ECLI:NL:RBLIM:2024:2105

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
C/03/321523 / KGZA 23-309
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning door erfgenaam in kort geding met betrekking tot nalatenschap

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 26 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen mr. Nicole Geradts, in hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van een overledene, en een erfgenaam die zonder recht of geldige titel in de woning van de overledene verblijft. De voorzieningenrechter oordeelt dat de erfgenaam onrechtmatig handelt door in de woning te verblijven, aangezien de vereffening van de nalatenschap niet kan worden voltooid zolang de erfgenaam daar verblijft. De vordering tot ontruiming wordt toegewezen, met een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor het geval de erfgenaam niet vrijwillig de woning verlaat. De vordering tot uitschrijving uit de Basisregistratie Personen wordt afgewezen, omdat dit een verplichting is jegens de Staat en niet is aangetoond dat het niet nakomen van deze verplichting een onrechtmatige daad is. De proceskosten worden toegewezen aan de eisende partij, Geradts q.q.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/321523 / KG ZA 23-309
Vonnis in kort geding van 26 april 2024
in de zaak van
mr. NICOLE GERADTS, in hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van [overledene] ,
gevestigd te Roermond,
eisende partij,
hierna te noemen: Geradts q.q.,
advocaat: mr. J.B. Gubbels,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaatsnaam] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. P.J.L. Tacx.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akte aanvullende producties 1 tot en met 7 van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 19 september 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt
- de spreekaantekeningen van [gedaagde]
- de e-mail van mr. Gubbels namens Geradts q.q. van 11 april 2024 waarin de rechtbank wordt verzocht om vonnis te wijzen.
1.2.
Tot slot is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op [datum] 2017 is overleden [overledene] (hierna erflaatster). Erflaatster was gehuwd met de [vader gedaagde] tot aan diens overlijden op [datum] 2002 (hierna: erflater). Uit het huwelijk zijn in totaal vijf kinderen geboren, waaronder [gedaagde] . Eén kind is vooroverleden.
2.2.
Erflater heeft bij uiterste wilsbeschikking van 21 oktober 1986 de ouderlijke boedelverdeling van toepassing verklaard op grond waarvan erflaatster als langstlevende al het vermogen in de nalatenschap toebedeeld heeft gekregen. De kinderen hebben wegens onderbedeling een vordering op haar verkregen ter grootte van hun erfdeel. Volgens de aangifte recht van successie is het erfdeel per erfgenaam € 37.521,00.
2.3.
Erflaatster heeft ook bij uiterste wilsbeschikking van 21 oktober 1986 over haar nalatenschap beschikt en haar kinderen voor gelijke delen tot erfgenaam benoemd.
2.4.
[gedaagde] heeft de nalatenschap zuiver aanvaard. De overige erfgenamen hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard. De nalatenschap moet worden vereffend volgens de wet.
2.5.
Bij beschikking van 4 november 2020 is Geradts q.q. benoemd tot vereffenaar.
2.6.
Tot de nalatenschap van erflaatster behoort de onroerende zaak gelegen aan de [adres] te [postcode] [plaatsnaam] (hierna: de woning). Erflater woonde tot aan haar overlijden in de woning samen met [gedaagde] . [gedaagde] woont thans nog in de woning.
2.7.
Geradts q.q. is voornemens de woning te gelde te maken en heeft [gedaagde] schriftelijk aangemaand om de woning te verlaten. Tot op heden heeft [gedaagde] daar niet aan voldaan.

3.Het geschil

3.1.
Geradts q.q. vordert samengevat – dat de rechtbank bij vonnis:
[gedaagde] veroordeelt om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning te verlaten en te ontruimen en ontruimd te houden, de woning en de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Geradts q.q. te stellen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag(deel) dat hij hiermee in gebreke blijft,
[gedaagde] veroordeelt om zich binnen 2 weken na het verlaten en ontruimen van de woning uit te schrijven uit de Basisregistratie Personen van [de gemeente] , op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag(deel) dat hij hiermee in gebreke blijft,
[gedaagde] veroordeelt, voor het geval [gedaagde] niet vrijwillig tot ontruiming overgaat en de vereffenaar de ontruiming ex artikel 556 Rv door een gerechtsdeurwaarder moet laten uitvoeren, om aan Geradts q.q. te betalen de kosten die hiermee gemoeid zijn en uit het proces-verbaal van de ontruiming zullen blijken,
[gedaagde] veroordeelt in de proceskosten en de nakosten ad € 173,00, te vermeerderen indien deze niet binnen 7 dagen na aanschrijving aan het vonnis zijn voldaan en er betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak.
3.2.
Geradts q.q. legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Geradts q.q. dient de woning te gelde te maken om de schulden van de nalatenschap te voldoen. Het gaat om de erfdelen uit de nalatenschap van erflater, groot (4 maal € 37.521,00 =) € 150.084,00, en de vereffeningskosten. De nalatenschap beschikt over onvoldoende liquide middelen om deze schulden te kunnen voldoen. [gedaagde] verblijft momenteel zonder recht of geldige titel in de woning. Ondanks daartoe te zijn aangeschreven, wil [gedaagde] de woning niet verlaten.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Het betreft een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. Daarom moet de voorzieningenrechter eerst beoordelen of Geradts q.q. een spoedeisend belang heeft.
4.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang van Geradts q.q. in voldoende mate voortvloeit uit haar stellingen en de aard van het gevorderde. Daarbij is van belang dat sinds het overlijden van erflaatster al bijna zeven jaar zijn verstreken zonder dat de nalatenschap is afgewikkeld.
Ontruiming van de woning
4.3.
Betwist wordt dat [gedaagde] zonder recht of geldige titel in de woning zou verblijven. [gedaagde] heeft de nalatenschap zuiver aanvaard en is daarom op grond van artikel 3:80 BW mede-eigenaar van de woning. Hij bewoont de woning al vanaf 1996 met toestemming van zowel erflater als erflaatster. Te gelde making is hier niet aan de orde omdat de activa van de nalatenschap de passiva overstijgt en het een positieve nalatenschap betreft en er geen externe schuldeisers zijn. [gedaagde] wenst de woning over te nemen, maar bij toedeling moet rekening worden gehouden met de financiële aanspraken van [gedaagde] op de nalatenschap. Bovendien heeft [gedaagde] geen alternatieve woonruimte, aldus [gedaagde] .
4.4.
Ter zitting van 19 september 2023 hebben partijen de rechtbank verzocht de zaak aan te houden om te bezien of de woning aan [gedaagde] kon worden toebedeeld. Op 11 april 2024 heeft Geradts q.q. de rechtbank verzocht om vonnis te wijzen. [gedaagde] heeft gelet op die omstandigheid naar het oordeel van de voorzieningenrechter ruim de gelegenheid gehad om de woning over te kunnen nemen. Van de overige erfgenamen kan niet gevergd worden dat zij nog langer in onverdeeldheid blijven. Daarom overweegt de rechtbank als volgt.
4.5.
Het is de taak van de vereffenaar om de nalatenschap te vereffenen, waarna conform artikel 4:222 BW de verdeling volgt. De vereffenaar is niet bevoegd om de nalatenschap te verdelen, maar wel om goederen van de nalatenschap te gelde te maken voor zover dat voor de voldoening van de schulden van de nalatenschap nodig is ex artikel 4:215 BW. Geradts q.q. heeft voldoende aangetoond dat het noodzakelijk is de woning te gelde te maken om de schulden van de nalatenschap, hier met name de erfdelen in de nalatenschap van erflater, te kunnen voldoen. Hoewel de schulden de goederen van de nalatenschap niet overstijgen en de nalatenschap positief is, gaat [gedaagde] eraan voorbij dat er onvoldoende liquide middelen zijn om de schulden te kunnen voldoen. Dat het hier gaat om interne schuldeisers, namelijk de erfgenamen zelf, en niet om externe schuldeisers doet niet ter zake. De erfdelen uit de nalatenschap van erflater zijn schulden in de nalatenschap van erflaatster en moeten worden vereffend. Van een verzoek tot ontheffing conform artikel 4:202 lid 2 BW is niet gebleken. Bovendien heeft de rechtbank een vereffenaar benoemd, Geradts q.q., omdat de erfgenamen onderling niet tot vereffening zijn kunnen overgaan. Dat vereffening hier niet aan de orde is, zoals [gedaagde] stelt, is dan ook onjuist. In het kader van de vereffening kan Geradts q.q. de woning te gelde maken om de schulden van de nalatenschap te kunnen voldoen.
4.6.
De vereffenaar is niet alleen bevoegd tot het te gelde maken van de woning maar daartoe onder omstandigheden zoals de onderhavige ook gehouden. Die taakuitoefening wordt op onrechtmatige wijze belemmerd als [gedaagde] zonder goede gronden/zwaarwegende omstandigheden weigert om de te gelde te maken woning te ontruimen, wat kwalificeert als onrechtmatig handelen jegens de vereffenaar. Dergelijke goede gronden/zwaarwegende omstandigheden zijn aanwezig als [gedaagde] met recht of geldige titel in de woning verblijft. De voorzieningenrechter acht dergelijke goede gronden/zwaarwegende omstandigheden niet aanwezig zodat van onrechtmatig handelen in bovenbedoelde zin sprake is, wat hieronder nader wordt uiteengezet.
