Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de mondelinge behandeling van 29 april 2024.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de vrouw, eigenaar van een woning, een kort geding aangespannen tegen haar ex-partner, de man, met het verzoek om ontruiming van de woning. De vrouw wenst vrij over haar eigendomsrecht te beschikken, terwijl de man, die nog geen nieuwe woning heeft, verzoekt om uitstel van ontruiming tot hij vervangende woonruimte heeft gevonden. De vrouw heeft de man eerder verzocht de woning te verlaten, maar de man heeft hier niet aan voldaan. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 april 2024 woonden beide partijen nog samen in de woning. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het spoedeisend belang van de vrouw bij de ontruiming evident is, gezien het feit dat de woning in eigendom toebehoort aan de vrouw en de man zonder haar instemming verblijft. De vordering tot ontruiming is toegewezen, maar de man krijgt een termijn van zes weken om de woning te verlaten, in plaats van de door de vrouw gevorderde termijn van één dag. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval de man niet aan de veroordeling voldoet. De vordering tot uitschrijving uit de basisregistratie is afgewezen, omdat er geen bewijs is dat de man niet zal meewerken aan de adreswijziging zodra hij nieuwe woonruimte heeft. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.