ECLI:NL:RBLIM:2024:2221

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
C/03/328265 / HA ZA 24-121
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in verzet tegen een op tegenspraak gewezen vonnis

Op 17 april 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen [eiser, gedaagde in het verzet] en [gedaagde, eiser in het verzet]. De zaak betreft een verzet tegen een eerder vonnis van 24 januari 2024, waarbij [eiser, gedaagde in het verzet] als eisende partij en [gedaagde, eiser in het verzet] als gedaagde partij optraden. De rechtbank heeft in haar rolbeslissing van 20 maart 2024 aangegeven voornemens te zijn [gedaagde, eiser in het verzet] niet-ontvankelijk te verklaren in het verzet. Dit omdat het eerdere vonnis op tegenspraak was gewezen, waartegen het rechtsmiddel van verzet niet openstaat.

[gedaagde, eiser in het verzet] heeft aangevoerd dat er verstek tegen hem is verleend, wat volgens hem blijkt uit een brief van de rechtbank van 30 oktober 2023. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat [gedaagde, eiser in het verzet] op 31 oktober 2023 het griffierecht heeft voldaan, waardoor het verstekvonnis niet meer van toepassing was. De rechtbank concludeert dat [gedaagde, eiser in het verzet] in de procedure is verschenen en dat het eerdere vonnis van 24 januari 2024 dus een op tegenspraak gewezen vonnis is.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat [gedaagde, eiser in het verzet] niet-ontvankelijk wordt verklaard in het verzet en dat hij in de kosten van de procedure wordt veroordeeld, welke kosten aan de zijde van [eiser, gedaagde in het verzet] op nihil worden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. B.R.M. de Bruijn.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/328265 / HA ZA 24-121
Vonnis bij vervroeging van 17 april 2024
in de zaak van
[eiser, gedaagde in het verzet],
wonend te [woonplaats 1] ,
eisende partij, gedaagde partij in verzet,
advocaat mr. A.F.G. Pennino,
tegen
[gedaagde, eiser in het verzet],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij, eisende partij in verzet,
advocaat mr. R.R.J.W. Delsing.
Partijen zullen hierna [eiser, gedaagde in het verzet] en [gedaagde, eiser in het verzet] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de rolbeslissing van 20 maart 2024
  • de akte uitlating namens [gedaagde, eiser in het verzet] met bijlagen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Op 24 januari 2024 heeft deze rechtbank tussen [eiser, gedaagde in het verzet] als eisende partij en [gedaagde, eiser in het verzet] als gedaagde partij vonnis gewezen (zaaknummer C/03/321410 HA ZA 23-371).

3.De beoordeling

3.1.
Bij rolbeslissing van 20 maart 2024 heeft de rechtbank verklaard voornemens te zijn [gedaagde, eiser in het verzet] niet-ontvankelijk te verklaren in het verzet. [gedaagde, eiser in het verzet] is in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten.
3.2.
[gedaagde, eiser in het verzet] stelt dat, in tegenstelling tot hetgeen is vermeld in het vonnis van
24 januari 2024, tegen hem verstek is verleend. Dit blijkt volgens [gedaagde, eiser in het verzet] uit de brief van de rechtbank van 30 oktober 2023, die als bijlage A aan de akte uitlating is gevoegd. Het verzet dient derhalve ontvankelijk te zijn, aldus [gedaagde, eiser in het verzet] .
3.3.
De rechtbank overweegt als volgt.
In de brief van 30 oktober 2023 staat dat tegen [gedaagde, eiser in het verzet] verstek is verleend, nu de betaling van het griffierecht niet (tijdig) is ontvangen. Tevens is vermeld dat indien het griffierecht wel tijdig is betaald, de procedure op de normale wijze zal worden vervolgd.
Op 31 oktober 2023 heeft [gedaagde, eiser in het verzet] het griffierecht voldaan, waarna het verstekvonnis op de rol op “niet uitgevoerd” is gezet, met de mededeling “alsnog betaald”. Vervolgens is de zaak naar de rol van 8 november 2023 verwezen voor conclusie van antwoord. [gedaagde, eiser in het verzet] heeft verzuimd (tijdig) een conclusie van antwoord te nemen, zodat het recht om te antwoorden is vervallen. Op de rol van 13 december 2023 is vervolgens namens [gedaagde, eiser in het verzet] een B7 formulier met een uitlating conform artikel 2.14 van het procesreglement ingediend. Vervolgens is vonnis bepaald.
[gedaagde, eiser in het verzet] is derhalve in de procedure verschenen, zodat niet gesteld kan worden dat het vonnis van 24 januari 2024 heeft te gelden als een verstekvonnis.
3.4.
De rechtbank blijft derhalve bij haar voorlopig oordeel dat het op 24 januari 2024 gewezen eindvonnis een op tegenspraak gewezen vonnis is, waartegen het rechtsmiddel van verzet niet openstaat. [gedaagde, eiser in het verzet] zal derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzet.
3.5.
Gelet op de uitkomst van de procedure zal [gedaagde, eiser in het verzet] in de kosten van de procedure worden veroordeeld. Deze worden aan de zijde van [eiser, gedaagde in het verzet] begroot op nihil.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart [gedaagde, eiser in het verzet] niet-ontvankelijk in het verzet tegen het vonnis van 24 januari 2024 met zaaknummer C/03/321410 HA ZA 23-371,
4.2.
veroordeelt [gedaagde, eiser in het verzet] in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiser, gedaagde in het verzet] , welke kosten worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH