ECLI:NL:RBLIM:2024:2039

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
11010400 CV EXPL 24-1599
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens exorbitant hoog gasverbruik en overlast door huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter op 25 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een groep eisers, bestaande uit meerdere huurders, en Bebu Bewindvoering B.V., de bewindvoerder van de onderbewindgestelde huurder. De eisers vorderden ontruiming van de huurwoning van de onderbewindgestelde, die zich schuldig had gemaakt aan exorbitant hoog gasverbruik, onbetaalde energiekosten en overlast voor de medebewoners. De huurovereenkomst was in 2016 gesloten, maar de onderbewindgestelde had sinds juli 2022 geen betalingen meer verricht voor de energiekosten, wat leidde tot een opeenhoping van achterstallige rekeningen. Ondanks meerdere betalingsregelingen en aanmaningen, bleef de onderbewindgestelde in gebreke. De kantonrechter oordeelde dat de tekortkomingen van de onderbewindgestelde in de nakoming van de huurovereenkomst zo ernstig waren dat de eisers recht hadden op ontruiming. De rechter stelde een ontruimingstermijn van twee weken na betekening van het vonnis vast en veroordeelde Bebu Bewindvoering tot betaling van de achterstallige energiekosten, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werden de proceskosten aan de zijde van de eisers toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11010400 \ CV EXPL 24-1599
Vonnis in kort geding van 25 april 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

te [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres sub 2],
te [woonplaats 2] ,
3.
[eiseres sub 3],
te [woonplaats 3] ,
4.
[eiser sub 4],
te [woonplaats 4] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. C.L.C. O'Connor,
tegen
BEBU BEWINDVOERING B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen en gelden van
[naam onderbewindgestelde],
te Kerkrade,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Bebu Bewindvoering,
gemachtigde: mr. L.N. Hermans.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de op voorhand door Bebu Bewindvoering in het geding gebrachte productie 1
- de pleitnota van Bebu Bewindvoering
- de mondelinge behandeling van 11 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de door Bebu Bewindvoering bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in het geding gebrachte bankafschriften.

2.De feiten

2.1.
[naam onderbewindgestelde] heeft met (de rechtsvoorganger van) [eisers] een schriftelijke huurovereenkomst gesloten op grond waarvan hij per 1 augustus 2016 van (de rechtsvoorganger van) [eisers] huurt het appartement met inpandige berging aan de [adres] te [woonplaats 5] (productie 1 dagvaarding). Op deze huurovereenkomst zijn de Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Woonruimte van toepassing (productie 2 dagvaarding). Daarin staat voor zover relevant:
“(…) 14.2 Verhuurder verstrekt huurder elk jaar, uiterlijk 6 maanden na het verstrijken van dat kalenderjaar, een rubrieksgewijs overzicht van de aan verhuurder in rekening gebrachte kosten van de leveringen en diensten, met vermelding van de wijze van berekening daarvan en voor zover van toepassing, het aandeel van huurder in die kosten. (…)
14.3
Wat blijkens het overzicht over de betreffende periode, rekening houdend met voorschotbetalingen, door huurder te weinig is betaald of door verhuurder te veel is ontvangen, dient binnen een maand na verstrekking van het overzicht te worden bijbetaald of terugbetaald. (…)
15 De kosten van verbruik van water, gas, elektriciteit en andere energie (…) zijn voor rekening van huurder, ook indien deze door de leverancier aan verhuurder in rekening worden gebracht. (…)
20.4
Ingeval het tekortschieten bestaat uit de niet tijdige betaling van een geldsom en in verband met de incassering daarvan buitengerechtelijke kosten moeten worden gemaakt, worden deze hierbij bepaald op tenminste 15% van het verschuldigde bedrag met een minimum van € 125,-. Ingeval de buitengerechtelijke incasso door een gemachtigde c.q. raadsman/raadsvrouw geschiedt, worden deze bedragen vermeerderd met de door verhuurder aan zijn gemachtigde c.q. raadsman/raadsvrouw over de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigde omzetbelasting.
20.5
De aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten ontstaat pas nadat de partij die tekortschiet schriftelijk door de andere partij is aangemaand, waarbij haar een redelijke termijn tot nakoming is gesteld en de nakoming binnen die termijn uitblijft.
20.6
Huurder is aan verhuurder een direct opeisbare boete van € 25,00 per kalenderdag verschuldigd voor elke verplichting uit deze overeenkomst met de bijbehorende algemene bepalingen die hij niet nakomt of overtreedt, onverminderd zijn verplichting om alsnog aan die verplichting te voldoen en onverminderd verhuurders overige rechten op schadevergoeding of anderszins. (…)”
2.2.
Bij brief van 5 juli 2022 heeft (de beheerder van) [eisers] aan [naam onderbewindgestelde] meegedeeld (productie 4 dagvaarding):
“(…) Namens de eigenaren wil ik u middels deze brief informeren dat we een zeer hoge afrekening van de energiekosten nog met u moeten verreken van € 1.987,68. Dit betreft de afrekening gas en elektra over de periode medio juli 2021 – ultimo mei 2022 en het water over de periode ultimo 2021 – medio juni 2022.
Ik verzoek u spoedig doch uiterlijk binnen 14 dagen over te gaan tot betaling (…) Indien u behoefte heeft aan een gespreid betalingsplan dan verneem ik dat graag. (…)”
2.3.
Voormelde brief heeft (de beheerder van) [eisers] ook aan Bebu Bewindvoering gestuurd op 7 juli 2022 (productie 5 dagvaarding).
2.4.
Na diverse betalingsherinneringen reageert Bebu Bewindvoering bij emailbericht van 20 oktober 2022 (productie 7 dagvaarding):
“(…) Ik kan met u een betaalafspraak maken voor een eenmalige betaling van € 800,00 en het restant maandelijks aflossen met een bedrag van € 40,00. Meer is helaas niet mogelijk op dit moment. (…)”
2.5.
Bij brief van 16 november 2022 bericht (de beheerder van) [eisers] aan Bebu Bewindvoering (productie 8 dagvaarding):
“(…) bevestigen wij u hierbij de gemaakte betalingsafspraak. De vordering van € 1.987,68 gaat de heer J. [naam onderbewindgestelde] voldoen in 31 termijnen conform onderstaand overzicht:
Termijn 1 € 800,00 aanvang 25 november 2022
Termijn 2 t/m 30 € 40,00 aanvang 25 december 2022 en daarna maandelijks
op de 25e.
Termijn 31 € 27,68 laatste termijn op 25 mei 2025
(…) komt bij niet tijdige betaling deze betalingsregeling direct te vervallen en is het openstaande bedrag direct opeisbaar geworden. (…)”
2.6.
Bebu Bewindvoering en [naam onderbewindgestelde] zijn de betalingsregeling niet nagekomen, waardoor deze is komen te vervallen.
2.7.
Bij brief van 3 november 2022 bericht de gemeente Kerkrade aan [eisers] dat zij al geruime tijd overlastmeldingen ontvangen over het pand en de bewoners van [adres] . De meldingen gaan o.a. over geluidsoverlast en het afval dat voor de woning wordt geplaatst (productie 9 dagvaarding).
2.8.
Op 30 november 2022 heeft op initiatief van de gemeente een overleg plaatsgevonden tussen de gemeente en [eisers] . Van dit gesprek zijn notulen gemaakt (productie 10 dagvaarding).
2.9.
[naam onderbewindgestelde] is per brief van 26 januari 2023 geïnformeerd over de overlastmeldingen en heeft meerdere gedragsaanwijzingen gekregen (productie 11 dagvaarding).
2.10.
