiser 9] , [adres 8] te [woonplaats 7] : 600 meter
10.2.
De rechtbank overweegt dat gelet op de ruimte afstanden in combinatie met tussenliggende bebouwing en begroeiing tussen de percelen van eisers en het komende strandpaviljoen nauwelijks tot geen zicht op het strandpaviljoen zal bestaan. Als eisers overlast zullen ervaren van het strandpaviljoen, dan zal deze overlast vooral gelegen zijn in geluidsoverlast. Dat erkennen eisers overigens ook.
10.3.
Verweerder heeft ter beoordeling van het geluidsaspect een geluidsrapport laten opstellen. Dat is het geluidsrapport van [naam onderzoeksbureau] van 22 februari 2021. Daarin is het volgende opgenomen:
(…)
Het stemgeluid van bezoekers is in alle gevallen maatgevend te achten voor het geluid van de terrassen.
(…)
Tabel 4.1 toont dat in die situaties bij de woningen in de omgeving [6] geluidsniveaus worden berekend die zeer ruim voldoen aan de geluidswaarden uit het Activiteitenbesluit inzake zowel de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en de maximale geluidsniveaus. De verwachte niveaus zijn daarbij zodanig laag dat ze ten opzichte van de geldende grenswaarden als akoestisch volledig verwaarloosbaar kunnen worden aangemerkt.
(…)
10.4.
Verweerder gaat er, op basis van het geluidsrapport, dus vanuit dat het enige relevante geluid dat afkomstig is van het verhoogde dakterras stemgeluid van horecabezoekers betreft. Verweerder heeft daarom, zo leest de rechtbank het bestreden besluit, een verhoogde bouwhoogte van het strandpaviljoen vergund voor zover daarmee een dakterras met enkel stemgeluid mogelijk wordt. Ter zitting hebben partijen, voor zover nodig ter bevestiging van het voorgaande, nog de volgende afspraak gemaakt:
‘Op het dakterras wordt geen versterkte muziek afgespeeld.’
10.5.
Die afspraak heeft mede tot gevolg dat eisers hun beroepsgrond voor zover deze ziet op het niet meenemen van versterkte muziek in de afweging van de goede ruimtelijke ordening door verweerder hebben laten vallen. De rechtbank overweegt dan ook dat het antwoord op de vraag of verweerder ook geluidsniveaus van versterkte muziek had moeten meenemen in zijn afweging niet meer nodig is.
10.6.
Dan resteert dus in feite nog enkel het geluidsaspect vanwege het stemgeluid van bezoekers van het (dakterras van het) strandpaviljoen en daar ziet het rapport van [naam onderzoeksbureau] op. Eisers betwisten de conclusies van [naam onderzoeksbureau] overigens niet. De rechtbank overweegt dat uit het geluidsonderzoek van 22 februari 2021, waarbij het geluid afkomstig van het terras is beoordeeld, volgt dat de geluidsniveaus die zijn berekend ter plaatse van onder andere de woning aan de [adres 9] te [woonplaats 8] (de woning van [eiseres en eiser 2] ) zeer ruim voldoen aan de geluidswaarden uit het Activiteitenbesluit. Omdat de woningen van eisers op een verdere afstand zijn gelegen van het strandpaviljoen dan de woning aan de [adres 9] te [woonplaats 8] , zullen de geluidsniveaus ter plaatse van de woningen van eisers nog verder onder de geluidswaarden uit het voormalige Activiteitenbesluit liggen dan ter plaatse van de woning aan de [adres 9] . Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eisers ook als het gaat om geluid geen feitelijke gevolgen van enige betekenis zullen ondervinden van het strandpaviljoen.
11. Eisers zijn, gelet op het voorgaande, geen belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Awb. Verweerder heeft de bezwaren van eisers daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. De beroepsgronden van eisers die daarop zien slagen dan ook niet. De rechtbank zal nu verdergaan met de beoordeling van het beroep van [eiseres en eiser 2] .