4.7.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij de nalatenschap zuiver heeft aanvaard en zo van rechtswege al mede-eigenaar is van de woning. Bij een zuivere aanvaarding verkrijgt een erfgenaam, samen met de overige erfgenamen, alle goederen van de nalatenschap. Ook is de erfgenaam die zuiver heeft aanvaard aansprakelijk voor alle schulden van de nalatenschap. Pas nadat er is verdeeld, staat vast wie (mede-)eigenaar is van de woning. Tot die tijd zijn in dit geval alle erfgenamen voor gelijke delen eigenaar van de goederen van de nalatenschap, zo ook de woning. Zuivere aanvaarding van een nalatenschap brengt dus geen voorrang met zich bij het, uit uitsluiting van de overige erfgenamen, verkrijgen van bepaalde goederen uit de nalatenschap, zodat dit verweer niet slaagt.
4.8.
Daarnaast heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij op basis van gegeven toestemming van erflater en erflaatster sinds 1996 in de woning woont. Niet gesteld of gebleken is dat deze toestemming, voor zover juist, inhoudt dat [gedaagde] ook ná het overlijden van erflaatster in de woning mocht blijven wonen. Ook in het testament is daarover niets bepaald. Zonder nadere bewijslevering, waarvoor dit kort geding zich niet leent, is dus niet aannemelijk dat [gedaagde] thans op basis van toestemming in de woning verblijft, zodat ook dit verweer niet slaagt.
4.9.
Artikel 3:169 BW bepaalt dat iedere deelgenoot is bevoegd tot het gebruik van een gemeenschappelijk goed voor zover dit gebruik met het recht van de overige deelgenoten is te verenigen. De voorzieningenrechter overweegt dat van een met het recht van de overige erfgenamen overeenstemmend gebruik geen sprake is. Het gebruik door [gedaagde] verhindert dat de vereffening kan worden voltooid en de nalatenschap kan worden afgewikkeld. Ook dit kan [gedaagde] niet baten.
4.10.
[gedaagde] heeft verder aangevoerd dat de tot zijn eigendom behorende woning aan de [adres] volledig is verhuurd zodat hij geen alternatieve woonruimte heeft. Ook voor zover dit juist zou zijn, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde] gelegenheid heeft gehad om tijdig andere woonruimte te zoeken. Geradts q.q. heeft [gedaagde] al bij brief van 30 december 2022 medegedeeld de woning te willen verkopen en hem verzocht de woning te verlaten. Ook de daarop volgende brieven van Geradts q.q. van 16 februari 2023 en 7 maart 2023 hebben eenzelfde strekking. [gedaagde] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij sindsdien pogingen heeft verricht om andere woonruimte te vinden terwijl hij daar ruimschoots de tijd voor heeft gehad. Dat [gedaagde] bij toewijzing van de ontruimingsvordering op korte termijn de woning moet verlaten zonder dat hij de beschikking heeft over alternatieve woonruimte, komt voor zijn eigen rekening en risico.
4.11.
Nu niet kan worden aangenomen dat [gedaagde] met recht of geldige titel in de woning verblijft, handelt hij onrechtmatig jegens Geradts q.q. door in de woning te verblijven en is de vordering tot ontruiming toewijsbaar. De voorzieningenrechter acht het waarschijnlijk dat een gelijkluidende vordering in een bodemprocedure ook wordt toegewezen. Daarom zal de voorzieningenrechter de ontruimingsvordering toewijzen.
4.12.
De hiermee samenhangende vordering ter zake de ontruimingskosten, voor zover de ontruiming conform artikel 556 Rv plaatsvindt, zal worden afgewezen. In het algemeen geldt dat die kosten in beginsel voor de geëxecuteerde zijn, maar de voorzieningenrechter kan [gedaagde] niet op voorhand al in de executiekosten veroordelen omdat nog niet vaststaat of deze kosten gemaakt zullen worden en zo ja, wat de (redelijke) omvang daarvan is (artikel 556 Rv jo. 237 lid 3 Rv). De vordering is te onbepaald om te kunnen worden toegewezen.
4.13.
Geradts q.q. vordert om aan de veroordeling tot ontruiming een dwangsom te verbinden. Een dwangsom dient als prikkel tot nakoming. Aangezien [gedaagde] meermaals schriftelijk is verzocht om de woning te verlaten en daar tot op heden geen gehoor aan heeft gegeven, acht de voorzieningenrechter een dwangsom van € 1.000,00 per dag(deel) met een maximum van € 50.000,00 hier op zijn plaats.
Uitschrijving Basisregistratie Personen
4.14.
Uit artikel 2.39 Wet basisregistratie personen volgt dat [gedaagde] zich uiterlijk vijf dagen na zijn verhuizing moet laten uitschrijven op het adres van de woning. Dit is een wettelijke verplichting van [gedaagde] jegens de staat. Niet gesteld of gebleken is dat het niet nakomen van deze wettelijke verplichting jegens de staat een onrechtmatige daad met zich brengt jegens Geradts q.q. dan wel de overige erfgenamen. De voorzieningenrechter wijst daarom de vordering af.
4.15.
Aangezien de vordering tot het uitschrijven uit de Basisregistratie Personen wordt afgewezen, volgt de dwangsom die Geradts q.q. hieraan wenst te verbinden datzelfde lot.
Proceskosten
4.16.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Geradts worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
129,86
- griffierecht
314,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
173,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.723,86

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te [postcode] [plaatsnaam] te verlaten en te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken niet van [gedaagde] zijn en tot de nalatenschap behoren, en ontruimd te houden alsmede de sleutels af te geven aan Geradts q.q., op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag(deel) dat hij hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 50.000,00,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.723,86, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 90,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. R. Kluin en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2024.
JC