Bij brief van 15 maart 2023 bericht (de gemachtigde van) [eisers] aan (de gemachtigde van) [naam onderbewindgestelde] (productie 15 dagvaarding):
“(…) Vordering betaling afrekening nutskosten
Zoals aangekondigd in mijn eerdere brief hebben cliënten inmiddels de afrekening binnen over de periode juni 2022 tot en met januari 2023 (…) Na toepassing van de verdeelsleutel is [naam onderbewindgestelde] naast de eerder genoemde € 1.987,68 over de periode juli 2021 tot en met mei 2022, nog € 1.278,74 over juni 2022 tot en met januari 2023 aan cliënten verschuldigd (bijlage 2). (…)
Zoals al eerder aangegeven, begrijpen cliënten dat [naam onderbewindgestelde] het totaalbedrag (…) wellicht niet in 1 keer kan voldoen. Derhalve zijn zij nog steeds bereid een betalingsregeling met (de bewindvoerder van) [naam onderbewindgestelde] overeen te komen. (…)”
2.11.
Bij emailbericht van 11 mei 2023 deelt (de gemachtigde van) [naam onderbewindgestelde] aan (de gemachtigde van) [eisers] mee (productie 16 dagvaarding):
“(…) Bij het overleg met uw collega (…) bij de gemeente Kerkrade op 13 april is gesproken over een betalingsregeling energie kosten. Ik heb dit met de bewindvoerder van mijn cliënt besproken en kan uw cliënten als volgt aanbieden.
De heer [naam onderbewindgestelde] kan € 150,00 per maand extra betalen aan de afrekening energiekosten over de periode 2022 – januari 2023 die u heeft begroot op € 1.278,74. De regeling kan ingaan per mei. (…)”
2.12.
Bij brief van 31 mei 2023 gaat [eisers] akkoord met voormelde betalingsregeling (productie 18 dagvaarding). Verder wordt in deze brief meegedeeld dat de overlast minder is geworden maar nog niet is gestopt, vochtige doekjes in de riolering zijn geconstateerd welke afkomstig zijn van [naam onderbewindgestelde] , is [naam onderbewindgestelde] gewezen op het hoge energieverbruik en is een voorstel gedaan voor beëindiging van de huurovereenkomst met wederzijds goedvinden.
2.13.
Bebu Bewindvoering en [naam onderbewindgestelde] zijn de betalingsregeling niet nagekomen.
2.14.
Bij brief van 8 februari 2024 deelt (de gemachtigde van) [eisers] aan Bebu Bewindvoering en [naam onderbewindgestelde] mee (productie 19 dagvaarding)
“(…) Sinds augustus 2023 hebben [eisers] alle andere appartementen in het complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt verduurzaamd en afgesloten van het gas. Deze appartementen zijn inmiddels dus volledig gasloos. Sinds augustus 2023 is [naam onderbewindgestelde] de enige huurder in het complex die gas verbruikt. Sinds mei 2023 is reeds ruim 4.000 m3 gas verbruikt. Het gemiddelde gasverbruik voor een alleenstaand huishouden bedraagt in Nederland 1.000 m3 per jaar.
Gelet op het feit dat [naam onderbewindgestelde] sinds juli 2022 (!) niet meer voldoet aan zijn betalingsverplichtingen wat betreft de energiekosten, vrezen [eisers] voor het scenario waarin zij zélf zullen opdraaien voor deze energiekosten.
Nu de verschillende (…) betalingsregelingen nimmer zijn nagekomen, zien [eisers] géén andere uitweg meer dan de huurovereenkomst met [naam onderbewindgestelde] te beëindigen.
Hierbij sommeer ik [naam onderbewindgestelde] (…) de openstaande energiekosten (…) te betalen (…)
Indien [naam onderbewindgestelde] hieraan niet voldoet, zal ik namens [eisers] een kort gedingprocedure starten waarin ik ontruiming van het gehuurde vorder. De achterstallige energiekosten in combinatie met de hoogte van het gasverbruik maken een spoedige ontruiming noodzakelijk.
(…)
Volledig los van achterstallige energiekosten, schiet [naam onderbewindgestelde] ook op andere punten ernstig tekort in de nakoming van zijn verplichtingen op grond van de tussen partijen lopende huurovereenkomst. Wellicht ten overvloede, maar om misverstanden te voorkomen, som ik de tekortkomingen hierbij op:
[naam onderbewindgestelde] veroorzaakt geluidsoverlast voor omwonenden.