Zaak ROE 21 / 1982
12. De rechtbank stelt voorop dat [eiseres en eiser 2] in bezwaar door verweerder als belanghebbende is aangemerkt. De rechtbank moet, gelet op haar ambtshalve toets, echter ook in beroep toetsen of [eiseres en eiser 2] belanghebbende is, ook als dat tussen partijen niet ter discussie staat. De rechtbank is van oordeel dat [eiseres en eiser 2] als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb kan worden aangemerkt gelet op de afstand tot het perceel waarop het strandpaviljoen komt in relatie met de positionering ervan richting het perceel van [eiseres en eiser 2] . Het perceel van [eiseres en eiser 2] grenst ook aan dat van het strandpaviljoen.
13. De rechtbank stelt vast dat verweerder met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo in samenhang met artikel 4, onderdeel 4 van Bijlage II bij het Bor (de kruimelgevallenregeling) van het bestemmingsplan is afgeweken.
14. Tussen partijen is niet in geschil dat de kruimelgevallenregeling van toepassing is en ook de rechtbank onderschrijft dat deze van toepassing is en verweerder op basis daarvan van het bestemmingsplan kan afwijken.
15. Tussen partijen is wel in geschil of het vergunde strandpaviljoen in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en of de door verweerder gemaakte belangenafweging ten nadele van de omwonenden mocht uitvallen.
16. De rechtbank stelt vast dat het gebruik van het perceel voor ‘Horeca’ rechtstreeks op grond van het bestemmingsplan ‘Mookerplas e.o., 1e herziening’ [7] is toegestaan. De in afwijking van het bestemmingsplan vergunde verhoging van het strandpaviljoen heeft tot gevolg dat een terras (op hoogte) mogelijk wordt. Ook een horecaterras op hoogte is op grond van het bestemmingsplan rechtstreeks toegestaan. Dat betekent dat argumenten van [eiseres en eiser 2] die zien op (nut, wenselijkheid en noodzaak van) het vestigen van een horecazaak in de vorm van een strandpaviljoen althans een strandpaviljoen met een dakterras reeds hierom niet kunnen slagen. Enkel voor zover de goothoogte van het strandpaviljoen hoger is dan 8 meter is dit niet rechtstreeks toegestaan op grond van het bestemmingsplan, waarbij enkel de ruimtelijke gevolgen die de reële maximale gevolgen hiervan overstijgen onderdeel uit kunnen maken van de goede ruimtelijke ordening-toets. Langs die lat legt de rechtbank de gronden van [eiseres en eiser 2] als het gaat om de goede ruimtelijke ordening.
Geluid
17. [eiseres en eiser 2] stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening als het gaat om te verwachten geluidsaspecten. Dit omdat verweerder, uitgaande van het geluidsonderzoek van 22 februari 2021, ten onrechte versterkte muziek niet heeft meegenomen in de gemaakte belangenafweging.
18. De rechtbank overweegt als volgt.
19. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen is op zitting tussen partijen afgesproken dat [eiseres en eiser 2] deze beroepsgrond, voor zover deze ziet op het ten onrechte niet meenemen van versterkte muziek in het geluidsrapport, heeft laten vallen. Dit argument van [eiseres en eiser 2] behoeft dan ook geen verdere bespreking.
19.1.
Uit het geluidsonderzoek van 22 februari 2021 volgt dat de geluidsniveaus als het gaat om stemgeluid die zijn berekend ter plaatse van de woning van [eiseres en eiser 2] zeer ruim voldoen aan de geluidswaarden uit het voormalige Activiteitenbesluit. Uit het geluidsonderzoek volgt dus dat er geen sprake is van onevenredige geluidshinder voor [eiseres en eiser 2] . [eiseres en eiser 2] heeft de bevindingen uit het akoestisch onderzoek niet betwist en heeft ook geen contra-expertise overgelegd. Bovendien mocht verweerder zich baseren op het geluidsonderzoek omdat hij aan zijn vergewisplicht heeft voldaan. Het rapport is logisch opgebouwd en duidelijk in zijn conclusies. Omdat er geen sprake is van onevenredige geluidshinder slaagt deze beroepsgrond van eisers niet.
Uitstraling van het strandpaviljoen
20. [eiseres en eiser 2] stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening omdat het strandpaviljoen, gelet op onder andere de hoogte hiervan, ruimtelijk gezien niet past binnen de omliggende omgeving.
