ECLI:NL:RBLIM:2024:2092
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Benoeming tijdelijk beheerder van de nalatenschap op grond van artikel 4:190 lid 1 BW
Op 6 maart 2024 is er een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Limburg, locatie Roermond, door mr. G.H.M. van Kan, notaris te Beekdaelen, als gevolmachtigde van de verzoekster. Het verzoek betreft de benoeming van mr. G.H.M. van Kan tot beheerder van de nalatenschap van de overledene, die op [overlijdensdatum] 2022 is overleden. De overledene heeft geen testament achtergelaten, waardoor de nalatenschap volgens de wet vererft. De verzoekster, zus van de overledene, stelt dat de nalatenschap onbeheerd is en dat het noodzakelijk is dat een professionele beheerder wordt aangesteld om de nalatenschap te beheren en de nodige handelingen te verrichten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 24 april 2024 zijn de belanghebbenden, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Een van de belanghebbenden, de broer van de overledene, heeft schriftelijk verweer gevoerd en geeft aan dat er een beschermingsbewind was ingesteld over de goederen van de overledene. Hij heeft onvoldoende inzicht in de omvang van de nalatenschap en ziet het belang van een tijdelijk beheerder niet in.
De kantonrechter overweegt dat artikel 4:191 lid 2 BW voorziet in een beheersmaatregel tot behoud van de goederen van de nalatenschap. De kantonrechter is van oordeel dat de verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat benoeming van een tijdelijk beheerder noodzakelijk is. De kantonrechter benoemt mr. G.H.M. van Kan tot tijdelijk beheerder van de nalatenschap en verleent hem de bevoegdheden die nodig zijn voor de uitoefening van zijn taak. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. J.W. Rijksen.