[naam onderbewindgestelde] deponeert afval en afvalzakken op de binnenplaats bij het gehuurde en op straat rondom het gehuurde.
[naam onderbewindgestelde] rijdt zijn motor (al dan niet met lopende motor) in het gehuurde.
[naam onderbewindgestelde] vervuilt het gehuurde c.q. houdt het gehuurde op géén enkele wijze schoon, met stankoverlast tot gevolg.
(…)
Hierbij sommeer ik [naam onderbewindgestelde] om bovengenoemd wangedrag met onmiddellijke ingang te staken, om het gehuurde schoon te maken en schoon te houden en om géén zaken door de wc te spoelen die daarvoor niet geschikt zijn – waaronder uitdrukkelijk het verbod om natte doekjes door de wc te spoelen (…)”
2.15.
Bij emailbericht van 5 maart 2024 deelt (de gemachtigde van) Bebu Bewindvoering en [naam onderbewindgestelde] aan [eisers] mee (productie 20 dagvaarding):
“(…) Op uw schrijven van 8 februari 2024 kan ik u berichten dat mijn cliënt bereid is tot een betalingsregeling van € 50,00 extra per maand. Meer resteert er niet van zijn bijstandsinkomen helaas. (…)”
2.16.
Bij emailbericht van 12 maart 2024 reageert (de gemachtigde van) [eisers] (productie 21 dagvaarding):
“(…) Gelet op de hoogte van de achterstallige energieafrekeningen, kunnen [eisers] niet akkoord gaan met de door u voorgestelde betalingsregeling.
Het gasverbruik is bovendien dusdanig, dat toekomstige energieafrekeningen enorm zullen zijn. De door u voorgestelde betalingsregeling zet dan geen zoden aan de dijk. Ik stuur u hierbij de meest recente energieafrekening. Op grond hiervan dient [naam onderbewindgestelde] maar liefst
€ 6.170,05 na te betalen. (…)”

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert veroordeling van Bebu Bewindvoering tot ontruiming van het gehuurde alsmede veroordeling van Bebu Bewindvoering tot betaling van € 12.050,37 aan energieafrekeningen (inclusief boete), vergoeding buitengerechtelijke kosten, de beslagkosten, de proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[eisers] legt aan haar vordering ten grondslag dat [naam onderbewindgestelde] ernstig tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst en zich niet als goed huurder gedragen heeft. Daartoe voert [eisers] aan dat [naam onderbewindgestelde] de energieafrekeningen onbetaald laat en overlast veroorzaakt.
3.3.
Bebu Bewindvoering heeft verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna voor zover relevant nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voorop staat dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een ingrijpende maatregel is, die diep ingrijpt in het woonrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Om die reden moet telkens van geval tot geval en met inachtneming van alle betrokken belangen worden beoordeeld of er voldoende (zwaarwegende) bijzondere omstandigheden zijn, die de toepassing van een dergelijke, in de praktijk vaak definitieve maatregel, rechtvaardigen. Ook met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een geldsom is terughoudendheid op zijn plaats. De kantonrechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de kantonrechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar, kort gezegd, het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welke risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
Spoedeisend belang
4.2.