21. De rechtbank overweegt als volgt.
22. Hoewel de rechtbank met [eiseres en eiser 2] van oordeel is dat de totale hoogte van het strandpaviljoen en zelfs de verhoging ten opzichte van wat is toegestaan in het bestemmingsplan niet onaanzienlijk is, maakt dat op zichzelf niet dat het verhoogde strandpaviljoen onevenredig hoog is gelet op de omgeving en in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij acht de rechtbank van belang dat [eiseres en eiser 2] niet heeft aangevoerd dat hij ten gevolge van de hoogte van het strandpaviljoen een vermindering van privacy en bezonning ondervindt. Het strandpaviljoen ligt relatief ver van andere bebouwing vandaan, met uitzondering van andere strandpaviljoens/horecagelegenheden. Ook heeft [eiseres en eiser 2] de bevindingen van het [vereniging] van 2 april 2021 dat het te bouwen strandpaviljoen landschappelijk past in zijn omgeving aan de Mookerplas niet inhoudelijk weersproken of hier een eigen rapport tegenover gesteld. Het is niet voldoende voor [eiseres en eiser 2] om enkel zijn eigen mening over de uitstraling van het strandpaviljoen te geven. Deze beroepsgrond van [eiseres en eiser 2] slaagt daarom niet.
Parkeren
23. [eiseres en eiser 2] stelt zich verder op het standpunt dat ten gevolge van het strandpaviljoen de parkeerproblemen in zijn straat zullen toenemen. [eiseres en eiser 2] bestrijdt niet dat er op korte afstand van het strandpaviljoen voldoende parkeerplaatsen zijn. Volgens [eiseres en eiser 2] is het probleem echter dat deze parkeerplaatsen betaalde parkeerplekken zijn waardoor bezoekers van het strandpaviljoen hiervan geen gebruik zullen maken maar hun auto zullen parkeren op plekken waar dit gratis is, namelijk onder meer in de straat waar [eiseres en eiser 2] woont.
24. De rechtbank overweegt als volgt.
25. Ter zitting is door [eiseres en eiser 2] bevestigd dat zijn beroepsgrond niet ziet op het aantal beschikbare parkeerplaatsen. [eiseres en eiser 2] heeft toegelicht dat hij niet beoogt aan te voeren dat er te weinig parkeerplaatsen op het eigen terrein van het strandpaviljoen of in de omgeving aanwezig zijn. [eiseres en eiser 2] voert daarentegen wel aan dat volgens hem in de praktijk geen gebruik zal worden gemaakt van deze aanwezige parkeerplaatsen. Naar het oordeel van de rechtbank is dit echter geen ruimtelijk aspect dat verweerder in het kader van de te maken belangenafweging had moeten meenemen. Het gaat er namelijk om dat er voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn en niet of hier daadwerkelijk gebruik van zal worden gemaakt. De rechtbank kan voorbijgaan aan de vraag of verweerder correct de parkeerregeling en de daarin opgenomen parkeernormen heeft toegepast omdat tussen partijen niet in geschil is dat er (ongeacht of er een parkeernorm geldt) voldoende parkeerplaatsen zijn in de omgeving en het [eiseres en eiser 2] enkel te doen is om de vraag of er daadwerkelijk van de parkeerplaatsen gebruik zal worden gemaakt.
Levensvatbaarheid strandpaviljoen
26. [eiseres en eiser 2] stelt zich verder op het standpunt dat hij zich afvraagt of een grootschalig horeca-etablissement, zoals het strandpaviljoen, rendabel is en past naast de toch al vele horecagelegenheden in Plasmolen.
27. De rechtbank overweegt als volgt.
28. Voor zover [eiseres en eiser 2] beoogt aan te voeren dat er leegstand in het pand van het strandpaviljoen zal ontstaan, is de rechtbank van oordeel dat hij dit onvoldoende heeft onderbouwd, laat staan dat [eiseres en eiser 2] inzichtelijk heeft gemaakt waarom de verhoogde bouwhoogte zou betekenen dat het concept van vergunninghouder niet levensvatbaar zou zijn. De vergunninghouder heeft ter zitting toegelicht dat het strandpaviljoen een
(horeca-)concept omvat dat gericht is op ouderen en dat zich in dat opzicht onderscheidt van de al aanwezige horecagelegenheden in Plasmolen. Voorts geldt dat het voor vergunninghouder en zijn horeca initiatief nu juist van belang is dat een strandpaviljoen met een verhoogd dakterras kan worden gerealiseerd. Dat dakterras draagt positief bij aan de exploitatiemogelijkheden van het strandpaviljoen.
