ECLI:NL:RBLIM:2024:2235
Rechtbank Limburg
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek in civiele procedure met betrekking tot gezag over minderjarige
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 29 februari 2024 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de rechters in een civiele procedure betreffende het gezag over een minderjarige. Het verzoek tot wraking werd ingediend door de advocaat van de verzoeker, mr. M.A. Ploemen, na een mondelinge behandeling op 16 januari 2024. Tijdens deze zitting werd een verzoek tot aanhouding afgewezen, wat leidde tot de wraking. De verzoeker stelde dat de rechters partijdig en vooringenomen waren, omdat de vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming niet op de hoogte was van de zaak en dit in het belang van het kind zou schaden.
De rechters, bestaande uit mr. M.C.A.E. van Binnebeke, mr. P.H. Brandts en mr. A.J.M. van Mil, hebben aangegeven dat er geen grond is voor de veronderstelling van partijdigheid. Zij stelden dat de vertegenwoordiger van de Raad zich bereid had verklaard om de raad te vertegenwoordigen, en dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek een processuele beslissing was die niet op vooringenomenheid kan wijzen. De wrakingskamer heeft de argumenten van de verzoeker en de rechters zorgvuldig afgewogen.
Uiteindelijk oordeelde de wrakingskamer dat er geen feiten of omstandigheden waren die een aanwijzing voor vooringenomenheid van de rechters opleverden. Het verzoek tot wraking werd dan ook ongegrond verklaard. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de wrakingskamer, bestaande uit mr. M.M. Beije, mr. R.A.J. van Leeuwen en mr. H.H. Dethmers.