Bij de beoordeling van het geschil komt eerst de vraag aan de orde of [eisers] voldoende spoedeisend belang heeft bij de door haar ingestelde vordering, zoals [eisers] stelt en Bebu Bewindvoering betwist. De kantonrechter oordeelt dat genoegzaam is gebleken dat het gaat om een spoedeisende zaak waarin, gelet op het belang van [eisers] een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist. Vaststaat immers dat [naam onderbewindgestelde] al vanaf juli 2022 is gewezen op zijn exorbitant hoog gasverbruik. De door [eisers] aan [naam onderbewindgestelde] toegezonden energieafrekeningen ten bedrage van € 1.987,68 over de periode juli 2021 tot en met mei 2022, € 1.278,74 over de periode juni 2022 tot januari 2023 en
€ 1.042,11 over de maanden januari 2023 en februari 2023 zijn voor [naam onderbewindgestelde] geen aanleiding geweest om iets te ondernemen om zijn gasverbruik te verminderen. Ook zijn deze rekeningen nog steeds niet betaald. De laatste afrekening bedraagt € 6.170,05 en ziet op de periode maart 2023 tot februari 2024. [naam onderbewindgestelde] heeft niet weersproken dat hij vanaf augustus 2023 de enige huurder is die nog op het gas is aangesloten. Gelet op de financiële draagkracht van [naam onderbewindgestelde] kan hij nimmer de kosten verbonden aan zijn exorbitante gasverbruik voldoen. Ondanks dat [naam onderbewindgestelde] is gewezen op zijn abnormale gasverbruik, komt er geen verbetering in de situatie. De hiervoor geschetste omstandigheden zijn van dien aard dat op dit moment sprake is van een situatie die zodanig acuut is dat van [eisers] niet gevergd kan worden de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten.
Afrekeningen energie
4.3.
Gelet op de door Bebu Bewindvoering getroffen betalingsregelingen (hiervoor weergegeven in r.o. 2.4., 2.5., 2.11. en 2.12.) dient voorts te worden aangenomen dat Bebu Bewindvoering de verschuldigdheid van de afrekening energiekosten juli 2021 – mei 2022 van € 1.987,68 en juni 2022 – januari 2023 van € 1.278,74 erkent. Hetgeen Bebu Bewindvoering bij gelegenheid van de mondelinge behandeling voor het eerst heeft aangevoerd kan haar dan ook niet baten. Anders dan Bebu Bewindvoering heeft aangevoerd, is er wel een onderbouwing van de energiekosten door [eisers] in het geding gebracht. Er zijn jaarafrekeningen overgelegd van de energieleveranciers Van de Bron en Van Helder, waarop het energiegebruik van het gehele pand valt te herleiden vanaf
1 februari 2022 tot en met februari 2024. Op de specificaties die [eisers] heeft gemaakt is te zien hoe de energiekosten vervolgens over de vijf appartementen in het pand wordt verdeeld. Dit is een gangbare verdeelsleutel.
Dat er door [eisers] geen energierekening is verstrekt over de periode juli 2021-januari 2022 en over januari en februari 2023 is op de mondelinge behandeling voor het eerst als verweer naar voren gebracht. Nu hier nooit eerder om is gevraagd en voor de afrekening die deels op deze periode ziet, eerder een betalingsregeling is afgesproken, gaat de kantonrechter daaraan voorbij.
4.4.
Ook het verweer dat het gasverbruik onverklaarbaar hoog is en moet liggen aan gebrekkige cv-installatie, komt rijkelijk laat. Pas op de mondelinge behandeling is dit naar voren gebracht, terwijl al vanaf juli 2022 bekend is dat het gasverbruik sinds juli 2021 zeer hoog is. Voor zover de cv-installatie gebrekkig is, had het op de weg van Bebu Bewindvoering dan wel [naam onderbewindgestelde] gelegen om daarover eerder bij [eisers] te klagen. Daarvan is niet gebleken.
4.5.
Nu de de door [naam onderbewindgestelde] (ook pas op de mondelinge behandeling) overgelegde bankafschriften weergegeven betalingen geen betalingskenmerk vermelden, kunnen deze betalingen gelet op de betwisting door [eisers] niet worden gekoppeld aan de facturen betrekking hebbende op de energieafrekeningen.
4.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, ligt de vordering voor zover die ziet op de afrekeningen van € 1.987,68 en € 1.278,74 voor toewijzing gereed. De afrekening van
€ 1.042,11 over de maanden januari 2023 en februari 2023 zal eveneens worden toegewezen. Het daarin in rekening gebrachte verbruik vloeit logisch voort uit de andere twee energierekeningen en is onvoldoende gemotiveerd weersproken.
4.7.