Natura 2000-vergunning en watervergunning
29. [eiseres en eiser 2] stelt zich ook nog op het standpunt dat verweerder ten onrechte geen voorwaarden aan de omgevingsvergunning heeft verbonden waarin is opgenomen dat voordat met de uitvoering van de omgevingsvergunning mag worden begonnen een Natura 2000-vergunning en/of een watervergunning is verleend.
30. De rechtbank overweegt als volgt.
31. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat omdat uit de quickscan flora en fauna en de stikstofberekening niet blijkt dat een Natura 2000-vergunning of een flora-en faunaontheffing van de provincie nodig zijn, een dergelijke voorwaarde niet aan de omgevingsvergunning verbonden kan worden en/of er ook geen aanhaakverplichting voor vergunninghouder bestond. Daarnaast behoort het aanvragen van de benodigde watervergunning tot de eigen verantwoordelijkheid van de vergunninghouder. Mocht die nodig zijn en heeft vergunninghouder die niet, dan kan [eiseres en eiser 2] desgewenst om handhaving vragen. [eiseres en eiser 2] heeft overigens niet onderbouwd waarom een watervergunning noodzakelijk zou zijn in dit geval.
Kromvenpad
32. [eiseres en eiser 2] stelt zich als laatste op het standpunt dat het strandpaviljoen volgens de bouwtekeningen over de huidige wandelroute loopt (het Kromvenpad) en dat dit publieke pad toegankelijk moet blijven.
33. De rechtbank overweegt als volgt.
34. De rechtbank volgt [eiseres en eiser 2] niet in zijn standpunt omdat door de vergunninghouder ter zitting is toegelicht en ook uit de dossierstukken blijkt dat het strandpaviljoen wordt gebouwd naast het Kromvenpad waardoor dit pad openbaar toegankelijk blijft. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Griffierechten (alle eisers in alle zaken)
35. Eisers zijn het niet er mee eens dat er bij hen allemaal apart voor het instellen van beroep griffierecht is geheven. Volgens eisers hebben zij namelijk één keer beroep ingesteld tegen zeven samenhangende besluiten. Op grond van artikel 8:41, derde lid, van de Awb is in dat geval volgens eisers slechts eenmaal griffierecht verschuldigd en niet zeven keer griffierecht zoals is geheven.
36. De rechtbank overweegt als volgt.
37. Uit de recente uitspraak van de Afdeling van 3 april 2024 [8] volgt dat de regeling van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb ervan uitgaat dat degene die beroep instelt tegen meer dan één beslissing op bezwaar, als regel voor elk beroep afzonderlijk griffierecht is verschuldigd, ook als die beroepen zijn ingesteld bij één beroepschrift. Alleen als dezelfde belanghebbende één beroepschrift indient tegen twee of meer met elkaar samenhangende besluiten zoals bedoeld in artikel 8:41, derde lid, van de Awb, is slechts eenmaal griffierecht verschuldigd. Omdat eisers verschillende belanghebbenden zijn is artikel 8:41, derde lid, van de Awb niet van toepassing en zijn eisers op grond van
artikel 8:41, eerste lid, van de Awb ieder (per huishouden) apart griffierecht verschuldigd.
Conclusie en gevolgen (alle eisers in alle zaken)
38. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen van eisers ongegrond. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.J.A. Smitsmans, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E.M. Genders, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op: 3 mei 2024
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 3 mei 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo.
2.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.
3.Vastgesteld op 12 juli 2018.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4081.
5.Deze afstanden zijn bij benadering gemeten via ruimtelijkeplannen.nl.
6.Onder andere de woning aan de [adres 9] te [woonplaats 8] van [eiseres en eiser 2] .
7.Vastgesteld op 12 juli 2018.