Met betrekking tot de afrekening energiekosten over de periode maart 2023 tot februari 2024, te weten een bedrag van € 6.170,05, merkt de kantonrechter op dat [naam onderbewindgestelde] op het moment van dagvaarden en bij gelegenheid van de mondelinge behandeling nog niet in verzuim verkeerde, zodat dit deel van de vordering niet kan worden toegewezen.
4.8.
Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, brengt met zich dat de vordering ter zake de energieafrekeningen tot een bedrag van € 4.308,53 (€ 1.987,68 +
€ 1.278,74 + € 1.042,11) zal worden toegewezen. De daarover gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen.
4.9.
[naam onderbewindgestelde] is ook anderszins tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiende uit de huurovereenkomst. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [naam onderbewindgestelde] gesteld dat de overlast van het vuilnis en zijn overlastgevend gedrag met zijn motor zich niet langer meer voordoen. Echter Bebu Bewindvoering en [naam onderbewindgestelde] hebben niet betwist dat begin februari 2024 weer sprake is geweest van verstopping van het riool door de aanwezigheid van vochtige doekjes die afkomstig zijn van het gehuurde van [naam onderbewindgestelde] , terwijl [naam onderbewindgestelde] er in mei 2023 al op is gewezen dat hij geen vochtige doekjes in het toilet moet gooien. Dat [naam onderbewindgestelde] daar destijds op heeft gereageerd door naar een andere huurder te wijzen, kan hem nu niet baten. Het andere appartement wordt vanaf augustus 2023 niet meer bewoond, zo heeft [eisers] onbetwist gesteld, en toch is het riool weer verstopt, waar (naast het leegstaande appartement) alleen het appartement van [naam onderbewindgestelde] op is aangesloten. De doekjes moeten dus wel van [naam onderbewindgestelde] afkomstig zijn.
4.10.
De kantonrechter is van oordeel dat de tekortkomingen van [naam onderbewindgestelde] in de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiende uit de huurovereenkomst zo ernstig zijn, dat in voldoende mate waarschijnlijk is dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden.
4.11.
Het ligt op de weg van Bebu Bewindvoering en [naam onderbewindgestelde] om bijzondere omstandigheden te stellen (en bij betwisting te bewijzen) die tot de conclusie kunnen leiden dat genoemde tekortkoming gezien haar bijzondere aard of betekenis de (ontbinding en de daaraan verbonden) ontruiming niet rechtvaardigt. Zulke omstandigheden zijn niet gebleken. Het enkele feit dat [eisers] geen melding van de betalingsachterstand van [naam onderbewindgestelde] bij de gemeente heeft gedaan zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening (hierna: Besluit) is op zichzelf genomen onvoldoende om een vordering tot ontbinding van een huurovereenkomst af te wijzen. Er is geen sanctie gesteld op het niet melden en de verhuurder houdt de mogelijkheid om aan de rechter ontbinding van de huurovereenkomst te vragen. Wel zal de rechter de vroegsignalering van schulden kunnen betrekken bij de afweging of huisuitzetting te rechtvaardigen. Naast het feit dat niet voldaan is aan artikel 2 van het Besluit zal sprake moeten zijn van bijkomende omstandigheden die maken dat de tekortkoming, gelet op alle omstandigheden van het geval, van onvoldoende gewicht is om de ontbinding van de overeenkomst te rechtvaardigen. Van dergelijke omstandigheden is in dit geval naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gebleken. De door Bebu Bewindvoering aangevoerde persoonlijke omstandigheden van [naam onderbewindgestelde] kunnen evenmin aan toewijzing van de vordering in de weg staan. Deze komen voor risico van [naam onderbewindgestelde] . Nu het hoogst waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure tot ontbinding van de huurovereenkomst zal worden besloten, ligt de gevorderde ontruiming voor toewijzing gereed. De ontruimingstermijn zal worden gesteld op twee weken na betekening van het vonnis. Voor een langere ontruimingstermijn wordt geen aanleiding gezien.
4.12.
[eisers] behoeft geen machtiging van de kantonrechter om het bevel tot ontruiming zo nodig af te dwingen. De in de wet aan de deurwaarder verleende bevoegdheden tot reële executie (art. 555 e.v. Rv in verbinding met art. 444 Rv) worden toereikend geacht, zodat [eisers] bij een afzonderlijke machtiging geen belang heeft.
4.13.
De in het kader van de ontruiming gevorderde dwangsom wordt eveneens afgewezen, omdat [eisers] de ontruiming middels de grosse van dit vonnis kan bewerkstelligen.
Boete- en incassobeding
4.14.
Bebu Bewindvoeringen heeft aangevoerd dat deze in de algemene bepalingen opgenomen bedingen (zoals hiervoor in r.o. 2.1. weergegeven) oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (93/13/EG, hierna: de richtlijn). [eisers] heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij alleen aanspraak maakt op 15% aan buitengerechtelijke kosten op grond van het bepaalde in artikel 20.4 van de algemene bepalingen en niet op de overige boetes.
4.15.
De kantonrechter stelt voorop dat [eisers] is aan te merken als een professionele verhuurder. Zij heeft het pand (met vijf verhuurappartementen) in eigendom verworven kennelijk met de bedoeling om die te (blijven) verhuren. [naam onderbewindgestelde] is aan te merken als een consument. Daarom moet de kantonrechter (desnoods ambtshalve) beoordelen of er sprake is van oneerlijke bedingen jegens de consument in de zin van artikel 3 van de Europese Richtlijn Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (richtlijn 93/13). Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a BW, waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is ten opzichte van de consument vernietigbaar is.
4.16.
De incassobedingen in artikel 20.4 en 20.5 van de algemene bepalingen zijn op zichzelf, maar ook in combinatie met artikel 20.6 oneerlijk. In deze artikelen wordt ten nadele van de consument afgeweken van het bepaalde in artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Er wordt immers van uitgegaan dat alle kosten verschuldigd zijn. Daarbij is ook geen maximum opgenomen, wat ertoe leidt dat onbeperkte kosten voor rekening van de consument zouden kunnen komen. Dat zou tot gevolg hebben dat de consument belast wordt met hogere kosten dan wettelijk is toegestaan. Ook is in dit geval de bedongen vergoeding altijd ten minste 15% van het verschuldigde bedrag, met een minimum van € 125,- en daarmee hoger dan de wettelijke vergoeding. Daarnaast biedt de tekst van de bedingen [eisers] de mogelijkheid om na elke aanmaning al incassokosten in rekening te brengen, terwijl de wettekst voorschrijft dat de incassokosten pas ná het verstrijken van de in de veertiendagenbrief genoemde termijn verschuldigd zijn. Dat artikel 20.5 voorschrijft dat wel eerst een ‘redelijke termijn tot nakoming’ wordt gegeven, is in dit verband onvoldoende omdat die bewoordingen niet voldoende aansluiten bij artikel 6:96 lid 5 en lid 6 BW en het Besluit. Bovendien geldt dat de cumulatie met het boetebeding in artikel 20.6 de oneerlijkheid van de bedingen alleen nog maar versterkt. Dit leidt ertoe dat de kantonrechter deze bedingen zal vernietigen. Terugvallen op de wettelijke regeling is niet mogelijk. Als gevolg daarvan wordt de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
Proceskosten
4.17.
Bebu Bewindvoering zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eisers] worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot op:
- dagvaarding € 140,05
- griffierecht € 248,00
- salaris gemachtigde € 814,00
- nakosten €
135,00
Totaal € 1.337,05

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Bebu Bewindvoering het gehuurde staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats 5] binnen twee weken na betekening van dit vonnis met al het hare en de haren te verlaten, te ontruimen en onder afgifte der sleutels ter vrije beschikking van [eisers] te stellen,
5.2.
veroordeelt Bebu Bewindvoering om aan [eisers] tegen bewijs van kwijting te betalen € 4.308,53 aan energieafrekeningen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling.
5.3.
veroordeelt Bebu Bewindvoering in de aan de zijde van [eisers] gevallen proceskosten, welke worden begroot op € 1.337,05,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2024.
CJ